ECLI:NL:RBMNE:2019:6742

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
99-000457-25 VI
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling na overtredingen van voorwaarden

Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1986 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, was eerder op 5 februari 2019 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Na zijn voorwaardelijke invrijheidstelling op 16 juni 2019, heeft de reclassering geconstateerd dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Dit leidde tot een vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, die op 20 september 2019 door de rechter-commissaris werd afgewezen, maar later opnieuw werd ingediend.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2019 werd duidelijk dat de veroordeelde in de periode van 10 tot en met 15 september 2019 dagelijks zijn locatieverbod had overtreden en niet bereikbaar was voor de reclassering. De reclassering adviseerde tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling vanwege de overtredingen en het ontbreken van stabiliteit in het leven van de veroordeelde. De officier van justitie volhardde in de vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor 120 dagen, terwijl de verdediging pleitte voor afwijzing van de vordering, met argumenten over de moeilijke omstandigheden van de veroordeelde.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling en dat er meerdere waarschuwingen waren gegeven. De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, maar voor een kortere periode van 90 dagen, met de mogelijkheid voor de veroordeelde om een verzoek in te dienen voor wijziging van de voorwaarden zodat hij zijn familie kan bezoeken zonder de voorwaarden te overtreden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
V.I. nummer: 99-000457-25
Beslissing van de meervoudige kamer van 1 november 2019 op een vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in het dossier, waaronder:
- het onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij veroordeelde op 5 februari 2019 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek (parketnummer 21-004900-17);
- het besluit van 13 mei 2019, waarbij veroordeelde op 16 juni 2019 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld;
- het advies van de reclassering van 19 september 2019 om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen omdat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden van voormeld besluit;
- de vordering van de officier van justitie van 19 september 2019 als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ontvangen, strekkend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 120 dagen;
- de vordering van de officier van justitie van 20 september 2019 als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ontvangen, strekkend tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 120 dagen;
- de beslissing van de rechter-commissaris van 20 september 2019, waarbij de vordering van de officier van justitie tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling is afgewezen en de hervatting van de voorwaardelijke invrijheidstelling is bevolen;
- de melding van de reclassering waaruit volgt dat veroordeelde zich na de hervatting van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet aan de voorwaarden heeft gehouden;
- de vordering van de officier van justitie van 7 oktober 2019 als bedoeld in artikel 15i, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, strekkend tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
- de beslissing van de rechter-commissaris van 7 oktober 2019, waarbij de vordering van de officier van justitie tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling is toegewezen;
- de overige stukken in het dossier.

2.De procesgang

Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 18 oktober 2019, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. M. Hoekzema, advocaat te Utrecht, en [A] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.

3.De behandeling

3.1
Het standpunt van de reclassering
Volgens de reclassering heeft veroordeelde in de periode van 10 tot en met 15 september 2019 dagelijks zijn locatieverbod overtreden. Ook heeft hij in die periode het locatiegebod geschonden: op 11 september 2019 kwam hij te laat thuis en in de nacht van 14 op 15 september 2019 is veroordeelde de hele nacht weggebleven. Veroordeelde was op die momenten tevens niet bereikbaar voor de reclassering en de meldkamer. Voorts wordt op 8, 10, 13 en 14 september 2019 de melding gezien dat veroordeelde zijn enkelband niet voldoende oplaadde. Op 10 september 2019 viel de enkelband daadwerkelijk uit en was veroordeelde andermaal niet bereikbaar voor de reclassering. Ten slotte werd op 18 september 2019 het bericht van De Waag ontvangen dat zij voornemens was de behandeling van veroordeelde stop te zetten. Veroordeelde had te veel
face to face- en belafspraken gemist en was de laatste 14 dagen niet meer bereikbaar geweest voor De Waag.
Gezien de overtredingen en het ontbreken van stabiliteit op de leefgebieden van veroordeelde, ziet de reclassering te veel risico’s om het toezicht te vervolgen.
Na de hervatting van de invrijheidstelling op 20 september 2019 heeft veroordeelde in de periode van 1 oktober tot en met 6 oktober 2019 dagelijks (meerdere keren) het locatieverbod overtreden en is er driemaal een melding gekomen dat hij de batterij van zijn enkelband niet voldoende opgeladen hield.
Ter zitting heeft de reclasseringswerker toegelicht dat tijdens een huisbezoek met veroordeelde over een aantal zaken is gesproken. Het weekend daarna hebben de voornoemde incidenten plaatsgevonden. Gelet op het aantal overtredingen en de aard daarvan adviseert hij tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Ten aanzien van de voorwaarde betreffende het locatieverbod in Utrecht heeft de reclasseringswerker nog opgemerkt dat deze wat hem betreft niet langer persé noodzakelijk is. Met de enkelband kan immers precies worden nagegaan waar veroordeelde zich bevindt.
3.2
De vordering van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie toegelicht dat veroordeelde, ook na de waarschuwingen van de rechter-commissaris, onverminderd door is gegaan met het overtreden van de voorwaarden. De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de toewijzing en duur van de aanvankelijk gevorderde schorsing, te weten voor een periode van 120 dagen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat vaststaat dat veroordeelde de voorwaarden heeft overtreden. Echter, van herroeping van de voorwaardelijk invrijheidstelling kan pas sprake zijn in geval van een ernstige schending van de voorwaarden, waarbij tevens naar de specifieke omstandigheden van het geval gekeken dient te worden om te bepalen wat passend is.
Primair heeft de raadsvrouw bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen. Veroordeelde heeft het grootste deel van de afgelopen jaren in detentie doorgebracht. Het opnieuw opbouwen van zijn leven is extra moeilijk voor hem en zal gepaard gaan met vallen en opstaan. Het doel van het gebiedsverbod was het voorkomen van het plegen van nieuwe feiten. Veroordeelde heeft geen nieuwe feiten gepleegd en het verbod enkel overtreden voor bezoek aan zijn familie. De vriendin van veroordeelde is zwanger en veroordeelde heeft nu een woning en een uitkering. Een detentie zou een en ander teniet doen en als hij gedetineerd blijft, zal hij zijn uitkering verliezen.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering voor een zeer korte periode toe te wijzen, zodat veroordeelde zijn uitkering kan behouden en de enkelband opnieuw aangesloten kan worden. Verder heeft de raadsvrouw verzocht de voorwaarden zodanig te wijzigen dat hij zonder problemen zijn familie kan bezoeken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling waren verbonden. Veroordeelde heeft dit ter zitting ook toegegeven.
Ten aanzien van de geconstateerde schending van de aan veroordeelde opgelegde behandelverplichting, merkt de rechtbank op dat de verklaring van veroordeelde dat hij om financiële redenen geen mogelijkheid zou hebben gehad om naar De Waag in Leiden te reizen, strijdig is met het door hem vertoonde gedrag. Uit de stukken en uit wat ter terechtzitting besproken is, volgt immers dat hij wel over mogelijkheden en/of financiële middelen beschikte om vrijwel dagelijks naar zijn familie te reizen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat veroordeelde belafspraken met De Waag heeft gemist en dat hij van begin tot half september 2019 niet bereikbaar was voor De Waag.
Voorts constateert de rechtbank dat veroordeelde voor het familiebezoek het gebiedsverbod zeer vaak heeft overtreden. Veroordeelde heeft ervoor gekozen om - ook na herhaalde waarschuwingen en een laatste kans van de rechter-commissaris - in plaats van met de reclassering naar een oplossing te zoeken, het gebiedsverbod te blijven overtreden. Daarbij heeft de reclassering meerdere meldingen ontvangen dat de batterij van de enkelband laag was. Eenmaal is de enkelband ook daadwerkelijk uitgevallen en was veroordeelde op dat moment niet bereikbaar voor de reclassering. Ook op dit punt heeft veroordeelde zich niets van de waarschuwingen aangetrokken en heeft de reclassering, na de beslissing van de rechter-commissaris van 20 september 2019, weer driemaal een melding ontvangen dat de batterij onvoldoende opgeladen was.
Veroordeelde is er kennelijk niet van doordrongen dat hij zich aan de hem opgelegde voorwaarden dient te houden. Meerdere waarschuwingen en een allerlaatste kans van de rechter-commissaris hebben daar geen verandering in gebracht.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat veroordeelde een krachtig signaal nodig heeft om zich te realiseren dat hij zich aan de voorwaarden dient te houden en dat de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden herroepen. De rechtbank ziet in de aard van de schendingen en de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde aanleiding om de vordering van de officier van justitie voor een kortere periode toe te wijzen, te weten voor een termijn van 90 dagen.
Veroordeelde kan desgewenst een verzoekschrift indienen om de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling zo te laten wijzigen dat hij zijn familie kan bezoeken zonder daarmee direct de voorwaarden te overtreden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie toe en gelast dat van het deel van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog een gedeelte moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd die veroordeelde inmiddels in detentie heeft doorgebracht vanaf 7 oktober 2019;
- wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2019.