4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
In de aangifte van 16 januari 2019 heeft [slachtoffer] het volgende verklaard:
“Er is diefstal gepleegd van een goed wat Vodafone geheel in eigendom toebehoort. (…) Ik vervoer goederen en lever deze af bij klanten van bedrijven (…) Op woensdag 16 januari 2019 (…) bevond ik mij voor de deur van mijn afleveradres, [adres] te [woonplaats] . (…) Op het moment dat de deur open ging zag ik een man in de opening van de deur staan. (…)
Ik had op dat moment een pakketbezorger in opleiding bij mij (…). We zijn met zijn drieën naar boven gegaan. Ik zag dat er nog een vrouwelijk persoon boven was. (…)
Ik hoorde dat hij mij zei dat hij alleen niet kon pinnen. Standaard procedure is dat er bij aankoop waar een contract aan verbonden zit wij de klant een (1) eurocent moeten laten pinnen. (…) Ik gaf aan dat het contract dan helaas niet door kon gaan en ik het pakketje niet kon overhandigen aan meneer. (…)
Ik zei dat ik er langs wilden en of hij mij erdoor wilde laten. Ik heb dit twee (2) of drie (3) keer gevraagd. Ik zag dat hij niet aan de kant ging. (…) Op het moment dat ik deels langs hem kon lopen, voelde ik dat ik bij mijn nek werd gepakt. (…) Ik zag dat zowel de man als de vrouw op mij af kwam. Ik wilde mijn koffer weer pakken, die ik (…) neergezet had. Ik had op dat moment alleen nog het pakketje in mijn handen. Ik voelde dat het pakketje uit mijn handen geslagen werd. Ik voelde dat dit gericht met kracht en zag dat dit heel bewust was, met de intentie mij het pakketje af te nemen. Ik zag dat het pakketje op de grond viel. Op het moment dat ik het pakketje wilde pakken zag ik dat de vrouw voor mij ging staan. Ik zag en voelde dat zij mij op mijn hoofd sloeg. (…) Op het moment dat ik het pakketje wilde pakken voelde ik gelijk dat het pakketje lichter was. Ik vermoedde toen al dat het pakketje leeg was (…)
Op het moment dat ik weer boven aan de trap stond werd ik weer beetgepakt door de man.”
Op 16 januari 2019 deed [getuige] een 112-melding. Deze 112-melding is woordelijk uitgewerkt (M= meldkamer, B=beller):
“
B: Nou wij eh werken namens eh [bedrijf] en we moesten een pakketje gaan
afleveren? (…)
M: Ja
B: Eh en wij moesten een contract gaan laten tekenen.
M: Ja
B: En dan moeten we ook 1 cent gaan laten pinnen en de klant had geen 1 cent., dus eh
wij mogen dan niet gaan afleveren dus de klant eh begon toen te slaan. En mn collega zit nog binnen ja en ik moest naar buiten rennen. Eh dus ja hij is nog steeds binnen. (…)
M: Mocht de situatie gaan veranderen dat je echt weet of er wordt geslagen of iets
(onverstaanbaar)
B: Er wordt wel geslagen.”
Getuige [getuige] heeft het volgende verklaard:
“Ik was op woensdag 16 januari 2019 net begonnen bij het koeriers bedrijf [bedrijf] (…).
Ik zag dat de klant het pakket, waar de telefoon in zat afpakte van mijn collega en hoorde de klant zeggen dat wij nergens naar toe zouden gaan, jullie blijven hier en dat hij met ons bedrijf zou gaan bellen. De klant ging voor de deur staan, zodat wij niet naar buiten konden. Ik dacht toen dat het niet goed zou komen. Ik zag dat mijn collega weg wilde gaan”.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben het volgende verklaard:
“Wij zagen dat [verdachte] richting de keuken liep en het keukenraam opende. Wij hoorde [verdachte]
zeggen: 'kijk daar in die zwarte zak, daar zit de telefoon in'. Wij zagen dat [verdachte]
hierbij naar beneden wees in de richting van een grijze vuilniszak. Ik, [verbalisant 2] , ben
vervolgens de tuin ingelopen en heb de grijze vuilniszak op aanwijzen van [verdachte]
gepakt. In de vuilniszak zag ik een nieuw uitziende zwarte iPhone zitten met over het
scherm een beschermfolie.
(…)
Collega [verbalisant 3] vond beneden in de schuur een geadresseerde doos waar de telefoon in heeft gezeten.”
Verbalisant [verbalisant 3] heeft het volgende verklaard:
“Links gezien vanaf de voordeur voor de trap heb je een kamer. In de kamer lag een bruinkleurig pakketje. Ik vroeg [slachtoffer] of dit het pakketje was welke hij bezorgd had. Ik hoorde [slachtoffer] mij verklaren dat dit het pakketje was. Ik pakte het pakketje op en zag dat het leeg en beschadigd was. (…)”
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat twee pakketbezorgers langskwamen om een pakketje met daarin een telefoon te bezorgen. De situatie liep uit de hand en verdachte heeft op een gegeven moment met de pakketbezorger geworsteld en toen zijn zij samen van de trap gevallen. Nadat de politie was gekomen heeft verdachte uit boosheid de telefoon uit het raam gegooid.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. De pakketbezorger [slachtoffer] kwam een pakketje met daarin een doos met een iPhone bezorgen. Omdat de verplichte pintransactie niet lukte, heeft [slachtoffer] verdachte medegedeeld dat hij zou weggaan en de telefoon niet zou afgeven. Verdachte wilde het pakketje toch hebben en heeft vervolgens [slachtoffer] belet om de woning te verlaten. Toen [slachtoffer] toch probeerde om met het pakketje weg te gaan, heeft verdachte [slachtoffer] bij zijn nek vastgepakt. Vervolgens ontstond een worsteling waaraan ook de medeverdachte deelnam. Toen [slachtoffer] door de medeverdachte werd belaagd, heeft verdachte de doos met de telefoon uit het pakketje gehaald en onttrokken aan de beschikkingsmacht van [slachtoffer] .
Betrouwbaarheid aangever/ steunbewijs aangifte
De rechtbank oordeelt dat de verklaring van [slachtoffer] op cruciale punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen uit het dossier. Zo ondersteunt de verklaring van de assistent-pakketbezorger [getuige] de lezing van [slachtoffer] dat de klant (verdachte) niet accepteerde dat de levering niet zou doorgaan en dat geweld richting [slachtoffer] is uitgeoefend. Hoewel ook is geverbaliseerd in een proces-verbaal van bevindingen dat [getuige] zou hebben gezegd dat hij niet gezien heeft dat [slachtoffer] is ‘mishandeld’, acht de rechtbank de letterlijk uitgewerkte tekst in de 112-melding het meest betrouwbaar. In tegenstelling tot de geverbaliseerde opmerking, is deze melding immers tijdens het incident gedaan en deze is immers woordelijk uitgewerkt. Verder wordt de aangifte van [slachtoffer] ondersteund door de verklaring van verdachte en de omstandigheid dat de telefoon daadwerkelijk in de woning van verdachte was achtergebleven en verdachte die vervolgens heeft weggegooid toen de politie kwam.
Opzet/ toe-eigening
Uit de uiterlijke verschijningsvorm leidt de rechtbank af dat verdachte opzettelijk de telefoon wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat verdachte aanvankelijk van plan was om voor de telefoon te betalen, doet daaraan niet af. [slachtoffer] vertelde immers duidelijk dat hij het pakketje niet zou afgeven als er niet gepind zou worden, en verdachte accepteerde dat niet. Vervolgens vond een worsteling plaats en nadat het pakketje uit de handen van verdachte werd geslagen en de medeverdachte [slachtoffer] belaagde, bemerkte [slachtoffer] dat het pakketje ineens lichter was. Aangezien verdachte degene was die de telefoon wilde hebben en hij ook degene was die uiteindelijk de telefoon heeft geprobeerd te verstoppen/weg te gooien, leidt de rechtbank daaruit af dat verdachte degene was die in alle consternatie de doos met de telefoon uit het pakketje heeft gehaald. Dat die telefoon door hem is toegeëigend blijkt ook uit de omstandigheid dat de telefoon in de tuin is gevonden, terwijl de geadresseerde doos van de telefoon in de schuur is gevonden. Verdachte moet dus het pakketje van de telefoon hebben gescheiden. Uit de bewijsmiddelen is geen ander aannemelijk scenario gebleken. Dit zijn handelingen waaruit afgeleid kan worden dat verdachte als heer en meester over de telefoon heeft beschikt. Het delict was dus al voltooid op het moment dat verdachte op aandringen door de politie de telefoon terug wilde geven aan de politie.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken, namelijk van medeplegen van diefstal met geweld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] betrokken was bij de geweldshandelingen richting [slachtoffer] . De rechtbank acht het echter niet onaannemelijk dat [medeverdachte] slechts de bedoeling had om verdachte te helpen in het gevecht dat ontstond, zonder dat haar opzet ook gericht was op de diefstal van de telefoon.