In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland, is een kort geding aanhangig gemaakt door eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.P. Liefting, tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.L. Hamburger. De procedure begon met een dagvaarding op 9 juli 2019, gevolgd door de indiening van stukken door beide partijen in augustus 2019. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 augustus 2019, waarbij partijen in overleg waren en de zaak meermalen is aangehouden. Op 16 oktober 2019 hebben partijen een convenant aan de rechtbank overgelegd, waarin zij hun afspraken hebben vastgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een relatie hebben gehad en uit deze relatie zijn twee minderjarige kinderen geboren. De voorzieningenrechter heeft de afspraken die partijen hebben gemaakt in het convenant aan het vonnis gehecht en bepaald dat deze afspraken onderdeel uitmaken van het vonnis. Tevens is bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De voorzieningenrechter heeft het vonnis op 23 oktober 2019 in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechter mr. M.A.A.T. Engbers aanwezig was, samen met griffier mr. A. Wakker.