Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Verloop van de procedure
2.Vaststaande feiten
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G.L. Bremen, verzocht om het gezag over haar kind bij uitsluiting van de vader te vestigen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.F. Obers, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank had eerder op 3 oktober 2018 een beschikking gegeven en de behandeling van het verzoek aangehouden in afwachting van een raadsonderzoek. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 8 april 2019 gerapporteerd en geadviseerd om het verzoek van de moeder toe te wijzen, omdat het kind klem en verloren dreigt te raken tussen de ouders.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen voor wijziging van het gezag. Hoewel er sprake is van slechte communicatie tussen de ouders, is wijziging van het gezag niet de oplossing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet voldoende heeft onderbouwd dat de vader niet bereikbaar is en dat de vader niet structureel weigert toestemming te verlenen voor zaken die het kind aangaan. De rechtbank heeft benadrukt dat beide ouders moeten werken aan een respectvolle communicatie in het belang van het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en partijen aangespoord om samen te werken aan een betere communicatie, zodat het kind niet tussen de ouders in komt te staan.
De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen binnen de gestelde termijn.