ECLI:NL:RBMNE:2019:6736

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
C/16/489035 / JE RK 19-2087
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een onveilige thuissituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden in een netwerkpleeggezin. De ouders van [voornaam van minderjarige] zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en de thuissituatie is onveilig door huiselijk geweld en de gezondheidsproblemen van de vader, die epilepsie heeft. De moeder heeft de rol van kostwinner op zich genomen, maar er is onvoldoende oog voor de specifieke behoeften van [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onderling geen contact kunnen hebben en dat er een neutrale derde persoon nodig is om de belangen van [voornaam van minderjarige] voorop te stellen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] te waarborgen en dat de uithuisplaatsing in het belang van haar verzorging en opvoeding is. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaakgegevens: C/16/489035 / JE RK 19-2087
Datum uitspraak: 21 oktober 2019

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats 1] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats 1] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 september 2019, ingekomen bij de griffie op 26 september 2019;
- de brief d.d. 16 oktober 2019 van mr. E.R. Lambooy, advocaat van de moeder.
Op 21 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam van minderjarige] , die apart is gehoord,
- de vader, bijgestaan door mr. L.C. de Jong,
- de moeder,
- mevrouw [A] , namens de Raad,
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , namens Samen Veilig Midden-Nederland.
Aan mevrouw [D] , persoonlijk begeleidster van de moeder vanuit [naam onderneming] , is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam van minderjarige] woont in het netwerkpleeggezin van tante [E (voornaam)] en oom [F (voornaam)] vaderszijde in [woonplaats 2] .

De verzoeken

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Tevens wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] verzocht voor de duur van zes maanden in een netwerkpleeggezin. De Raad heeft deze verzoeken als volgt toegelicht.
Het gezin is op meerdere gebieden kwetsbaar. De vader heeft mede als gevolg van epilepsie medische klachten waardoor hij op momenten niet beschikbaar was en de moeder daardoor enerzijds kostwinner moest zijn en anderzijds vaak op stel en sprong moest regelen dat er ondersteuning kwam voor de kinderen. De oom en tante hebben vanaf het begin het gezin ontlast, de moeder voelde zich door de goedbedoelde en vaak ook gevraagde ondersteuning soms buitenspel gezet en voelde zich niet altijd meegenomen in de besluitvorming over de kinderen. Huiselijk geweld maakte de thuissituatie gedurende langere tijd tot een onveilige plek. De kwetsbaarheid wordt vergroot door de beperking van [voornaam van minderjarige] . Door haar ontwikkelingsachterstand en beperkte verstandelijke vermogens doet zij een groter beroep op de opvoedvaardigheden van de ouders. Meer dan andere kinderen heeft zij hulp nodig om sociale situaties te duiden. Zowel de vader als de moeder hadden te weinig oog voor de behoeftes van [voornaam van minderjarige] . Voor de scheiding van haar ouders zat [voornaam van minderjarige] fysiek klem en had ze vaak een sussende en bemiddelende rol op zich genomen. Beide ouders diskwalificeren elkaar, er is geen ruimte voor overleg en zij beschuldigen elkaar van de ontstane situatie.
De ingezette hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen. Omdat de ouders onderling geen contact (kunnen) hebben, is het noodzakelijk dat er een neutraal derde persoon komt die hen kan helpen om de belangen van [voornaam van minderjarige] voorop te stellen. Voor wat betreft de uithuisplaatsing vindt de Raad een termijn van 6 maanden als aanvaardbaar voor [voornaam van minderjarige] om onzekerheid over haar toekomstperspectief te verdragen. In deze periode moet duidelijk worden hoe groot de leerbaarheid van de moeder is en of [voornaam van minderjarige] met voldoende kans op succes zal kunnen worden teruggeplaatst bij de moeder.

De standpunten

De moeder zal meewerken aan de maatregelen. Zij betreurt de huidige situatie, maar zij gaat hard aan het werk om ervoor te zorgen dat [voornaam van minderjarige] weer bij haar kan wonen. De moeder heeft ambulante hulp om de echtscheiding te verwerken, om haar te ondersteunen en om te leren beter aan te sluiten bij [voornaam van minderjarige] . Zij geeft verder aan dat de communicatie met de vader slecht loopt; zij communiceert via een hulpverlener van de vader. De persoonlijk begeleidster van de moeder heeft eraan toegevoegd dat het voor de moeder niet helemaal duidelijk is wanneer [voornaam van minderjarige] weer naar huis zal (kunnen) komen.
De vader is opgelucht dat [voornaam van minderjarige] niet naar haar moeder gaat. Hij wil dat [voornaam van minderjarige] langer dan zes maanden bij de oom en tante blijft wonen. In een later stadium kan [voornaam van minderjarige] eventueel weer bij één van de ouders wonen. De communicatie tussen de ouders is niet goed. De vader heeft aan de moeder mediation voorgesteld, maar volgens de vader wil zij daaraan niet meewerken. De advocaat van de vader heeft hieraan toegevoegd dat de ouders inmiddels een ouderschapsplan hebben opgesteld en ondertekend en dat er afspraken zijn gemaakt over de echtelijke woning. Alleen de boedelscheiding loopt nog, maar de verwachting is dat dit ook snel afgerond kan worden. Dit zal ervoor kunnen zorgen dat er een bron van veel spanning bij de ouders wegvalt, waardoor de ouders met elkaar over [voornaam van minderjarige] en hun onderlinge communicatie kunnen praten.
De GI staat achter de verzoeken van de Raad. Het is voor [voornaam van minderjarige] belangrijk dat er snel duidelijkheid komt over de plek waar zij verder zal opgroeien.

De beoordeling

Ondertoezichtstelling
Er is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [voornaam van minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden: [voornaam van minderjarige] zit klem tussen haar ouders en er is vanuit de ouders te weinig oog voor haar specifieke behoeftes. Er is coördinatie van zorg nodig zodat de ouders zo snel mogelijk zelf regie kunnen voeren. Daarnaast zal ingezet moeten worden op het creëren van een solide en constructieve communicatie tussen de ouders over [voornaam van minderjarige] . Tussen de ouders loopt een echtscheidingsprocedure. Ter zitting is namens de vader opgemerkt dat de advocaten van beide ouders hard aan het werk zijn om deze echtscheidingsprocedure tot een goed einde te brengen. Afronding van de echtscheidingsprocedure kan zorgen voor minder spanningen tussen de ouders, waarna zij naar verwachting meer in staat zijn om met elkaar te praten over hun dochter en wat zij nodig heeft om op te groeien.
Machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van zes maanden. [voornaam van minderjarige] woont sinds het voorjaar van 2019 bij haar oom en tante in [woonplaats 2] . De ouders zijn zoals gezegd verwikkeld in een echtscheidingsprocedure, waarbij er spanningen tussen hen zijn en de communicatie niet goed verloopt. De thuissituatie van de ouders was in het verleden onveilig voor [voornaam van minderjarige] omdat er sprake was van huiselijk geweld. Daar komt bij dat de vader vanwege gezondheidsklachten niet altijd beschikbaar kan zijn voor [voornaam van minderjarige] . De moeder heeft geprobeerd het gezin draaiende te houden door middel van een baan en het regelen van alle huishoudelijke zaken. De kinderrechter vindt dat het voor [voornaam van minderjarige] niet goed is dat zij last krijgt van de spanningen tussen de ouders wanneer zij bij haar vader of moeder zou wonen tijdens de lopende echtscheidingsprocedure. [voornaam van minderjarige] is door de ouders uit het oog verloren. Zij heeft een ontwikkelingsachterstand en beperkte verstandelijke vermogens, waardoor zij een groter beroep doet op de mogelijkheden van de ouders om haar op te kunnen voeden.
De kinderrechter vindt net als de Raad en de GI dat het voor [voornaam van minderjarige] snel duidelijk moet zijn waar zij zal opgroeien. De moeder zal hard aan de slag moeten om zich meer eigen te maken van wat [voornaam van minderjarige] nodig heeft en ook te laten zien dat zij nieuwe vaardigheden kan inzetten bij [voornaam van minderjarige] . Zij zal immers binnen zes maanden moeten laten zien dat er zij voldoende extra vaardigheden heeft om [voornaam van minderjarige] met voldoende kans op succes te kunnen terugplaatsen. De kinderrechter vindt het erg positief dat de moeder ter zitting heeft verklaard dat zij hier hard aan wil werken.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam van minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, [naam locatie] , met ingang van 21 oktober 2019 tot 21 oktober 2020;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een netwerkpleeggezin, met ingang van 21 oktober 2019 tot 21 april 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2019 door mr. A.A.T. van Rens, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.B.T. Koster als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 oktober 2019.