ECLI:NL:RBMNE:2019:6771

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
16/212674-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en poging tot afpersing in Woerden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2019, is de verdachte beschuldigd van openlijk geweld en poging tot afpersing. De zaak betreft meerdere incidenten die plaatsvonden in Woerden op verschillende data in 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 oktober 2018 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], en heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen door te dreigen met geweld. Daarnaast heeft de verdachte op 31 augustus 2018 openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 4] en op 12 oktober 2018 tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt, evenals de bekennende verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 20 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Tevens is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, waarbij de verdachte geen contact mag opnemen met de slachtoffers voor een periode van twee jaar. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/212674-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht, alsmede [A] resp. [B] en [C] namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] resp. [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 25 oktober 2018 te Woerden samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ;
ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
op 25 oktober 2018 te Woerden [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 25 oktober 2018 te Woerden heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen;
ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde:
op 31 augustus 2018 te Woerden samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ;
ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde:
op 31 augustus 2018 te Woerden [slachtoffer 4] heeft mishandeld;
ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde:
op 12 oktober 2018 te Woerden samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] ;
ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde:
op 12 oktober 2018 te Woerden [slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde, het onder 2 ten laste gelegde, het onder 3 primair ten laste gelegde en het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 3 primair ten laste gelegde en stelt daartoe dat verdachte bij beide feiten als enige geweldshandelingen heeft gepleegd, zonder de betrokkenheid van anderen, zodat slechts een mishandeling kan worden bewezen.
De raadsman heeft tevens vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde en voert daartoe aan dat uit de verklaringen van de aangever en de getuige onvoldoende is gebleken dat verdachte heeft gedreigd met geweld om daarmee aangever te dwingen tot afgifte van een geldbedrag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde
Op 25 oktober 2018 zagen verdachte en de aangever [slachtoffer 1] elkaar bij winkelcentrum [locatie] in Woerden. Beide waren op dat moment met een groep vrienden. Verdachte vroeg [slachtoffer 1] mee te lopen. [slachtoffer 1] verklaarde dat verdachte hem op een gegeven moment sloeg met een vuist op zijn gezicht. Verdachte sloeg met zijn vuisten [slachtoffer 1] een paar keer in zijn gezicht en gaf hem meerdere knietjes. Een paar knietjes kon [slachtoffer 1] afweren, maar een knietje kwam tegen zijn voorhoofd. Vervolgens liep een vriend van [slachtoffer 1] , de getuige [slachtoffer 3] naar [slachtoffer 1] toe. Op dat moment verplaatsten de vrienden van verdachte zich op zo’n manier dat zij tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in kwamen te staan. [slachtoffer 3] kon daarom niet bij [slachtoffer 1] komen en andersom. Kort daarna kon [slachtoffer 1] verdachte wegduwen en stopte het geweld. Verdachte liep vervolgens achter [slachtoffer 1] aan en wilde dat [slachtoffer 1] geld zou betalen voor de kapotte jas van verdachte, waarbij hij eerst een bedrag van € 250,- noemde en daarna € 200,-. Als [slachtoffer 1] niet zou betalen, dan zou verdachte hem weer klappen geven en [slachtoffer 1] mocht niet de politie erbij halen. [2]
Getuige [slachtoffer 3] verklaarde dat verdachte knietjes gaf tegen het gezicht van [slachtoffer 1] , waarbij hij soms vol werd geraakt. [slachtoffer 3] verklaarde verder en dat hij tegengehouden werd door vrienden van verdachte die als een soort blokkade voor hem stonden en hem niet lieten passeren zodat hij [slachtoffer 1] niet kon helpen, terwijl [slachtoffer 1] daar wel om vroeg. Na het geweld zei verdachte tegen [slachtoffer 1] dat er betaald moest worden voor de jas, waarbij verdachte onder andere het volgende zei: “€ 250,-”, “€ 200,-” en “geen politie bellen”. [3]
Een buurtbewoner verklaarde ten overstaan van een verbalisant dat hij zag dat een donkere jongen, mogelijk van Somalische afkomst, tegen een Nederlandse jongen zei dat hij nog € 250,- of € 200,- tegoed had van diegene. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft getrapt, knietjes tegen het gezicht heeft gegeven, met zijn vuisten heeft geslagen en een trap tegen het lichaam heeft gegeven. Ook verklaarde verdachte dat zijn jas kapot was gegaan tijdens het gevecht en dat hij [slachtoffer 1] de keuze had gegeven: of de jas zelf repareren of ervoor betalen. [5]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 25 oktober 2018 te Woerden in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangever [slachtoffer 1] . Verdachte bekent dat hij meerdere geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] komt naar voren dat minimaal twee vrienden van verdachte bewust hebben voorkomen dat [slachtoffer 3] [slachtoffer 1] kon helpen, door een blokkade op te werpen tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , terwijl verdachte geweld uitoefende tegen [slachtoffer 1] . Deze handelingen bevorderen daarmee de door verdachte gepleegde geweldshandelingen en vormen een wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank sprake van meer dan het enkel getalsmatig versterken van de groep of het niet-distantiëren van de geweldpleging. Het verweer van de verdediging dat de vrienden van verdachte geen significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd, wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht op grond van het procesdossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 3] . Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er geweldshandelingen zijn uitgevoerd tegen deze [slachtoffer 3] . Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de bewijsmiddelen dat verdachte door bedreiging met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen, indien [slachtoffer 1] niet zou betalen voor de gescheurde jas van verdachte. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] , de getuige [slachtoffer 3] en een buurtbewoner, blijkt dat verdachte een aantal specifieke bedragen heeft genoemd die [slachtoffer 1] zou moeten betalen en dat hij niet de politie mocht bellen. Gelet op voornoemde omstandigheden, in combinatie met het geweld dat verdachte kort daarvoor had uitgeoefend tegen [slachtoffer 1] , is voldoende steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte had gezegd hem opnieuw klappen te zullen geven indien hij niet zou betalen. De rechtbank is dus van oordeel dat er sprake is van een poging tot afpersing. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
Op 31 augustus 2018 was aangever [slachtoffer 4] met vrienden rond winkelcentrum [straat 1] in Woerden. [slachtoffer 4] verklaarde dat hij van vrienden hoorde dat ze weg moesten rennen. Toen hij wegrende keek hij achterom en hoorde hij twee jongens zeggen: “die moeten we hebben”. Hij herkende deze jongens van een eerder geweldsincident in april 2018. [6] [slachtoffer 4] had na dat geweldsincident gehoord dat die jongens [medeverdachte] en [verdachte] heten en zag nu dat deze jongens hem inhaalden. Een van de jongens liet hem struikelen waardoor hij ten val kwam. Hij zag dat [medeverdachte] en [verdachte] naast hem stonden en dat hij bij zijn keel gegrepen werd en omhoog werd getrokken door beide jongens. [slachtoffer 4] voelde dat hij meerdere stompen met gebalde vuisten in zijn ribbenkast kreeg van zowel [medeverdachte] als [verdachte] . Ook werd hij geslagen op zijn rug ter hoogte van zijn longen. Vervolgens werd [slachtoffer 4] weer op de grond geduwd door zowel [medeverdachte] als [verdachte] die hem daarna meerdere malen trapten tegen zijn ribbenkast. [7]
Getuige [getuige 1] verklaarde dat twee jongens, waaronder [verdachte] (de rechtbank verstaat: [verdachte] ), naar [slachtoffer 4] en hem toeliepen. Die jongens deden hem niks, maar de getuige weet zeker dat [slachtoffer 4] wel een klap had gekregen. [8] Getuige [getuige 2] zag dat twee jongens achter [slachtoffer 4] aanrenden en dat [slachtoffer 4] door één jongen werd geduwd waardoor hij ten val kwam. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 4] liet struikelen, hem heeft getrapt, geslagen en opgetild. [10]
Bewijsoverweging
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 4] . Aangever verklaart zeer uitgebreid en gedetailleerd over de geweldshandelingen die door verdachte én [medeverdachte] zijn uitgeoefend. Daarnaast verklaren zowel getuige [getuige 1] als getuige [getuige 2] dat [slachtoffer 4] door twee jongens achterna werd gezeten. De verklaring van verdachte dat hij als enige geweldshandelingen heeft toegepast, wordt door de bewijsmiddelen weersproken. Het verweer van de verdediging wordt verworpen en de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde
Nu verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 augustus 2019 [11] ;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 1 november 2018 [12] .
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
op 25 oktober 2018 te Woerden, openlijk, te weten, bij het winkelcentrum [locatie] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door
- die [slachtoffer 1] meerdere malen een knietje tegen het hoofd te geven en
- die [slachtoffer 1] te trappen tegen het gezicht en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen te stompen tegen het gezicht en
- door zich zo op te stellen dat daarmee werd verhinderd dat [slachtoffer 3] bij die [slachtoffer 1] kon komen en dat die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 3] kon komen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
op 25 oktober 2018 te Woerden, op de openbare weg de [straat 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel aan deze toebehoorde, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: “Als je niet gaat betalen dan ga ik jou weer klappen geven” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
op 31 augustus 2018 te Woerden, openlijk, te weten, aan het Hoefbladveld, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] , door
- die [slachtoffer 4] één maal te duwen en te laten struikelen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val is gekomen en
- die [slachtoffer 4] bij de keel te pakken en daaraan omhoog te trekken en
- die [slachtoffer 4] meerdere malen te trappen tegen het bovenlichaam en
- die [slachtoffer 4] meerdere malen te stompen tegen het bovenlichaam;
ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde
op 12 oktober 2018 te Woerden, openlijk, te weten, aan de [straat 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 2] meerdere malen te stompen tegen het gezicht en
- die [slachtoffer 2] meerdere malen te schoppen tegen het lichaam en
- die [slachtoffer 2] meerdere malen een knietje in het gezicht en het lichaam te geven.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde
telkens: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
poging tot afpersing

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 20 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden het volgen van onderwijs/stage volgens het lesrooster en het meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de hoogte van de staf rekening gehouden dient te worden met het tijdsverloop vanaf het plaatsvinden van de feiten, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de persoonlijke omstandigheden en de persoon van verdachte. Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen door te verklaren wat zijn aandeel in het geweld is geweest. Verder maakt verdachte een positieve ontwikkeling door en is hij al tien maanden lang niet meer in contact gekomen met politie. Ook de begeleiding werpt zijn vruchten af. Om deze redenen kan er volstaan worden met een deels voorwaardelijke werkstraf, waaraan de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige geweldsdelicten en heeft zich daarbij niet bekommerd om de fysieke en psychische gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers. Verdachte heeft samen met anderen op meerdere momenten geweld uitgeoefend tegen de slachtoffers en schuwde daarbij niet hen te raken op kwetsbare delen van het lichaam. Door dit forse geweld heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van de slachtoffers. De slachtoffers hebben in hun aangiften, verklaringen bij de politie en hun vorderingen naar voren gebracht dat zij tot op heden nog steeds ernstige gevolgen ondervinden van dit feit. Alle slachtoffers hebben fysiek letsel ondervonden en bij slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] heeft dit ook geleid tot een versterking van angstgevoelens. In dat verband merkt de rechtbank op dat slachtoffer [slachtoffer 2] na het voorval te kampen kreeg met terugkeer van zijn epileptische aanvallen, waar hij 4 jaar van verschoond was gebleven. Deze duren, zo blijkt uit de verklaring van zijn ouders, thans nog voort. Dergelijke feiten hebben bovendien niet alleen gevolgen voor de directe slachtoffers, maar leveren, vanwege het feit dat zij in het openbaar zijn gepleegd, ook gevoelens van angst en onveiligheid op in de maatschappij. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte in zijn verhoor bij de politie en ter terechtzitting deels de schuld bij anderen legt, door beweerdelijke provocaties of beledigingen van de kant van aangevers aan te wijzen als de oorzaak voor het toepassen van geweld jegens hen en zichzelf ook als slachtoffer ziet. Uit het dossier volgt echter dat het juist verdachte is geweest die het openlijke geweld heeft geïnitieerd. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2019 blijkt dat verdachte voor soortgelijke feiten eerder met justitie in aanraking is gekomen. Verdachte liep ten tijde van een deel van deze feiten in een proeftijd van een deels voorwaardelijke veroordeling uit oktober 2018. Deze veroordeling heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage Pro Justitia betreffende de persoon van verdachte, opgemaakt op 7 januari 2019 door drs. K.T.E. Zászlós, GZ-psycholoog. De psycholoog stelt dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een oppositioneel opstandige stoornis waaraan hechtingsproblemen ten grondslag liggen. Verder is er sprake van zelfbepalend gedrag, moeite met regels en gezag, emotieregulatieproblemen en verdachte laat probleemgedrag zien. Verdachte voelt zich door anderen niet geaccepteerd en snel afgewezen, waardoor hij een vijandige en wantrouwende houding naar zijn omgeving ontwikkelt. In conflictsituaties voelt hij zich dan snel gekrenkt en gefrustreerd, waardoor hij heftige gevoelens van boosheid ontwikkelt die hij niet onder controle heeft, met verbaal en fysiek geweld tot gevolg. De psycholoog concludeert dat deze gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens van invloed zijn geweest op zijn handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten, waardoor de psycholoog adviseert alle feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Indien verdachte geen adequate begeleiding of behandeling krijgt, wordt het recidiverisico op hoog ingeschat. Ten slotte wordt geadviseerd om toezicht en begeleiding door de William Schrikker Stichting voort te zetten, verdachte een adequate dagbesteding te bieden en hem een intensief ambulant begeleidingstraject bij een forensische polikliniek zoals De Waag op te leggen, waarbij hij zijn agressieregulatieproblemen, zijn zelfbepalende houding en moeite met regels en gezag kan behandelen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 mei 2019, opgemaakt door R.D. Peters, raadsonderzoeker. De Raad kan zich vinden in het beeld en de informatie welke in het psychologisch onderzoek naar voren komt. De Raad voor de Kinderbescherming vindt jeugdreclasseringsbegeleiding wenselijk. De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden dat verdachte naar school of stage gaat volgens het lesrooster en meewerkt aan behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De heer Lindenhof van de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij zich aansluit bij het advies en stelt dat verdachte baat heeft bij intensieve begeleiding.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mevrouw L. Bralts, reclasseringswerker van de William Schrikker Stichting, ter terechtzitting naar voren is gebracht. Zij stelt dat verdachte nieuw werk heeft waar hij een goede houding laat zien. Voorts sluit zij zich aan bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten en daarbij rekening houdende met de persoon van verdachte, een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie, alsmede een jeugddetentie voor de duur van 20 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank overweegt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er – gelet op de hoge kans op recidive en de agressieproblematiek van verdachte – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zonder toezicht en behandeling wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om op grond van artikel 38v Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen, te weten een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] . Het verbod geldt voor de duur van twee jaren. Voor iedere keer dat verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van zeven dagen, met een maximum van drie maanden.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de slachtoffers.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 881,13. Dit bedrag bestaat uit € 106,13 materiële schade en € 775,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt ten aanzien van de materiële schade dat de reiskosten en de kosten van de broek met een totaalbedrag van € 79,10 kunnen worden toegewezen, bestaande uit het volledige bedrag voor de reiskosten en een deel van het bedrag van de broek in verband met de huidige prijs volgens de bij de vordering gevoegde bijlage. De officier van justitie stelt ten aanzien van immateriële schade dat die volledig kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard voor wat betreft de kosten van de broek, nu uit het dossier niet is gebleken dat die broek beschadigd is vanwege het ten laste gelegde feit. Daarnaast dient het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte van [slachtoffer 4] en de vordering benadeelde partij voldoende is gebleken dat zijn broek als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde feit kapot is gegaan. Hiervoor zal voor een bedrag van € 62,97 worden toegewezen. De reiskosten worden volledig toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is tevens vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van € 775,-.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 854,10 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 854,10, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met jeugddetentie, wat overigens niets afdoet aan zijn betalingsverplichting.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.060,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt ten aanzien van de immateriële schade dat gelet op het feit dat de epileptische aanvallen van de benadeelde partij reeds aanwezig waren voorafgaand aan het ten laste gelegde feit en het onduidelijk is of de klachten zich verder zullen ontwikkelen, een groot deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De officier van justitie stelt daarom dat een deel van de vordering, te weten een bedrag van € 1.000,- toegewezen kan worden en het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank primair om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het feit dat voor het bepalen van de omvang van de psychische schade bij de benadeelde partij medische kennis vereist is en het daarom een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De verdediging verzoekt de rechtbank subsidiair om het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade te matigen.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd met onder meer stukken van de huisarts, psychologen en een neuroloog. Daaruit is voldoende gebleken dat de epileptische aanvallen zijn toegenomen na het door verdachte begane geweld en dat de benadeelde partij hierdoor onder andere meer therapie heeft moeten ondergaan en meer medicatie heeft moeten innemen. Ook hebben de ouders van de benadeelde partij voldoende toegelicht wat de enorme impact op zijn leven is ten gevolge van de (toegenomen) epileptische aanvallen. De rechtbank waardeert deze immateriële schade op een bedrag van € 3.060,-.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 3.060,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.060,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met jeugddetentie, wat overigens niets afdoet aan de betalingsverplichting.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 77we, 141 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 20 dagen;
- bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, op de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
14 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* naar school, dan wel stage gaat volgens het lesrooster;
* zich onder behandeling zal laten stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte moet zich houden aan de huisregels van de instelling en de aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft in het kader van de behandeling;
- waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt op de
vrijheidsbeperkende maatregel dat de verdachte:
voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2002; [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 3] 2005; [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 4] 2001;
- beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende
jeugddetentie bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 3 maanden. Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel
- beveelt dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 854,10;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke recht;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 854,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling niet aan te vullen met jeugddetentie;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 3.060,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 3.060,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet-betaling niet aan te vullen met jeugddetentie;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. J.W. Veenendaal en Y.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, bij het winkelcentrum [locatie] en/of aan de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] door
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen een knietje tegen het hoofd, althans het lichaam, te geven en/of
- die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen tegen het gezicht, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te stompen en/of slaan tegen het gezicht, althans het lichaam, en/of
- door zo te gaan staan/zich zo op te stellen dat daarmee werd verhinderd/belet dat [slachtoffer 3] bij die [slachtoffer 1] kon komen en/of dat die [slachtoffer 1] bij die [slachtoffer 3] kon komen en/of dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] werd(en) ingesloten en/of werd(en) tegengehouden;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Woerden, althans arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen een knietje tegen het hoofd, althans het lichaam, te geven en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te trappen/schoppen tegen het gezicht, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere malen te stompen/te slaan tegen het gezicht, althans het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg de [straat 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoorde, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: “Als je niet gaat betalen dan ga ik jou weer klappen geven” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, aan het Hoefbladveld, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 4] , door
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen te duwen en/of te laten struikelen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 4] bij de keel te pakken en/of (daaraan) omhoog te trekken en/of
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen te trappen/schoppen tegen het bovenlichaam, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen te stompen/te slaan tegen het bovenlichaam, althans het lichaam;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Woerden, althans arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen te duwen en/of te laten struikelen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 4] bij de keel te pakken en/of (daaraan) omhoog te trekken en/of
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen te trappen/schoppen tegen het bovenlichaam, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 4] één of meerdere malen te stompen/te slaan tegen het bovenlichaam, althans het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Woerden, althans in arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten, aan de [straat 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen te slaan/stompen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen te schoppen/trappen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen een knietje in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te geven;
( art 141 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2018 te Woerden, althans arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen te slaan/stompen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen te schoppen/trappen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere malen een knietje in het gezicht/tegen het hoofd en/of het lichaam te geven;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 oktober 2018, genummerd PL0900-2018311360, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 101 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 1 november 2018, genummerd PL0900-2018314872-1, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffende het proces-verbaal van aangifte van 1 november 2018, dan wordt hieraan (A) toegevoegd.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 12.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina 33.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 30.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 augustus 2019.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 61.
7.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 62.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 76.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 77.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 augustus 2019.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 augustus 2019.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 1 (A).