Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiseres],
[gedaagde],
1.De procedure
2.De feiten
“Hereby we declare our intention to terminate our rental contract
regarding the furnished house located in [adres] [postcode]
house is too small for our needs, so we decided to terminate the
lease of the house.
(…)
you one full calendar month notice period, in accordance with our
2017. (…)”
“Dear [eiseres (voornaam)] and [A (voornaam)] ,
herewith send you the confirmation of our agreement:
as soon as possible. After your approval I will ask [naam onderneming] to restart the search
for new tenants immediately, with the aim to have new tenants move in at 1st
rent for September and in case a new tenant moves in, in September I will refund
immediately. (…)”
Regarding utilities (gas, electricity and water) we will pay them until [naam onderneming] will
find a new tenant, on the day of check-out we will stop them.
Thank you for your help and cooperation. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
huurovereenkomst voor bepaalde tijd voor zelfstandige woonruimtehebben gesloten. In artikel 2 van de huurovereenkomst is wat betreft de duur van de overeenkomst opgenomen dat de huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van 12 maanden en 17 dagen, van 14 juli 2017 tot en met 31 juli 2018, en dat beide partijen bevoegd zijn de huurovereenkomst per 31 juli 2018 op te zeggen, maar dat indien geen van beide partijen de huurovereenkomst opzegt de huurovereenkomst stilzwijgend wordt verlengd met 24 maanden, tot uiterlijk 31 juli 2020. Met de opgenomen stilzwijgende verlenging valt de onderhavige huurovereenkomst niet onder het bereik van het bepaalde in artikel 7:271 BW. Toepassing van deze bepaling is immers beperkt met de Wet doorstroming huurmarkt 2015, waarin het opzeggingsvereiste niet (meer) geldt voor huurovereenkomsten van zelfstandige woonruimte met een duur van minder dan twee jaar. De duur in de tussen partijen gesloten huurovereenkomst strekt zich door de stilzwijgende verlenging over een langere periode uit.
”eigenaar is van de zelfstandige woonruimte”, [gedaagde]
”het gehuurde voorheen zelf heeft bewoond”en dat het haar
”uitdrukkelijke bedoeling”is
”om het gehuurde na ommekomst van de duur van de huurovereenkomst weer zelf te bewonen”, dat [eiseres] de woning
”op tijdelijke basis”wenst te huren en [eiseres] bereid is
”het gehuurde na ommekomst van de duur van de huurovereenkomst te verlaten”en dat
”partijen(…)
een huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:274 lid 2 BW tot stand wensen te brengen, waarbij een initiële duur van één jaar wordt overeengekomen en de huurovereenkomst met maximaal nog twee jaar kan worden verlengd”. Hieruit blijkt dat partijen ook de bedoeling hebben gehad een huurovereenkomst te sluiten gebaseerd op het bepaalde in artikel 7:274 lid 1 onder b jo lid 2 BW. De kantonrechter volgt dan ook het standpunt van [gedaagde] dat partijen daarmee de toepasselijkheid van de bijzondere regeling van artikel 7:271 BW hebben uitgesloten.
”Indien huurder c.q. feitelijke gebruiker in verband met zijn werk wordt overgeplaatst naar een plaats die 75 km of meer van het gehuurde verwijderd is, of om redenen van overmacht het gehuurde moet verlaten, is huurder gerechtigd deze overeenkomst tussentijds te beëindigen mits hij verhuurder of diens wettige vertegenwoordiger hiervan per aangetekend schrijven – met inachtneming van een opzegtermijn van twee (2) kalendermaanden – in kennis stelt. In dit schrijven dient de reden van het vertrek te worden genoemd; ondertekening door de werkgever is een vereiste.”