ECLI:NL:RBMNE:2019:6776
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens diefstal met geweld na onvoldoende bewijs van betrokkenheid verdachte
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De tenlastelegging betrof een overval op snackbar [naam snackbar] op 21 november 2018, waarbij de verdachte zou hebben gedreigd met een mes en een geldbedrag van ongeveer 850 euro zou hebben gestolen van de aangeefster, [slachtoffer]. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. C.C. Polat, hun standpunten naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuige [getuige] een belangrijke rol speelde in de bewijsvoering, maar dat zijn verklaring niet betrouwbaar genoeg was om de verdachte als dader aan te merken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de herkenning van de verdachte door de getuige niet voldoende was, gezien de omstandigheden waaronder de herkenning plaatsvond. Bovendien waren de bij de verdachte aangetroffen kledingstukken en het mes niet specifiek genoeg om hem als de dader aan te wijzen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde is vrijgesproken. De rechtbank heeft tevens de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, omdat de situatie zoals bedoeld in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering zich niet meer voordeed.