ECLI:NL:RBMNE:2019:6773

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/013889-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling en bedreiging van een pakketbezorger tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het bedreigen van een pakketbezorger. De feiten vonden plaats op 16 januari 2019 in Amersfoort, waar de verdachte samen met een medeverdachte de pakketbezorger heeft mishandeld en met een mes heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen de pakketbezorger, die zijn werkzaamheden uitvoerde conform de hem gegeven werkinstructie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van 100 uren, waarbij de taakstraf kan worden omgezet in hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de pakketbezorger, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 250,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van noodweer, aangezien de verdachte niet in een situatie verkeerde waarin zij zichzelf of een ander moest beschermen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op diefstal. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-013889-19 en 16-659473-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw mr. C. van Oort, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair:zich op 16 januari 2019 te Amersfoort samen met iemand anders schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een telefoon, waarbij geweld is uitgeoefend tegen [slachtoffer] ;
subsidiair:op 16 januari 2019 te Amersfoort samen met iemand anders [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 2: op 16 januari 2019 te Amersfoort [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de aangifte van pakketbezorger [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ), de 112-melding van de assistent-pakketbezorger [getuige] en het aantreffen van (delen van) het pakketje in en rondom de woning van de medeverdachte, moet afgeleid worden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met geweld de iPhone hebben afgepakt. Het oogmerk van toeëigening van de telefoon blijkt uit het blokkeren van de weg van [slachtoffer] door verdachte. Dit handelen was gericht op het binnen de woning houden van de telefoon. Daarnaast heeft verdachte bekend dat zij met een mes op [slachtoffer] is afgelopen met als doel om hem bang te maken en hem het huis uit te jagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde als het onder 2 ten laste gelegde. Verdachte heeft niets met een diefstal te maken gehad. Zij heeft [slachtoffer] ook niet geslagen. De assistent-pakketbezorger heeft ook geen mishandeling gezien, zodat voor het geweld onvoldoende steunbewijs is. Voor feit 1 dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken. Feit 2 kan wel worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit afgeleid kan worden dat verdachte opzet op het medeplegen van de diefstal heeft gehad. Verdachte was in de woning bij medeverdachte [medeverdachte] en nergens uit blijkt dat zij voor haar komst daar reeds op de hoogte was van de levering van een telefoon. Toen tussen [medeverdachte] en de pakketbezorger [slachtoffer] een worsteling ontstond, heeft verdachte ook geweld tegen [slachtoffer] uitgeoefend – mogelijk om [medeverdachte] te helpen – maar de rechtbank is er niet van overtuigd dat zij hierbij opzet had om de telefoon toe te eigenen. Verdachte wordt daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken.
4.3.2
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben betrekking op beide feiten.
In de aangifte van 16 januari 2019 heeft [slachtoffer] het volgende verklaard:
“Op woensdag 16 januari 2019 (…) bevond ik mij voor de deur van mijn afleveradres, [adres 2] te [woonplaats] . (…) Op het moment dat de deur open ging zag ik een man in de opening van de deur staan. (…) [2]
Ik had op dat moment een pakketbezorger in opleiding bij mij (…). We zijn met zijn drieën naar boven gegaan. Ik zag dat er nog een vrouwelijk persoon boven was. (…)
Ik zei dat ik er langs wilden en of hij mij erdoor wilde laten. Ik heb dit twee (2) of drie (3) keer gevraagd. Ik zag dat hij niet aan de kant ging. (…) Op het moment dat ik deels langs hem kon lopen, voelde ik dat ik bij mijn nek werd gepakt. (…) Ik zag dat zowel de man als de vrouw op mij af kwam. (…) Op het moment dat ik het pakketje wilde pakken zag ik dat de vrouw voor mij ging staan. Ik zag en voelde dat zij mij op mijn hoofd sloeg. (…) [3]
Op het moment dat ik weer boven aan de trap stond werd ik weer beetgepakt door de man.
Tegelijkertijd zag ik dat de vrouw een voorwerp pakte. (…) Ik voelde dat de vrouw mij op mijn achterhoofd sloeg. (…)
(…) Onderwijl zag ik dat de vrouw weer naar boven liep. Niet veel later zag ik dat zij naar beneden kwam met een mes. Dit mes had ongeveer de grote van een vleesmes. (…) Ik ben er op dat moment als een haas vandoor gegaan en heb direct de politie gebeld.” [4]
Op 16 januari 2019 deed [getuige] een 112-melding. Deze 112-melding is woordelijk uitgewerkt (M= meldkamer, B=beller):

B: Nou wij eh werken namens eh [bedrijf] en we moesten een pakketje gaan
afleveren?(…)
M: Ja
B: Eh en wij moesten een contract gaan laten tekenen.
M: Ja
B: En dan moeten we ook 1 cent gaan laten pinnen en de klant had geen 1 cent., dus eh
wij mogen dan niet gaan afleveren dus de klant eh begon toen te slaan. En mn collega zit nog binnen ja en ik moest naar buiten rennen. Eh dus ja hij is nog steeds binnen. (…)
M: Mocht de situatie gaan veranderen dat je echt weet of er wordt geslagen of iets
(onverstaanbaar)
B: Er wordt wel geslagen. [5]
Op 16 januari 2019 heeft verdachte bij de politie het volgende verklaard:
“(…) Toen kwam die gozer de trap op en pakte hij een stang en wilde hij mij ook slaan. Hij wilde zijn laptop enzo terug hebben. Maar ik dacht: Ik laat mij eigen niet slaan door zo'n gozer. Dus ben ik naar de keuken gerend en heb ik een keukenmes gepakt. Toen ben ik schreeuwend, met het mes in mijn handen, op die gozer afgerend om hem bang te maken.
Dat is gelukt want die gozer rende er als een haas vandoor en rende zo het huis uit” [6] .
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] en dat zij [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd.
De rechtbank oordeelt dat de verklaring van [slachtoffer] op cruciale punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier. Zo ondersteunt de 112-melding van de assistent-pakketbezorger [getuige] de lezing van [slachtoffer] dat in de woning werd geslagen. Hoewel ook is geverbaliseerd dat [getuige] zou hebben gezegd dat hij niet gezien heeft dat [slachtoffer] is ‘mishandeld’, acht de rechtbank de 112-melding het meest betrouwbaar. In tegenstelling tot de geverbaliseerde opmerking, is deze melding immers tijdens het incident gedaan en is deze woordelijk uitgewerkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat, gelet op de voornoemde bewijsmiddelen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat zij met het mes in haar handen op [slachtoffer] is afgerend om hem bang te maken, bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de bedreiging zou uitvoeren.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
zij [7] op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
eenmaal:
- bij de nek en het lichaam vast te pakken en meermaals:
- tegen het hoofd te slaan.
Feit 2
zij op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes dreigend richting die [slachtoffer] te houden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Noodweer
6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet strafbaar is, omdat sprake was van een noodweersituatie. Daartoe heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd, maar dat zij dit heeft gedaan uit zelfbescherming. [slachtoffer] kwam met een stofzuigerslang op haar af, waardoor er sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en verdachte wilde zichzelf of medeverdachte [medeverdachte] beschermen door [slachtoffer] weg te jagen. Dit was een passende en geboden reactie op de geweldshandelingen van [slachtoffer] en de dreiging die toen nog steeds van hem uitging. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het niet aannemelijk dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding vanuit de kant van [slachtoffer] , zodat van een geslaagd beroep op noodweer geen sprake kan zijn.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat uit de bewijsmiddelen afgeleid moet worden dat medeverdachte [medeverdachte] is begonnen met geweldshandelingen richting [slachtoffer] en dat verdachte vervolgens daaraan heeft deelgenomen. [slachtoffer] had zijn spullen nog in de woning liggen en hij stond dan ook in zijn recht om die spullen te willen pakken. Toen hij zijn spullen wilde terughalen, joeg verdachte hem echter met een mes het huis uit. Dat betekent dat de rechtbank oordeelt dat op dat moment geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zichzelf of een ander moest beschermen. Het beroep op noodweer slaagt niet.
Er is ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: medeplegen van mishandeling;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring wordt gekomen, de rechtbank zou moeten volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, al dan niet in combinatie met een taakstraf. Zowel verdachte als haar thuiswonende kinderen hebben last van PTSS-klachten, waardoor een gevangenisstraf een te zware belasting voor het gezin zou zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten en omstandigheden waaronder het feit is begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en het bedreigen van [slachtoffer] , een pakketbezorger die zijn werkzaamheden uitvoerde conform de hem gegeven werkinstructie. Verdachte zag dat medeverdachte [medeverdachte] met de pakketbezorger aan het worstelen was en heeft [slachtoffer] toen twee keer tegen zijn hoofd geslagen. Verder heeft verdachte [slachtoffer] met een mes het huis uitgejaagd, waardoor zij heeft bijgedragen aan een situatie die voor [slachtoffer] erg bedreigend moet zijn geweest en wat hij niet had hoeven te verwachten tijdens zijn werk. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2019. Hieruit volgt dat verdachte op 9 januari 2017 is veroordeeld voor bedreiging en dat zij op 17 juli 2018 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen met een proeftijd van twee jaren. Verdachte liep dus nog in de proeftijd en dat heeft haar niet ervan weerhouden opnieuw zich schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Strafoplegging
Gelet op de rol van verdachte, bezien in verhouding tot die van de medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat het niet passend en geboden is dat verdachte terug naar de gevangenis moet. De rechtbank is van oordeel dat volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee dagen (gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht) en een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien zij deze niet of niet goed verricht.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. In het verzoek tot schadevergoeding heeft hij aangegeven materiële schade te hebben geleden, met als toelichting dat de telefoon die verdachte heeft achterhouden, van de opdrachtgever was en de hoogte van de schade nog nader onderzocht moest worden. Tevens vordert hij een bedrag van € 900,00 aan immateriële schade in verband met omzetverlies en pijn. Verder heeft de benadeelde partij een Excelbestand overgelegd waaruit een niet-gespecificeerd bedrag aan inkomstenderving zou blijken. Gezien de begeleidende e-mails betreft dit een onderbouwing van de gevorderde immateriële schade.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gehele vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de vordering onvoldoende duidelijk is en de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
9.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging verzoekt de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Indien verdachte wel zou worden veroordeeld, is de verdediging het eens met het standpunt van de officier van justitie.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt de gevorderde omzetschade aan als materiële schade. Het is de rechtbank uit de toelichting niet duidelijk geworden waar de dagomzet van de benadeelde partij uit blijkt, noch hoeveel dagen omzetverlies de benadeelde partij heeft geleden. In het door de benadeelde partij overgelegde Excelbestand worden verschillende bedragen genoemd, zonder dat er een uitleg bij is gegeven. Het zou dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren om uit te zoeken (i) welke schade de benadeelde partij vordert en (ii) van welke schade voldoende vaststaat dat hij die heeft geleden. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij stelt in de vordering pijn te hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de rol van verdachte een bedrag van € 250,00 redelijk en billijk is en dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
In deze zaak wordt € 250,00 hoofdelijk toegewezen aan de benadeelde partij. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien de medeverdachte een betaling verricht aan de benadeelde partij dan strekt die betaling ter vermindering van de betalingsverplichting van verdachte en andersom.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze hoofdelijke verplichting worden aangevuld met 5 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van 17 juli 2018 van de rechtbank Midden-Nederland, onder parketnummer
16-659473-17, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 (tien) dagen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat deze straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten, conform de tabel van de LOVS oriëntatiepunten, tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 10 dagen hechtenis indien zij deze niet of niet goed verricht.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • bepaalt dat de toegewezen schadevergoeding
  • legt verdachte de
  • beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-659473-17
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 17 juli 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toe voor de duur van 10 dagen, en gelast in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen voor 10 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk: Apple, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Vodafone en/of aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] een of meerdere malen
- ( met kracht) bij de nek en/of het lichaam vast te pakken en/of
- op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meerdere
malen
- ( met kracht) bij de nek en/of het lichaam vast te pakken en/of
- op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes (dreigend) richting die [slachtoffer] te houden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 20 april 2019 en 4 juli 2019, genummerd PL0900-2019016897, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 van [slachtoffer] , p. 24.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 van [slachtoffer] , p. 25.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 van [slachtoffer] , p. 26.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019 van [verbalisant] , p. 124.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2019, p. 120.
7.De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving en leest ‘hij’ in de tenlastelegging verbeterd als ‘zij’.