ECLI:NL:RBMNE:2019:6732

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/16/481353 / FA RK 19-3024
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na beëindiging van een affectieve relatie met kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2019 een beschikking gegeven inzake de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C.D. Bos, verzocht de rechtbank om de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J. Zeilstra, te veroordelen tot betaling van een verhoogde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De vrouw vroeg om een bedrag van € 191,- per kind per maand, met terugwerkende kracht tot 1 september 2018, en om de man te verplichten zijn recente inkomensgegevens te verstrekken. De man voerde verweer en stelde dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard en dat de alimentatie op € 19,- per kind per maand moest worden vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, aangezien de inkomens van beide partijen waren gestegen en de vrouw afstand had gedaan van de kinderrekening. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 1.547,- per maand en de draagkracht van de man op € 818,- per maand en die van de vrouw op € 1.387,- per maand. Na een zorgkorting van 35% op de behoefte, heeft de rechtbank de man veroordeeld tot een bijdrage van € 33,- per maand per kind, ingaande op 1 september 2018. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De beschikking is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/481353 / FA RK 19-3024 (wijziging kinderalimentatie)
Beschikking van 7 november 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H.C.D. Bos,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.J. Zeilstra.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw van 15 mei 2019 met productie 1-18, ingekomen bij de griffie op 16 mei 2019;
  • het verweerschrift van de man van 17 juli 2019 met zelfstandig verzoek en productie 1-16;
  • de brief van de vrouw van 27 september 2019 met wijziging verzoek en productie 19-35;
  • de brief van de man van 30 september 2019 met productie 17-20.
1.2.
De zitting was op 10 oktober 2019. Hierbij waren partijen met hun advocaten aanwezig.
1.3.
De advocaat van de man heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. De relatie is begin 2015 beëindigd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft de kinderen erkend.
2.4.
Partijen zijn in april 2015 overeengekomen dat de man met ingang van april 2015 een bedrag van € 100,- per kind per maand op de kinderrekening zal storten.
2.5.
Partijen zijn verder in de relatie beëindigingsovereenkomst op 30 maart 2015 overeengekomen dat “
er geen sprake is van te betalen alimentatie tussen beide partijen”.

3.Verzoek en verweer

3.1.
De vrouw verzoekt – na wijziging van haar verzoeken –:
I. de man te veroordelen om een bedrag van € 191,- per kind per maand aan de vrouw te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met ingang van 1 september 2018, dan wel 1 januari 2019, dan wel datum indiening verzoekschrift, dan wel een ingangsdatum die de rechtbank juist vindt;
II. de man te veroordelen om zijn recente inkomensgegevens aan de vrouw te verstrekken. Daaronder dient in ieder geval te worden verstaan de salarisstroken van de man van april 2019 tot op heden, alsook zijn nieuwe arbeidsovereenkomst en arbeidsvoorwaardenregeling in verband met zijn nieuwe werk;
III.
primair:
o de man te veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure, dan wel een bedrag die de rechtbank juist vindt, binnen veertien dagen na betekening van de te wijzen beschikking te vermeerderen met de wettelijke rente voor iedere dag dat de man met de betaling van dit bedrag in verzuim is;
subsidiair:
o de man te veroordelen in de kosten van deze procedure gebaseerd op de geldende liquidatietarieven, en vast te stellen dat de man aan de vrouw een bedrag van € 1.540,- moet betalen, dan wel een bedrag dat de rechtbank juist vindt, binnen veertien dagen na betekening van de te wijzen beschikking te vermeerderen met de wettelijke rente voor iedere dag dat de man met de betaling van dit bedrag in verzuim is;
o Alsmede de man te veroordelen om de na de uitspraak vallende kosten te voldoen aan de vrouw binnen veertien dagen na betekening van de te wijzen beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente voor iedere dag dat de man met de betaling van dit bedrag in verzuim is.
3.2.
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. Hij stelt
primairdat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoeken,
subsidiairdat de verzoeken moeten worden afgewezen en
meer subsidiairdat er een kinderalimentatie moet worden vastgesteld rekening houdend met de reeds door de man betaalde bijdragen. De man verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek om vast te stellen dat de man een bedrag van
€ 19,- per kind per maand aan de vrouw betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, telkens bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand te voldoen, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, dan wel een datum die de rechtbank juist vindt.

4.Beoordeling van het verzochte

Kinderalimentatie

4.1.
De rechtbank zal de kinderalimentatie wijzigen en de man veroordelen om met ingang van 1 september 2018 aan de vrouw een bedrag van € 33,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] . De rechtbank licht dit hieronder toe.
Wijziging van omstandigheden
4.2.
Een tussen partijen overeengekomen kinderalimentatie kan worden gewijzigd indien de bijdrage door een wijziging van omstandigheden niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Dit volgt uit artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden en dat de kinderalimentatie gewijzigd moet worden. Partijen maakten eerst gebruik van een kinderrekening. De vrouw heeft daar afstand van gedaan. Daarnaast zijn de inkomens van partijen gestegen.
Behoefte
4.4.
Partijen zijn overeengekomen dat de behoefte van de kinderen in 2015 vastgesteld wordt op € 1.445,- per maand in totaal. Geïndexeerd naar 2019 bedraagt de behoefte
€ 1.547,- per maand. De rechtbank sluit zich aan bij de door partijen overeengekomen behoefte.
Draagkracht van de man
4.5.
De man heeft een berekening overgelegd waaruit volgt dat hij een draagkracht heeft van € 818,- per maand. De vrouw heeft deze berekening niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan.
Draagkracht van de vrouw
4.6.
Ook heeft de man een berekening overgelegd ten aanzien van de draagkracht van de vrouw. Hieruit blijkt dat de vrouw een draagkracht heeft van € 1.387,- per maand. De vrouw heeft deze berekening niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uit zal gaan.
Draagkrachtvergelijking
4.7.
Zoals hiervoor is beschreven bedraagt de gezamenlijke draagkracht van partijen 818 + 1387 = € 2.205,- per maand. Partijen hebben samen dus voldoende draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Dit betekent dat er een draagkrachtvergelijking gemaakt moet worden. Na vergelijking van ieders draagkracht berekent de rechtbank het aandeel van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op € 574,- per maand en dat van de vrouw op € 973,- per maand.
Zorgkorting
4.8.
Partijen verschillen van mening welke korting de man op de alimentatie mag toepassen vanwege de tijd dat de kinderen bij hem verblijven. Volgens de huidige regeling verblijven de kinderen iedere week bij de man van woensdag op donderdag en om de week van zaterdag op zondag. Deze regeling wordt ook nagekomen. De man stelt dat de kinderen incidenteel ook op extra momenten bij hem verblijven. Dit wordt door de vrouw niet betwist en blijkt ook uit de WhatsApp berichten die door de man zijn overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval een zorgkorting van 35% van de behoefte het beste past. Naast de standaardregeling zullen de kinderen namelijk ook een deel van de vakanties bij de man verblijven. De rechtbank houdt daarom rekening met een zorgkorting van 35% van de behoefte, dat is € 541,- per maand.
Conclusie
4.9.
Op basis van wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de man met een bedrag van 574 – 541 = € 33,- per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] .
Ingangsdatum
4.10.
Partijen verschillen van mening over per wanneer deze bijdrage in moet gaan. De rechtbank is van oordeel dat deze bijdrage ingaat per 1 september 2018. Vanaf die datum is er namelijk geen bijdrage meer gestort op de kinderrekening. De man heeft niet ontkend dat de vrouw vanaf die datum grotendeels alle kosten voor de kinderen heeft betaald. Bovendien heeft de man verklaard dat hij vanaf die datum geld heeft gereserveerd voor de kinderen.
Proceskosten
4.11.
In procedures van familierechtelijke aard is het gebruikelijk de proceskosten tussen partijen te compenseren. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en zal de proceskosten dan ook compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt de man om met ingang van 1 september 2018 een bedrag van € 33,- per maand aan de vrouw te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, welke bijdrage hij vanaf nu steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.G. van Doorn, kinderrechter, in aanwezigheid van
mr. H.E. Broersma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.