ECLI:NL:RBMNE:2019:6733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/16/485815 / FA RK 19-4619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
  • P.J. Elferink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en hoofdverblijfplaats in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 16 december 2019, gaat het om een verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderalimentatie en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen na de echtscheiding van partijen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. de Raadt, verzoekt de rechtbank om de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.G.A.A. de Hondt-Buijs, te verplichten tot betaling van € 222,- per maand aan kinderalimentatie voor hun drie kinderen, met ingang van 3 mei 2019. De vader verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoek af te wijzen. Tevens verzoekt hij om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de jongste minderjarige, [voornaam van kind 3], naar hem toe, met ingang van 1 augustus 2020.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 18 november 2019, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was uitgenodigd, maar is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in 2013 zijn gescheiden en dat de vader in de echtscheidingsbeschikking is vrijgesteld van het betalen van kinderalimentatie. De rechtbank heeft de verzoeken van de ouders beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de situatie van [voornaam van kind 3] en dat er meer informatie nodig is om te bepalen wat in zijn belang is.

De rechtbank heeft besloten om de Raad te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de hoofdverblijfplaats van [voornaam van kind 3] en heeft de verdere behandeling van het verzoek van de vader aanhouden tot de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn. De rechtbank heeft de kinderalimentatie voor de andere kinderen vastgesteld op € 90,- per maand, met ingang van 1 oktober 2019, en het verzoek van de vader om wijziging van de kinderalimentatie afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P.J. Elferink, (kinder)rechter, en kan worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/485815 / FA RK 19-4619 (kinderalimentatie)
C/16/491424 / FO RK 19-1673 (hoofdverblijfplaats)
Beschikking van 16 december 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. H.J. de Raadt,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. L.G.A.A. de Hondt-Buijs.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen 1 tot en met 7), binnengekomen op 26 juli 2019;
  • het gewijzigde verzoekschrift van de moeder, binnengekomen op 21 augustus 2019;
  • het verweerschrift van de vader met zelfstandig verzoek (met bijlagen 1 tot en met 10), binnengekomen op 11 november 2019;
  • de brief van de moeder (met bijlagen 8 en 9) van 13 november 2019.
1.2.
[voornaam van kind 1] heeft een brief aan de kinderrechter geschreven. Zij heeft verteld wat zij van de situatie vindt.
1.3.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 november 2019. Partijen en hun advocaten waren hierbij aanwezig.
1.4.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft wel een uitnodiging gekregen, maar is niet naar de zitting gekomen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Op [2013] zijn zij gescheiden.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [kind 1], die op dit moment zestien jaar oud is;
  • [kind 2], die op dit moment dertien jaar oud is;
  • [kind 3], die op dit moment 12 jaar oud is.
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking van [2013] is bepaald dat de vader geen draagkracht heeft om kinderalimentatie aan de moeder te betalen.

3.De verzoeken en de beoordeling daarvan

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank de beschikking van [2013] te wijzigen en te bepalen dat de vader met ingang van 3 mei 2019 een bedrag van € 222,- per maand aan kinderalimentatie voor [voornaam van kind 1] , [voornaam van kind 2] en [voornaam van kind 3] moet betalen.
3.2.
De vader voert verweer en verzoekt de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of het verzoek van de moeder af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader de rechtbank de beschikking van [2013] te wijzigen en te bepalen dat:
  • [voornaam van kind 3] met ingang van 1 augustus 2020 zijn hoofdverblijf bij de vader zal hebben;
  • de moeder met ingang van 1 augustus 2020 een bedrag van € 90,- per maand aan kinderalimentatie voor [voornaam van kind 3] aan de vader moet betalen.
Kinderalimentatie
3.3.
De ouders hebben op de zitting afspraken gemaakt over de kinderalimentatie. Zij hebben afgesproken dat de vader per 1 oktober 2019 een bedrag van € 90,- per maand aan kinderalimentatie voor [voornaam van kind 1] , [voornaam van kind 2] en [voornaam van kind 3] aan de vrouw zal betalen. De ouders hebben daarnaast afgesproken dat de vader de achterstallige kinderalimentatie over de periode vanaf 1 oktober 2019 tot nu vóór 31 december 2019 aan de moeder zal betalen.
3.4.
De rechtbank zal het verzoek van de vader ten aanzien van de kinderalimentatie afwijzen. Naast het feit dat nog niet duidelijk is of [voornaam van kind 3] dan bij de man zal wonen, is 1 augustus 2020 te ver in de toekomst om nu al kinderalimentatie te berekenen en vast te stellen.
Hoofdverblijfplaats [voornaam van kind 3]
3.5.
De rechtbank zal de Raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of het in het belang van [voornaam van kind 3] is om vanaf 1 augustus 2020 bij de vader te gaan wonen. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.6.
De vader heeft verteld dat [voornaam van kind 3] graag bij hem wil komen wonen en de moeder heeft erkend dat [voornaam van kind 3] heeft gezegd dat dit hem leuk lijkt. Zij vraagt zich alleen af of dit wel het beste is voor [voornaam van kind 3] , omdat de vader weinig thuis is en de communicatie tussen de ouders erg slecht is. De moeder is bang dat zij [voornaam van kind 3] niet meer zal zien als hij bij zijn vader zal gaan wonen. De vader maakt zich juist zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. Hij denkt dat het beter is voor [voornaam van kind 3] als hij bij hem komt wonen. Vaststaat dat de opvoedsituatie bij beide ouders anders is. Zij spreken beiden negatief over de situatie bij de andere ouder thuis. Los van waar [voornaam van kind 3] woont, is het niet goed voor [voornaam van kind 3] dat hij te maken krijgt met zulke verschillende opvoedstijlen. De rechtbank heeft [voornaam van kind 3] na de zitting uitgenodigd voor een gesprek, maar hij heeft ervoor gekozen om niet met de kinderrechter te komen praten. De rechtbank kan zijn beleving dus niet opnemen in de beoordeling.
3.7.
Nu de standpunten van de ouders zo ver uit elkaar liggen, kan de rechtbank op dit moment niet goed beoordelen wat het meest in het belang van [voornaam van kind 3] is. De rechtbank heeft daarom meer informatie nodig en zal de Raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de vraag of een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [voornaam van kind 3] in zijn belang is. Omdat [voornaam van kind 3] na de zomer van 2020 naar de middelbare school zal gaan, is dit wel een goed moment om eventueel van hoofdverblijfplaats te wisselen. Het is daarom belangrijk dat er voor die tijd duidelijkheid is voor [voornaam van kind 3] . Ook gezien de zorgen die de ouders over en weer uitspreken. De rechtbank verzoekt de Raad daarom om zo spoedig mogelijk onderzoek te doen en benadrukt dat een uitstel van het Raadsonderzoek niet gewenst is. De rechtbank zal de definitieve beslissing op het verzoek van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats aanhouden voor de duur van zes maanden in afwachting van het Raadsrapport.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor [voornaam van kind 1] , [voornaam van kind 2] en [voornaam van kind 3] met ingang van 1 oktober 2019 op € 90,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
verzoekt aan de Raad onderzoek te doen naar de vraag of een wijziging van de hoofdverblijfplaats in het belang van [voornaam van kind 3] is, met het verzoek om ten minste zeven dagen voor de hierna te noemen datum schriftelijk te rapporteren en te adviseren;
4.4.
houdt de verdere behandeling van het verzoek van de vader ten aanzien van de hoofdverblijfplaats
pro formaaan tot
16 juni 2020in afwachting van de resultaten van het Raadsonderzoek,
met bepaling dat afhankelijk van de dan verkregen informatie over de voortgang van het Raadsonderzoek een nieuwe zittingsdatum zal worden bepaald;
met het verzoek aan
de advocatenom ieder de eigen cliënt(e) op te roepen voor de nieuwe zitting,
met verzoek aan
de griffierom de Raad op te roepen voor de nieuwe zitting;
4.5.
wijst het verzoek van de vader ten aanzien van de kinderalimentatie af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Elferink, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. C.I.J. van den Bogert als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.