ECLI:NL:RBMNE:2019:6769

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
NL18.11964
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van ondernemingen voor brandschade aan hoogspanningsverbinding

In deze zaak vorderde TenneT TSO B.V. schadevergoeding van twee ondernemingen wegens brandschade aan kabels van een hoogspanningsverbinding. De brand was ontstaan op het terrein van de ondernemingen, waar zij een grote hoeveelheid pallets hadden opgeslagen. TenneT stelde dat de ondernemingen tekortgeschoten waren in hun contractuele zorgplicht en onrechtmatig hadden gehandeld door de brandbare pallets in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding te plaatsen. De rechtbank oordeelde dat de opslag van pallets een gevaarzetting vormde, gezien de brandbaarheid van houten pallets. De rechtbank concludeerde dat de ondernemingen onzorgvuldig hadden gehandeld en aansprakelijk waren voor de schade die TenneT had geleden. De vordering van TenneT werd toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding vaststelde op € 335.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.11964
Vonnis van 5 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TENNET TSO B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat R.D. Lubach te Arnhem,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verweerster sub 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verweerster sub 2] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,verweersters,

advocaat M.F. Benningen te Amsterdam.
Eiseres zal hierna TenneT worden genoemd. Verweersters zullen samen [verweersters] en afzonderlijk [verweerster sub 1] respectievelijk [verweerster sub 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
TenneT heeft een procesinleiding met bijlagen ingediend, waarna [verweersters] op haar beurt een verweerschrift met bijlagen heeft ingediend. Op 21 februari 2019 heeft een mondelinge behandeling van deze zaak plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht en vragen van de rechtbank hebben beantwoord. De advocaat van TenneT heeft daarbij gebruikgemaakt van spreekaantekeningen die hij in het digitale systeem heeft geüpload. De griffier heeft een proces-verbaal opgesteld van wat op de mondelinge behandeling is besproken. TenneT heeft na kennisneming van dit proces-verbaal hierover nog een schriftelijke opmerking gemaakt, die zij in het digitale systeem heeft geüpload.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Inleiding

2.1.
[verweerster sub 1] is - kort samengevat - een groothandel in vlees en vleesproducten. Zij maakt voor haar bedrijf gebruik van een gebouwencomplex dat gelegen is op een terrein aan de [adres] in [vestigingsplaats] (hierna: het terrein). [verweerster sub 2] is eigenaar van dit terrein. Schuin over het terrein loopt een hoogspanningsverbinding van TenneT. Op het terrein staat ook een hoogspanningsmast.
2.2.
In de nacht van 28 op 29 juni 2014 is brand ontstaan op het terrein. Partijen gaan ervan uit dat deze brand is ontstaan doordat (in ieder geval) één onbekende persoon het terrein is binnengedrongen en vervolgens pallets in brand heeft gestoken die op verschillende plekken op het terrein lagen opgestapeld. Het vuur heeft zich uitgebreid naar het gebouwencomplex, waardoor een grote brand is ontstaan.
2.3.
Als gevolg van de brand zijn twee kabels van de hoogspanningsverbinding geknapt en zijn andere kabels ernstig beschadigd. TenneT heeft kosten moeten maken voor het uitvoeren van een noodvoorziening en noodherstel en heeft de hoogspanningsverbinding in 2015 veel eerder dan gepland moeten vervangen.
De vordering
2.4.
TenneT verwijt [verweersters] dat zij naar hun aard (zeker in gestapelde vorm) zeer brandbare pallets in de buurt van de hoogspanningsverbinding heeft opgeslagen en daarmee het risico op brand met hoog oplaaiend vuur met kans op ernstige schade voor de daarboven gelegen hoogspanningslijnen in het leven heeft geroepen. Zij heeft [verweersters] zowel op grond van wanprestatie als onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden. Zij vordert in deze procedure betaling van een bedrag van € 426.421,96 dan wel € 335.000,-- aan schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten.
Wanprestatie
2.5.
TenneT baseert haar vordering op grond van wanprestatie op een zakelijk recht dat op het perceel van [verweersters] ten behoeve van haar is gevestigd en dat haar het recht geeft om op en over het perceel masten en lijnen te plaatsen en te (laten) beheren. Dit zakelijk recht vindt zijn oorsprong in een zakelijk recht overeenkomst (hierna: ZRO) uit 1952 tussen de rechtsvoorgangers van TenneT en [verweerster sub 2]
2.6.
TenneT stelt zich op het standpunt dat [verweersters] , door direct onder de hoogspanningskabels en de hoogspanningsmast pallets op te slaan, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de ZRO. Zij stelt dat [verweersters] met name in strijd heeft gehandeld met artikel 5 lid 1 van de ZRO, waarin het volgende is bepaald:
“De eigenaar is verplicht zich te onthouden van al datgene, waardoor de stroomlevering door middel van de in artikel 2 bedoelde werken gevaar zou kunnen opleveren voor personen of goederen of waardoor het regelmatige overbrengen van electrische energie door middel van deze werken zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad, en in het algemeen van al datgene, dat met het zakelijk recht in strijd zou komen of het ongestoord uitoefenen van dit recht zou kunnen belemmeren. In het bijzonder zal hij zich onthouden van het planten van bomen en andere beplantingen onder en nabij de hoogspanningslijn, tenzij na voorafgaand overleg en met schriftelijke toestemming van de bedrijven. Hij is verplicht bomen en beplantingen onder en nabij de hoogspanningslijn op eerste aanmaning te snoeien of te verwijderen (…)”
2.7.
TenneT verwijst verder naar een document genaamd ‘Veiligheidsvoorschriften voor werken in de nabijheid van bovengrondse hoogspanningsverbindingen beheerd door TenneT TSO B.V.’ (hierna: de Veiligheidsvoorschriften), die volgens TenneT een nadere invulling van artikel 5 van de ZRO vormen. TenneT stelt dat [verweersters] door de opslag van brandgevaarlijke en brandbare materialen - de pallets - in strijd heeft gehandeld met artikel 5.5 onder a van de Veiligheidsvoorschriften. Hierin is bepaald dat de opstallen, werken en/of het terrein in de belaste strook niet mogen worden gebruikt voor de opslag van brandgevaarlijke, brandbare of explosieve materialen. TenneT stelt dat [verweersters] bekend was met de Veiligheidsvoorschriften, omdat zij [verweersters] deze bij e-mail van 4 november 2013 heeft toegestuurd.
2.8.
[verweersters] betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de ZRO. Zij stelt dat zij met (de rechtsvoorgangers van) TenneT nooit afspraken heeft gemaakt over het zakelijk recht en/of het gebruik van het perceel en dat zij de Veiligheidsvoorschriften nooit heeft ontvangen. Volgens [verweersters] volgt uit de ZRO niet dat er geen pallets in de buurt van de hoogspanningsmast mochten worden opgeslagen.
2.9.
De rechtbank stelt vast dat de e-mail van 4 november 2013 die TenneT in het geding heeft gebracht, afkomstig is van [A] van [adviesbureau] en is geadresseerd aan [B] , facilitair manager bij [verweerster sub 1] Bovenaan de mail wordt vermeld: “Bijlagen: Veiligheidsvoorschriften TenneT bovengronds.pdf”. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee voldoende vast dat deze mail aan [verweersters] is verzonden, maar niet dat [verweersters] deze mail en de Veiligheidsvoorschriften als bijlage daadwerkelijk heeft ontvangen. Dit is door [verweersters] immers betwist en TenneT heeft verder niet voldaan aan haar stelplicht waaruit moet volgen dat die mail [verweersters] wel heeft bereikt.
2.10.
Gelet hierop laat de rechtbank de Veiligheidsvoorschriften bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van [verweersters] verder buiten beschouwing. Voor het aannemen van aansprakelijkheid op grond van wanprestatie moet worden uitgegaan van de door TenneT als contractuele grondslag voor haar vordering genoemde ZRO. [verweersters] heeft niet bestreden dat zij (beiden) gebonden zijn aan die ZRO, zodat dit verder geen beoordeling behoeft. Gelet op het verweer van [verweersters] moet worden beoordeeld of het [verweersters] op grond van de bewoordingen van - met name - artikel 5 lid 1 van de ZRO redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat er geen opslag van pallets in de buurt van de hoogspanningskabels en de hoogspanningsmast mocht plaatsvinden.
2.11.
De rechtbank oordeelt dat de ZRO geen bepaling kent die de opslag van materiaal in de nabijheid van de kabels en mast direct verbiedt. De bepaling is nogal algemeen geformuleerd (…“of waardoor het regelmatige overbrengen van electrische energie door middel van deze werken zou kunnen worden belet, belemmerd of geschaad, en in het algemeen van al datgene, dat met het zakelijk recht in strijd zou komen of het ongestoord uitoefenen van dit recht zou kunnen belemmeren”). De bepaling kent een concreet voorbeeld dat onder en nabij de hoogspanningslijn geen beplantingen mogen worden aangebracht, maar daarmee is de opslag van volstrekt verplaatsbare zaken in ieder geval niet op één lijn te stellen. Uit de formulering van artikel 5 van de ZRO kan wel een algemene (contractuele) zorgvuldigheidsnorm worden afgeleid die op één lijn is te stellen met de zorgvuldigheidsnorm waaraan wordt getoetst bij de beoordeling van de vraag of [verweersters] jegens TenneT onrechtmatig heeft gehandeld (‘handelen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt’). Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verweersters] deze zorgvuldigheidsnorm geschonden. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
Tekortschieten contractuele zorgplicht/onrechtmatige daad
2.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster sub 1] ten tijde van de brand op haar terrein onder en in de directe nabijheid van de hoogspanningsverbinding een grote hoeveelheid pallets had opgeslagen. TenneT stelt zich terecht op het standpunt dat sprake is geweest van gevaarzetting en dat [verweerster sub 1] door deze opslag onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat houten pallets, zeker als deze in grote hoeveelheden op elkaar gestapeld zijn, zeer brandbaar zijn. [verweersters] kende dit risico ook: zij had ten tijde van de brand een opstal (brand)verzekering bij Allianz en een van de voorwaarden van de verzekering was dat buitenopslag van brandbare zaken (zoals pallets) zich minimaal 7 meter uit de gevel van het pand moest bevinden. Het had [verweersters] gelet hierop dus duidelijk kunnen zijn dat de buitenopslag van pallets een reëel risico in het leven roept dat de pallets in brand raken en schade veroorzaken aan andere objecten die zich in de buurt van de pallets bevinden. Het had haar ook duidelijk moeten zijn dat de opslag van de pallets op een veilige afstand van een voor brand kwetsbare omgeving moet plaatsvinden. Als gevolg van het feit dat de brandverzekeraar een afstand van minimaal 7 meter uit de gevel van het pand voorschreef, diende [verweerster sub 1] bedacht te zijn op een toegenomen brandrisico voor de hoogspanningsleiding door de opslag van de pallets. Het gegeven dat pallets niet spontaan ontvlammen, maakt dit oordeel niet anders. Kennelijk is het risico op schade door brand door een professionele brandverzekeraar zo groot ingeschat dat daarvoor specifieke voorschriften zijn gegeven. [verweerster sub 1] diende aldus bedacht te zijn op een noodzaak om voldoende afstand te houden tot de op en boven het terrein bevindende hoogspanningsmast en -leiding. [verweerster sub 2] heeft hierin ook geen verantwoordelijkheid genomen door van [verweerster sub 1] te verlangen dat zij die voorzorgsmaatregelen zou treffen die vereist zijn dan wel daar in ieder geval over in overleg te gaan met TenneT.
2.13.
Uit de overlegde foto’s en het onderzoeksrapport van [onderzoeksbureau 1] van 31 maart 2015, die [verweersters] in het geding heeft gebracht, blijkt ook dat [verweersters] de pallets op enige afstand van het gebouwencomplex had opgeslagen. [verweersters] had de pallets echter ook op dusdanige afstand van de hoogspanningsverbinding moeten plaatsen dat er bij brand geen beschadiging aan de hoogspanningsverbinding te verwachten is. [verweersters] heeft dit echter niet gedaan. Door de pallets onder de hoogspanningsverbinding buiten op te slaan, heeft [verweersters] het risico in het leven geroepen dat grote schade aan de hoogspanningsverbinding zou ontstaan bij het in brand raken van de pallets. [verweersters] heeft onvoldoende maatregelen genomen om dit risico te beperken. [verweersters] heeft weliswaar voldoende maatregelen getroffen om toegang van derden met kwade bedoelingen, zoals brandstichting, te voorkomen door de aangebrachte omheining met terreinbeveiliging om haar bedrijfsterrein en het surveilleren door een beveiligingsbedrijf, maar daarmee is nog niet een voorzorgsmaatregel getroffen om de gevolgen van een onverhoopt snel uitslaande brand voor de hoogspanningsverbinding te beperken of te voorkomen. Daarbij komt dat van [verweersters] mocht worden verwacht dat zij onderzocht (of navroeg bij TenneT) of het voor de te hanteren afstand verschil uitmaakt dat de brandgevaarlijke opslag onder en niet naast de kwetsbare omgeving plaatsvindt. Uit de toelichting van [verweersters] volgt dat dit niet is gebeurd. TenneT stelt terecht dat van [verweersters] , gelet op de reële kans op grote schade, had mogen worden verwacht dat zij de pallets uit de buurt van de hoogspanningsverbinding zou opslaan - althans rekening houdt met het voorschrift daar op voldoende afstand vandaan te blijven. In het proces-verbaal is opgenomen dat [verweersters] ter zitting heeft verklaard dat de pallets tot 7 meter hoog waren opgestapeld en dat de hoogspanningskabel op het laagste punt 12 meter en op het hoogste punt 40 meter boven de grond hangt. Juist vanwege de geringe afstand op het laagste punt had extra zorgvuldigheid van [verweersters] mogen worden verwacht.
2.14.
[verweersters] heeft in haar reactie op het proces-verbaal geschreven dat de maximale hoogte van de stapel pallets 5 meter was en niet 7 meter, en dat het laagste punt van de hoogspanningslijn zich niet boven haar terrein/bedrijfsgebouw bevindt, maar ver daarvandaan in het akkerland achter het bedrijfspand. De rechtbank merkt hierover op dat, ook als de maximale hoogte van de pallets 5 meter zou zijn geweest in plaats van 7 meter en ook als de kabels boven het terrein niet op hun laagste punt hangen, er nog steeds sprake was van een hoge stapel pallets die naar verwachting bij brand een grote hitte zou veroorzaken met een potentieel groot risico voor de daarboven hangende kabels. [verweersters] heeft niet aangevoerd dat de afstand tussen de pallets en de kabels zo groot was dat zij, hoewel zij door de brandverzekering was gewaarschuwd voor het brandgevaar van de pallets, redelijkerwijs geen rekening hoefde te houden met het risico van beschadiging van de kabels in geval van brand.
2.15.
TenneT stelt, zoals ter zitting ook is toegelicht, in de kern als grondslag voor haar vordering dat [verweersters] geen opslag van pallets onder de hoogspanningsleiding had mogen realiseren. Dan is dus niet zo relevant of [verweersters] ook onvoldoende afstand tot de hoogspanningsmast zelf heeft aangehouden. Voor zover TenneT ook voor een eventuele schade aan de hoogspanningsmast zelf aanspraak maakt op schadevergoeding, oordeelt de rechtbank dat daarvoor geen toereikende grondslag is aangevoerd. Uit de eigen stellingen van TenneT (met haar beroep op de Veiligheidsvoorschriften) volgt immers dat rondom de poeren van de hoogspanningsmast een afstand van 5 meter moet worden aangehouden. TenneT heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat die afstand niet door [verweersters] is gerespecteerd. [verweersters] heeft betwist dat zij die afstand niet in acht heeft genomen. De conclusie is dat van een onrechtmatig (want onzorgvuldig) te achten opslag in de buurt van de hoogspanningsmast zelf geen sprake is geweest. Dat geldt wel voor de opslag onder de kabels.
Causaal verband
2.16.
[verweersters] stelt zich op het standpunt dat het causaal verband tussen de opslag van de pallets en de brandschade ontbreekt omdat de brandschade niet door de enkele buitenopslag van de pallets is veroorzaakt, maar door de brandstichting. De rechtbank volgt [verweersters] niet in dit betoog. TenneT stelt terecht dat, als [verweersters] geen brandbare pallets in de directe nabijheid van de hoogspanningsverbinding had opgeslagen, er ofwel helemaal geen brand zou zijn ontstaan ofwel een eventuele brand op het terrein geen schade aan de hoogspanningskabels zou hebben veroorzaakt. Nu [verweersters] met de buitenopslag van de pallets in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding het risico in het leven heeft geroepen dat brandschade aan de hoogspanningskabels zou ontstaan en dit risico zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt, is deze schade ook in redelijkheid aan [verweersters] toe te rekenen.
2.17.
[verweersters] heeft verder nog aangevoerd dat uit het rapport van [onderzoeksbureau 1] blijkt dat de afstand van 7 meter geen enkel verschil had gemaakt bij het ontstaan van de schade: die was volgens haar ook ontstaan als zij wél minimaal 7 meter afstand in acht had genomen. Dit argument kan haar echter niet baten. Naar het oordeel van de rechtbank had het voorschrift van de brandverzekeraar haar moeten waarschuwen dat zij voorzorgsmaatregelen moet nemen bij de opslag van uiterst brandbare materialen. Zij dient dan ook ten aanzien van de hoogspanningsleidingen een afstand van minimaal 7 meter aan te houden, maar zij had ook weer niet zonder meer mogen aannemen dat die afstand voldoende is. De afstand van 7 meter is door de verzekeraar genoemd voor naast elkaar en niet onder elkaar geplaatste objecten. Het voorschrift van de verzekeraar had [verweersters] moeten brengen tot overleg met TenneT over de vraag of die 7 meter ook in dat geval voldoende was. Nu dat niet is gebeurd komt [verweersters] niet het argument toe dat indien zij 7 meter had aangehouden de schade ook was ontstaan. Het noodzakelijke contact met TenneT had immers ook kunnen leiden tot het standpunt dat TenneT in deze procedure inneemt: namelijk dat die opslag in het geheel niet verantwoord kan plaatsvinden. Nu TenneT nimmer heeft gezegd dat 7 meter voldoende is (zoals de brandverzekeraar nog wel had gedaan voor het risico van horizontale brandoverslag) komt [verweersters] niet ter bevrijding van haar aansprakelijkheid het argument toe dat die 7 meter ook niet voldoende waren geweest.
Eigen schuld
2.18.
[verweersters] stelt verder dat sprake is van eigen schuld aan de kant van TenneT omdat zij onvoldoende maatregelen heeft genomen om schade aan de hoogspanningsverbinding te voorkomen. Volgens [verweersters] had het op de weg van TenneT gelegen om haar instructies te geven met betrekking tot de buitenopslag op haar terrein en had zij moeten controleren of deze instructies werden nageleefd. TenneT heeft dit echter nooit gedaan en ook de medewerkers van TenneT die het terrein hebben bezocht voor onderhoud aan de hoogspanningsmast, hebben nooit iets gezegd over de aanwezigheid van de pallets.
2.19.
De enkele omstandigheid dat medewerkers van TenneT die onderhoud aan de mast hebben gepleegd tegenover [verweersters] geen opmerkingen hebben gemaakt over de opgeslagen pallets, is echter onvoldoende om eigen schuld van de kant van TenneT aan te nemen. [verweersters] heeft niet gesteld dat het tot de taak van deze medewerkers behoorde om, naast het uitvoeren van onderhoud, het terrein op brandveiligheid te inspecteren en in verband daarmee aanwijzingen te geven. Zoals hierboven is overwogen, had het [verweersters] bovendien duidelijk moeten zijn de buitenopslag van de pallets tot brandschade aan de hoogspanningsverbinding zou kunnen leiden. TenneT hoefde [verweersters] daarom ook geen instructies hierover te geven en hoefde op naleving van deze instructies geen toezicht te houden.
Schade
2.20.
TenneT vordert primair vergoeding van een bedrag van € 426.421,96 exclusief BTW. Dit bedrag bestaat uit externe en interne kosten in verband met noodvoorziening en noodherstel en uit externe en interne kosten in verband met het definitieve herstel.
2.21.
Partijen hebben via de verzekeraar van [verweersters] bureau [onderzoeksbureau 2] B.V. (hierna: [onderzoeksbureau 2] ) ingeschakeld, die op 23 maart 2017 een expertiserapport heeft uitgebracht. Uit dit expertiserapport blijkt dat partijen in gezamenlijk overleg en met tussenkomst van [onderzoeksbureau 2] tot een voorwaardelijk schadebedrag van € 335.000,-- zijn gekomen. TenneT vordert dit bedrag subsidiair. TenneT heeft toegelicht dat zij heeft meegewerkt aan het in overleg vaststellen van de schade in de vooronderstelling dat [verweersters] aansprakelijkheid voor de gevolgen van de brand zou erkennen. Nu erkenning van de aansprakelijkheid uitblijft, maakt TenneT aanspraak op het schadebedrag dat zij eerder zelf had vastgesteld.
2.22.
Uit het rapport van [onderzoeksbureau 2] blijkt dat de interne kosten die TenneT heeft opgevoerd, zijn gebaseerd op haar commerciële uurloon. [onderzoeksbureau 2] heeft zich op het standpunt gesteld dat in beginsel slechts extra kosten in de zin van extra uitgaven als schade zijn aan te merken en heeft een bedrag van € 10.971,60 op de interne kosten in mindering gebracht. [onderzoeksbureau 2] heeft daarnaast op de door TenneT opgevoerde kosten een afschrijving van € 80.000,-- op de hoogspanningsverbinding in mindering gebracht. Het had op de weg van TenneT gelegen om gemotiveerd aan te geven waarom zij het met deze aanpassingen van [onderzoeksbureau 2] niet eens is. TenneT heeft dit echter nagelaten. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de schadevaststelling van [onderzoeksbureau 2] correct is. [verweersters] heeft de hoogte van dit bedrag ook niet betwist.
2.23.
Gezien het voorgaande zal de subsidiaire vordering worden toegewezen en zal [verweersters] hoofdelijk worden veroordeeld om een bedrag van € 335.000,-- aan schadevergoeding aan TenneT te betalen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 29 juni 2014, het moment waarop de schade is ontstaan.
Kosten
2.24.
[verweersters] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van TenneT op basis van het toegewezen bedrag op:
- betekening oproeping € 90,88
- griffierecht 3.946,--
- salaris advocaat
4.804,--(2 punten × tarief € 2.402,--)
Totaal € 8.840,88
2.25.
Het verzoek van TenneT om vergoeding van de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zal worden toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [verweersters] hoofdelijk om aan TenneT te betalen een bedrag van € 335.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over dit bedrag met ingang van 29 juni 2014 tot de dag van betaling;
3.2.
veroordeelt [verweersters] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van TenneT tot op heden begroot op € 8.840,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;
3.3.
veroordeelt [verweersters] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door TenneT volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,-- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.