In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden in een netwerkpleeggezin. De ouders van [voornaam van minderjarige] zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en de thuissituatie is onveilig door huiselijk geweld en de gezondheidsproblemen van de vader, die epilepsie heeft. De moeder heeft de rol van kostwinner op zich genomen, maar er is onvoldoende oog voor de specifieke behoeften van [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onderling geen contact kunnen hebben en dat er een neutrale derde persoon nodig is om de belangen van [voornaam van minderjarige] voorop te stellen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] te waarborgen en dat de uithuisplaatsing in het belang van haar verzorging en opvoeding is. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.