ECLI:NL:RBMNE:2019:6772

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/013660-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen pakketbezorger in Amersfoort

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 16 januari 2019 in Amersfoort, waar de verdachte samen met een medeverdachte een pakketbezorger, [slachtoffer], heeft aangevallen en een telefoon heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de pakketbezorger bij de nek heeft vastgepakt en geweld heeft gebruikt om de telefoon, die toebehoorde aan Vodafone, te bemachtigen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij aanvankelijk de telefoon wilde betalen, maar dat de situatie uit de hand liep. De rechtbank heeft de verklaringen van de pakketbezorger en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de telefoon wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 400,00 toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor immateriële schade, en de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-013660-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.W.H. Peters, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:zich op 16 januari 2019 te Amersfoort samen met iemand anders schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een telefoon, waarbij geweld is uitgeoefend tegen [slachtoffer] ;
subsidiair:op 16 januari 2019 te Amersfoort samen met iemand anders [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de aangifte van pakketbezorger [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ), de
112-melding van de assistent-pakketbezorger [getuige] en het aantreffen van (delen van) het pakketje in en rondom de woning van verdachte, moet afgeleid worden dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met geweld de iPhone hebben afgepakt. Het oogmerk van toeëigening van de telefoon blijkt uit het blokkeren van de weg van [slachtoffer] door verdachte. Dit handelen was gericht op het in bezit houden van de telefoon door de verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
Er kan niet bewezen worden dat verdachte opzet had om de telefoon te stelen - de ten laste gelegde ‘wegneming’ - aangezien verdachte de telefoon wilde betalen. Hij had de machtiging en pinpas gereed liggen en wilde de opdrachtgever van verdachte bellen over de mogelijkheid om alsnog contant te betalen. Verdachte heeft uiteindelijk uit boosheid de telefoon weggegooid, maar hij heeft deze daarna weer teruggegeven aan de politie.
Ten aanzien van de mishandeling is niet aan het wettelijk bewijsminimum voldaan. De verklaring van [slachtoffer] is juridisch gezien kennelijk leugenachtig en moet daarom van het bewijs worden uitgesloten. Weliswaar zegt de assistent-pakketbezorger in zijn 112-melding dat de klant begon te slaan, maar tegen de politie verklaart hij geen mishandeling te hebben gezien. Deze verklaring is dus niet geloofwaardig, maar op zichzelf ook onvoldoende voor wettig bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In de aangifte van 16 januari 2019 heeft [slachtoffer] het volgende verklaard:
“Er is diefstal gepleegd van een goed wat Vodafone geheel in eigendom toebehoort. (…) Ik vervoer goederen en lever deze af bij klanten van bedrijven (…) Op woensdag 16 januari 2019 (…) bevond ik mij voor de deur van mijn afleveradres, [adres] te [woonplaats] . (…) Op het moment dat de deur open ging zag ik een man in de opening van de deur staan. (…) [2]
Ik had op dat moment een pakketbezorger in opleiding bij mij (…). We zijn met zijn drieën naar boven gegaan. Ik zag dat er nog een vrouwelijk persoon boven was. (…)
Ik hoorde dat hij mij zei dat hij alleen niet kon pinnen. Standaard procedure is dat er bij aankoop waar een contract aan verbonden zit wij de klant een (1) eurocent moeten laten pinnen. (…) Ik gaf aan dat het contract dan helaas niet door kon gaan en ik het pakketje niet kon overhandigen aan meneer. (…)
Ik zei dat ik er langs wilden en of hij mij erdoor wilde laten. Ik heb dit twee (2) of drie (3) keer gevraagd. Ik zag dat hij niet aan de kant ging. (…) Op het moment dat ik deels langs hem kon lopen, voelde ik dat ik bij mijn nek werd gepakt. (…) Ik zag dat zowel de man als de vrouw op mij af kwam. Ik wilde mijn koffer weer pakken, die ik (…) neergezet had. Ik had op dat moment alleen nog het pakketje in mijn handen. Ik voelde dat het pakketje uit mijn handen geslagen werd. Ik voelde dat dit gericht met kracht en zag dat dit heel bewust was, met de intentie mij het pakketje af te nemen. Ik zag dat het pakketje op de grond viel. Op het moment dat ik het pakketje wilde pakken zag ik dat de vrouw voor mij ging staan. Ik zag en voelde dat zij mij op mijn hoofd sloeg. (…) Op het moment dat ik het pakketje wilde pakken voelde ik gelijk dat het pakketje lichter was. Ik vermoedde toen al dat het pakketje leeg was (…) [3]
Op het moment dat ik weer boven aan de trap stond werd ik weer beetgepakt door de man.” [4]
Op 16 januari 2019 deed [getuige] een 112-melding. Deze 112-melding is woordelijk uitgewerkt (M= meldkamer, B=beller):

B: Nou wij eh werken namens eh [bedrijf] en we moesten een pakketje gaan
afleveren? (…)
M: Ja
B: Eh en wij moesten een contract gaan laten tekenen.
M: Ja
B: En dan moeten we ook 1 cent gaan laten pinnen en de klant had geen 1 cent., dus eh
wij mogen dan niet gaan afleveren dus de klant eh begon toen te slaan. En mn collega zit nog binnen ja en ik moest naar buiten rennen. Eh dus ja hij is nog steeds binnen. (…)
M: Mocht de situatie gaan veranderen dat je echt weet of er wordt geslagen of iets
(onverstaanbaar)
B: Er wordt wel geslagen. [5]
Getuige [getuige] heeft het volgende verklaard:
“Ik was op woensdag 16 januari 2019 net begonnen bij het koeriers bedrijf [bedrijf] (…).
Ik zag dat de klant het pakket, waar de telefoon in zat afpakte van mijn collega en hoorde de klant zeggen dat wij nergens naar toe zouden gaan, jullie blijven hier en dat hij met ons bedrijf zou gaan bellen. De klant ging voor de deur staan, zodat wij niet naar buiten konden. Ik dacht toen dat het niet goed zou komen. Ik zag dat mijn collega weg wilde gaan”. [6]
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben het volgende verklaard:
“Wij zagen dat [verdachte] richting de keuken liep en het keukenraam opende. Wij hoorde [verdachte]
zeggen: 'kijk daar in die zwarte zak, daar zit de telefoon in'. Wij zagen dat [verdachte]
hierbij naar beneden wees in de richting van een grijze vuilniszak. Ik, [verbalisant 2] , ben
vervolgens de tuin ingelopen en heb de grijze vuilniszak op aanwijzen van [verdachte]
gepakt. In de vuilniszak zag ik een nieuw uitziende zwarte iPhone zitten met over het
scherm een beschermfolie.
(…)
Collega [verbalisant 3] vond beneden in de schuur een geadresseerde doos waar de telefoon in heeft gezeten.” [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft het volgende verklaard:
“Links gezien vanaf de voordeur voor de trap heb je een kamer. In de kamer lag een bruinkleurig pakketje. Ik vroeg [slachtoffer] of dit het pakketje was welke hij bezorgd had. Ik hoorde [slachtoffer] mij verklaren dat dit het pakketje was. Ik pakte het pakketje op en zag dat het leeg en beschadigd was. (…)” [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat twee pakketbezorgers langskwamen om een pakketje met daarin een telefoon te bezorgen. De situatie liep uit de hand en verdachte heeft op een gegeven moment met de pakketbezorger geworsteld en toen zijn zij samen van de trap gevallen. Nadat de politie was gekomen heeft verdachte uit boosheid de telefoon uit het raam gegooid. [9]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. De pakketbezorger [slachtoffer] kwam een pakketje met daarin een doos met een iPhone bezorgen. Omdat de verplichte pintransactie niet lukte, heeft [slachtoffer] verdachte medegedeeld dat hij zou weggaan en de telefoon niet zou afgeven. Verdachte wilde het pakketje toch hebben en heeft vervolgens [slachtoffer] belet om de woning te verlaten. Toen [slachtoffer] toch probeerde om met het pakketje weg te gaan, heeft verdachte [slachtoffer] bij zijn nek vastgepakt. Vervolgens ontstond een worsteling waaraan ook de medeverdachte deelnam. Toen [slachtoffer] door de medeverdachte werd belaagd, heeft verdachte de doos met de telefoon uit het pakketje gehaald en onttrokken aan de beschikkingsmacht van [slachtoffer] .
Betrouwbaarheid aangever/ steunbewijs aangifte
De rechtbank oordeelt dat de verklaring van [slachtoffer] op cruciale punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier. Zo ondersteunt de verklaring van de assistent-pakketbezorger [getuige] de lezing van [slachtoffer] dat de klant (verdachte) niet accepteerde dat de levering niet zou doorgaan en dat geweld richting [slachtoffer] is uitgeoefend. Hoewel ook is geverbaliseerd in een proces-verbaal van bevindingen dat [getuige] zou hebben gezegd dat hij niet gezien heeft dat [slachtoffer] is ‘mishandeld’, acht de rechtbank de letterlijk uitgewerkte tekst in de 112-melding het meest betrouwbaar. In tegenstelling tot de geverbaliseerde opmerking, is deze melding immers tijdens het incident gedaan en deze is immers woordelijk uitgewerkt. Verder wordt de aangifte van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van verdachte en de omstandigheid dat de telefoon daadwerkelijk in de woning van verdachte was achtergebleven en verdachte die vervolgens heeft weggegooid toen de politie kwam.
Opzet/ toe-eigening
Uit de uiterlijke verschijningsvorm leidt de rechtbank af dat verdachte opzettelijk de telefoon wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat verdachte aanvankelijk van plan was om voor de telefoon te betalen, doet daaraan niet af. [slachtoffer] vertelde immers duidelijk dat hij het pakketje niet zou afgeven als er niet gepind zou worden, en verdachte accepteerde dat niet. Vervolgens vond een worsteling plaats en nadat het pakketje uit de handen van verdachte werd geslagen en de medeverdachte [slachtoffer] belaagde, bemerkte [slachtoffer] dat het pakketje ineens lichter was. Aangezien verdachte degene was die de telefoon wilde hebben en hij ook degene was die uiteindelijk de telefoon heeft geprobeerd te verstoppen/weg te gooien, leidt de rechtbank daaruit af dat verdachte degene was die in alle consternatie de doos met de telefoon uit het pakketje heeft gehaald. Dat die telefoon door hem is toegeëigend blijkt ook uit de omstandigheid dat de telefoon in de tuin is gevonden, terwijl de geadresseerde doos van de telefoon in de schuur is gevonden. Verdachte moet dus het pakketje van de telefoon hebben gescheiden. Uit de bewijsmiddelen is geen ander aannemelijk scenario gebleken. Dit zijn handelingen waaruit afgeleid kan worden dat verdachte als heer en meester over de telefoon heeft beschikt. Het delict was dus al voltooid op het moment dat verdachte op aandringen door de politie de telefoon terug wilde geven aan de politie.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken, namelijk van medeplegen van diefstal met geweld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] betrokken was bij de geweldshandelingen richting [slachtoffer] . De rechtbank acht het echter niet onaannemelijk dat [medeverdachte] slechts de bedoeling had om verdachte te helpen in het gevecht dat ontstond, zonder dat haar opzet ook gericht was op de diefstal van de telefoon.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 16 januari 2019 te Amersfoort een telefoon (merk: Apple, kleur: zwart), die aan Vodafone toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer]
- bij de nek en het lichaam vast te pakken
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld gericht tegen [slachtoffer] , een pakketbezorger die zijn werkzaamheden uitvoerde conform de hem gegeven werkinstructie. Verdachte had moeten accepteren dat hij de telefoon niet zou meekrijgen, maar in plaats daarvan heeft hij [slachtoffer] tegengehouden en geweld tegen hem gebruikt om de telefoon alsnog in bezit te krijgen. Daarbij komt dat het voor zowel verdachte als [slachtoffer] veel ernstiger had kunnen aflopen omdat zij in hun worsteling gezamenlijk van de trap zijn gevallen. [slachtoffer] had deze gedragingen niet hoeven te verwachten en dit moet voor hem een bedreigende ervaring zijn geweest. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan en acht geen andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 24 augustus 2019. Hieruit volgt dat verdachte binnen een periode van vijf jaren voorafgaand aan 16 januari 2019 (de pleegdatum van onderhavig feit) onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict. Dat weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee.
Strafoplegging
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geeft voor een ‘straatroof’ als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat geen sprake is van een ‘standaard’ straatroofsituatie. De rechtbank acht het immers aannemelijk dat verdachte de ontstane situatie aanvankelijk ook niet heeft gewild, maar dat hij de controle over zichzelf heeft verloren toen bleek dat hij de telefoon niet zou krijgen. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte van medeplegen is vrijgesproken. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier (4) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. In het verzoek tot schadevergoeding heeft hij aangegeven materiële schade te hebben geleden, met als toelichting dat de telefoon die verdachte heeft achterhouden, van de opdrachtgever was en de hoogte van de schade nog nader onderzocht moest worden. Tevens vordert hij een bedrag van € 900,00 aan immateriële schade in verband met omzetverlies en pijn. Verder heeft de benadeelde partij een Excelbestand overgelegd waaruit een niet-gespecificeerd bedrag aan inkomstenderving zou blijken. Blijkende de begeleidende e-mails betreft dit een onderbouwing van de gevorderde immateriële schade.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de gehele vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de vordering onvoldoende duidelijk is en de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
9.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Indien verdachte wel zou worden veroordeeld, is de verdediging het eens met het standpunt van de officier van justitie.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt de gevorderde omzetschade aan als materiële schade. Het is de rechtbank uit de toelichting niet duidelijk geworden waar de dagomzet van de benadeelde partij uit blijkt, noch hoeveel dagen omzetverlies de benadeelde partij heeft geleden. In het door de benadeelde partij overgelegde Excelbestand worden verschillende bedragen genoemd, zonder dat er een uitleg bij is gegeven. Het zou dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren om uit te zoeken (i) welke schade de benadeelde partij vordert en (ii) van welke schade voldoende vaststaat dat hij die heeft geleden. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde materiële schade en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij stelt in de vordering pijn te hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 400,00 redelijk en billijk is en dit bedrag zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Hoofdelijkheid
In deze zaak wordt € 400,00 toegewezen aan de benadeelde partij. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. In de zaak van de medeverdachte is een hoofdelijke schadevergoeding van € 250,00 opgelegd, zodat ook in deze zaak een gedeelte van € 250,00 hoofdelijk wordt opgelegd. Voor het resterende gedeelte (€ 150,00) is dus alleen verdachte en niet de medeverdachte aansprakelijk.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, waarvan een gedeelte van € 250,00 hoofdelijk met de medeverdachte wordt opgelegd, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • bepaalt dat van de toegewezen schadevergoeding een gedeelte van
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 400,00 te betalen, waarvan een gedeelte van
  • beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2019.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (merk: Apple, kleur: zwart), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Vodafone en/of aan [bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] een of meerdere malen
- ( met kracht) bij de nek en/of het lichaam vast te pakken en/of
- op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meerdere
malen
- ( met kracht) bij de nek en/of het lichaam vast te pakken en/of
- op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 20 april 2019 en 4 juli 2019, genummerd PL0900-2019016897, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 van [slachtoffer] , p. 24.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 van [slachtoffer] , p. 25.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019 van [slachtoffer] , p. 26.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2019 van [verbalisant 4] , p. 124.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 4 juli 2019, p. 127.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2019 van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p.22.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2019 van [verbalisant 3] , p.10.
9.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 september 2019.