Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.de heer [eiser sub 1] ,
2.mevrouw [eiseres sub 2] ,
[gedaagde],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 april 2019;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de comparitie van 17 mei 2019, waarvan aantekening is gehouden;
2.De feiten
”zeer geïnteresseerd in de studio”te zijn en zichzelf aan [eiser sub 1] voorstelt, ook geschreven:
”Verder zie ik de studio niet als tussenoplossing en ben ik van plan om er lang te verblijven”. In zijn reactie van 23 juli 2017 schrijft [eiser sub 1] [gedaagde] onder andere:
”Als je bent zoals je beschrijft, dan ben je een goede kandidaat en zal ik zeker een gesprek met je voeren, ook om te horen wat je ˝bod˝ is, maar vooral het feit dat je zegt de woning voor langere (??) tijd te willen huren”. Daarop geeft [gedaagde] in zijn e-mail van 25 juli 2017 onder meer aan:
”De lengte van de verhuur is naar mijn gevoel een aantal jaar”.
”Leuk jou en je leuke vriendin te hebben ontmoet. We hebben – na deze kennismaking – er alle vertrouwen in dat onze verbintenis goed zal verlopen. En dat nog wel minstens een jaar lang”.
”Huurcontract zelfstandige woonruimte (voor bepaalde tijd)”, is over de duur opgenomen:
”(…)
De overeenkomst is aangegaan voor de tijd van 1 jaar, ingaande op 1-9-2017.
Bij wederzijds goedvinden kan aansluitend de huurtijd met een
jaar worden verlengd.
De huurder/huurster verklaart het gehuurde tenminste voor 6 maanden
te willen huren. Bij niet voldoen hieraan is de huurder verplicht 6 maan-
den huur te betalen, tenzij op andere wijze hierin kan worden voorzien.”
”Bevindingen onderzoeker”opgenomen:
”
Klacht (1) De toiletruimte heeft geen ventilatie.In de toiletruimte is een draairaampje aanwezig dat in het verleden open kon. Nu is er een verlaagd
plafond aangebracht dat het openen van het raampje blokkeert. Het raampje kan niet worden geopend
en er is geen ventilatiekanaal aanwezig.
Volgens de onderzoeker is sprake van een gebreksituatie zoals beschreven in het gebrekenboek van
de huurcommissie onder categorie A punt 2. (…)
onderzijde los en het houtwerk van het paneel is aan de onderzijde aangetast door de inwerking van
vocht.
Volgens de onderzoeker is er sprake van een gebreksituatie zoals beschreven in het gebrekenboek van
de huurcommissie onder categorie C punt D8. (...)”
U ziet waar bij onze woning aan de [straatnaam] de gemid-
Zoals meerdere keren aangegeven, ook aangetekend, beeindigt uw huurperiode op
de beschikking over de woning nodig voor de bezichtiging door die mensen, die op de
advertentie zullen reageren (…)”
3.Het geschil
Ter zake van de gevorderde verklaring voor recht en ontruiming stelt [eiser sub 1] dat partijen een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, voor de duur van een jaar zijn overeengekomen en dat de huurovereenkomst daarom van rechtswege is geëindigd per 1 september 2018. Van het niet verlengen van de overeenkomst is [gedaagde] tijdig in kennis gesteld, aldus [eiser sub 1] .
reconventievordert [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, (a) de waardering van de woning te bepalen op 99 punten en de maximaal redelijke huurprijs per 1 september 2017 vast te stellen op € 476,44 per maand, (b) te bepalen dat per 1 september 2017 de huurprijs van € 476,44 per maand in verband met het gebrek in categorie A wordt verlaagd met 80% tot € 95,29 per maand tot 1 januari 2019 en daarna in verband met het gebrek in categorie C wordt verlaagd met 60% tot € 285,86 per maand tot 1 februari 2019, en (c) [eiser sub 1] te veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van € 7.253,06, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert [gedaagde] in
conventieen in
reconventiede veroordeling van [eiser sub 1] in de proceskosten alsmede de nakosten.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
De kantonrechter overweegt ten aanzien daarvan het volgende. Sinds 1 juli 2016 is het mogelijk om tijdelijke huurovereenkomsten (voor maximaal 2 jaar) te sluiten voor een woning, waarbij de huurder na afloop van de overeenkomst geen huurbescherming heeft. De verhuurder hoeft de overeenkomst dan niet op te zeggen, maar er ontstaat wel een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd indien de verhuurder niet uiterlijk drie en minimaal één maand voor afloop schriftelijk meedeelt dat de overeenkomst eindigt.
Anders dan [eiser sub 1] stelt kan naar het oordeel van de kantonrechter uit de inhoud van deze, hiervoor ook onder 2.2 vermelde, e-mails juist worden afgeleid dat partijen kennelijk de bedoeling hadden dat [gedaagde] voor langere tijd zou gaan huren. Dat volgt immers uit het e-mailbericht van [gedaagde] van 21 juli 2017 waarin hij schrijft van plan te zijn
”om er lang te verblijven”, de reactie daarop van [eiser sub 1] dat [gedaagde] , als hij is zoals [gedaagde] beschrijft,
”een goede kandidaat is”waarmee [eiser sub 1] een gesprek wil voeren
”vooral”omdat [gedaagde]
”zegt de woning voor langere (??) tijd te willen huren”, en waarop [gedaagde] in zijn e-mail van 25 juli 2017 weer stelt dat de
”lengte van de verhuur”naar zijn gevoel
”een aantal jaar”is. Die bedoeling kan ook worden opgemaakt uit het e-mailbericht dat [eiser sub 1] na het kennismakingsgesprek aan [gedaagde] zond:
”We hebben – na deze kennismaking – er alle vertrouwen in dat onze verbintenis goed zal verlopen. En dat nog wel minstens een jaar lang”. Partijen (dus ook [eiser sub 1] ) gingen er blijkens deze e-mails niet van uit dat de huurovereenkomst na een jaar van rechtswege zou eindigen.
”Huurcontract voor zelfstandige woonruimte. (voor bepaalde tijd)”wordt aangeduid, wat betreft de duur van de overeenkomst onder
”B”opgenomen dat
”De overeenkomst is aangegaan voor de tijd van 1 jaar, in gaande op 1-9-2017”en tevens dat bij
”wederzijds goedvinden (…) aansluitend de huurtijd met een jaar”kan
”worden verlengd”. Daarbij is ook opgenomen dat de
”huurder/huurster verklaart het gehuurde tenminste voor 6 maanden te willen huren”. Een bepaling over de beëindiging van de overeenkomst is in het huurcontract niet opgenomen.
Zoals door [gedaagde] onweersproken is gesteld heeft [eiser sub 1] de huurovereenkomst zelf opgesteld. Voor zover [eiser sub 1] werkelijk de bedoeling heeft gehad een tijdelijke huurovereenkomst met [gedaagde] aan te gaan, had het op zijn weg gelegen om dit klip en klaar in de huurovereenkomst op te nemen. Dat hij dit niet heeft gedaan, waardoor sprake is van een niet eenduidige overeenkomst, moet voor rekening en risico van [eiser sub 1] komen. Daarbij neemt de kantonrechter ook in aanmerking dat in verband met de huurbescherming, zoals hiervoor overwogen, terughoudend moet worden omgegaan bij de aanname van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd.
in conventiegevorderde verklaring voor recht en vordering tot ontruiming worden afgewezen.
”Maximale huurprijsgrenzen voor zelfstandige woonruimten per 1 juli 2017”hoort bij dat puntenaantal een maximale huurprijs van € 476,44 per maand. Dit betekent dat de per 1 september 2017 overeengekomen (kale) huurprijs van € 530,00 per maand, anders dan [eiser sub 1] stelt, niet redelijk is. Hieruit volgt dat de vordering
in reconventiewordt toegewezen, namelijk dat de woning wordt gewaardeerd op 99 punten en de maximaal redelijke huurprijs per 1 september 2017 wordt vastgesteld op € 476,44 per maand.
Ook in die opvatting wordt [eiser sub 1] niet gevolgd. In het geval van een verzoek op grond van artikel 7:249 BW is de huurder, anders dan bij artikel 7:257 jo. artikel 16 UHW, niet verplicht de gebreken vooraf aan de verhuurder te melden. De verhuurder die een nieuwe huurovereenkomst aangaat wordt immers geacht bekend te zijn met de toestand van de woning bij aanvang van de huur.
huurprijsdie partijen aanvankelijk waren overeengekomen € 530,00
exclusief € 220,00 servicekostenbedroeg en niet € 750,00, gaat [eiser sub 1] er namelijk aan voorbij dat de hiervoor vastgestelde maximaal redelijke huurprijs per maand van € 476,44 als de per 1 september 2017 tussen partijen overeengekomen huur heeft te gelden. In artikel 6 BHW worden drie categorieën van gebreken of tekortkomingen onderscheiden, te weten categorie A, B en C, waarbij de huurcommissie in het zich voordoend geval een verlaagde huurprijs uitspreekt, gelijk aan respectievelijk 20%, 30% of 40% van de
overeengekomen(geldende) huurprijs (in het gebrekenboek van de huurcommissie vermeld als ”betaalde huurprijs”).
[eiser sub 1] heeft de gebreken, zoals in het rapport van de huurcommissie vermeld, niet betwist. De kantonrechter stelt vast dat het om een gebrek gaat zoals vermeld in categorie A nummer 2 van Bijlage II BHW (niet te openen draairaampje in het toilet) en een gebrek zoals opgenomen in categorie C nummer D8 (aangetast houtwerk achterdeur door inwerking van vocht). Gelet op het bepaalde in artikel 6 BHW wordt op grond van deze ernstige gebreken de huurprijs tijdelijk verlaagd tot € 95,29 per maand. De in rekening te brengen lagere huurprijs gaat in met ingang van de aanvang van de huur, te weten 1 september 2017. Niet in geschil is dat [eiser sub 1] het raam in het toilet op 19 december 2018 heeft vervangen door een ventilatierooster en dat de achterdeur op 29 januari 2019 door [eiser sub 1] is vervangen.
Het vorenstaande leidt er dan ook toe dat per 1 september 2017 de huurprijs van € 476,44 per maand in verband met het gebrek in categorie A wordt verlaagd met 80% tot € 95,29 per maand tot 1 januari 2019 en daarna in verband met het gebrek in categorie C wordt verlaagd met 60% tot € 285,86 per maand tot 1 februari 2019.
in reconventieterugbetaling van dit bedrag.
in reconventietot terugbetaling van dit bedrag is om die reden toewijsbaar.
in reconventiegevorderde wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf de datum van dit vonnis.
in conventiebegroot op € 480,00 (2 punten x tarief € 240,00) en
in reconventieop € 240,00 (2 halve punten x tarief € 240,00).
in conventieen
in reconventiebetaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.