ECLI:NL:RBMNE:2019:6718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/16/470895 / FA RK 18-6641
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en zorgregeling met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2019 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw en een man. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Lont, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en een zorgregeling voor de twee minderjarige kinderen vast te stellen. De man is niet verschenen op de zitting, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij op de hoogte was van de zitting, aangezien hij een aangetekende brief had ontvangen.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zal zijn. De zorgregeling die door de vrouw is voorgesteld, is door de rechtbank als onweersproken vastgesteld. Dit houdt in dat de kinderen in de even weken bij de man verblijven op woensdag en in de oneven weken op vrijdag tot zondag. Daarnaast is er een bijdrage van € 25,- per kind per maand door de man vastgesteld voor de kosten van de kinderen.

Verder heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de huurster van de woning zal zijn en dat de saldi van de bankrekeningen aan de respectieve partijen worden toebedeeld zonder nadere verrekening. De verzoeken van de vrouw met betrekking tot de huwelijkse schulden zijn afgewezen, omdat deze al voortvloeien uit de wet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens de echtscheiding zelf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/470895 / FA RK 18-6641
Beschikking d.d. 9 oktober 2019 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Lont, gevestigd te Amersfoort,
tegen
[verweerder] ,
wonende op een geheim adres.
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 1 mei 2019 een beschikking gewezen tussen partijen waarin zij de behandeling van de zaak heeft aangehouden in afwachting van de nadere verzoeken van de vrouw.
1.2.
Na die beschikking heeft de rechtbank ontvangen:
  • de akte van de vrouw met aanvullende verzoeken, ingekomen op 2 mei 2019;
  • de akte wijziging verzoek van de vrouw, ingekomen op 3 september 2019;
  • de aanvullende akte van de vrouw, ingekomen op 3 september 2019.
1.3.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 september 2019. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. De man is bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen.
1.4.
Daarna heeft de rechtbank ontvangen:
- het F-formulier van 11 september 2019 van de vrouw, met als bijlage een betekeningsexploot.

2.De feiten

2.1.
Partijen op [trouwdatum] 2017 te [woonplaats] in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 2] .
2.3.
Partijen hebben samen het gezag over de kinderen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal, ondanks dat de man niet ter zitting is verschenen, beslissen op de voorliggende verzoeken, omdat zij er van uit gaat dat de man op de hoogte was van de zitting. De man heeft namelijk getekend voor ontvangst van de hiervoor onder 1.3 genoemde aangetekende brief. Ook heeft de advocaat van de vrouw de man via een betekeningsexploot (nogmaals) van de zitting op de hoogte gesteld (zie hiervoor onder 1.4).
Echtscheiding
3.2.
De rechtbank zal conform het verzoek van de vrouw de echtscheiding tussen partijen uitspreken. Daarbij gaat de rechtbank voorbij aan het vereiste artikel 815 lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dat partijen een ouderschapsplan dienen over te leggen. In de beschikking van 1 mei 2019 is namelijk beslist dat van partijen redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij een ouderschapsplan overleggen.
Hoofdverblijfplaats
3.3.
De rechtbank zal het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepalen, nu de man daar geen verweer tegen heeft gevoerd en de kinderen bij de vrouw wonen.
Zorgregeling
3.4.
De vrouw verzoekt een zorgregeling vast te stellen waarin de kinderen in de even weken iedere woensdag van 14.00 uur tot 18.00 uur bij de man verblijven en in de oneven weken iedere vrijdag van 14.00 uur tot zondag 14.30 uur. Deze regeling komt nagenoeg overeen met de regeling die partijen sinds kort in de praktijk al uitvoeren. Daarnaast verzoekt de vrouw een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen. De rechtbank zal de door de vrouw verzochte regeling als onweersproken vastleggen, inclusief de door haar verzochte verdeling van de vakanties en feestdagen.
Kinderalimentatie
3.5.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man met een bedrag van € 25,- per kind per maand bijdraagt in de kosten van de kinderen. De rechtbank zal dit verzoek als onweersproken toewijzen.
Huurrecht van de woning
3.6.
De rechtbank zal bepalen dat de vrouw vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking bij uitsluiting van de man huurster zal zijn van de woning aan het [adres] ( [postcode] te [woonplaats] ). De man heeft daartegen geen verweer gevoerd.
Verdeling gemeenschap van goederen
3.7.
De vrouw doet een aantal verzoeken ten aanzien van de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen. De gemeenschap van goederen van partijen is op grond van artikel 1:99 lid 1 sub b BW op [.] 2018 ontbonden, omdat op die datum het verzoekschrift tot echtscheiding door de vrouw is ingediend. Die datum geldt daarom als peildatum voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap.
Inboedelgoederen, spullen van de kinderen en persoonlijke bezittingen
3.8.
Op de zitting heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat zij en de man de spullen van de kinderen, de inboedelgoederen en persoonlijke bezittingen al onderling verdeeld hebben. Dit betekent dat dit geen geschilpunt meer is tussen partijen en de rechtbank daar niet meer op hoeft te beslissen.
Saldi bankrekeningen
3.9.
De rechtbank zal het saldi van de bankrekeningen op de peildatum op naam van de vrouw aan haar toedelen en het saldi van de rekeningen van de man aan de man, beide zonder nadere verrekening. De man heeft namelijk geen verweer gevoerd tegen dit verzoek van de vrouw.
Schulden
3.10.
De vrouw verzoekt te bepalen dat ieder der partijen voor de helft draagplichtig is voor de huwelijkse schulden. De rechtbank overweegt dat dit al voortvloeit uit de wet (zie artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek) zodat de vrouw geen belang heeft bij een beslissing van de rechtbank daarover. Ten aanzien van het verzoek van de vrouw om te bepalen dat voor zover zij meer dan de helft van de huwelijkse schulden heeft voldaan, zij tot dit bedrag van dat meerdere regres heeft op de man en de man dit meerdere aan haar dient te voldoen, overweegt de rechtbank dat ook dit voortvloeit uit de wet (zie artikel 6:10 BW). De vrouw heeft daarom ook geen belang bij dit verzoek. De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de schulden daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen;
4.2.
bepaalt dat het hoofdverblijf van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] bij de vrouw zal zijn;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling vast:
[voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] zijn bij de man:
  • in de even weken iedere woensdag van 14.00 uur tot 18.00 uur;
  • in de oneven weken iedere vrijdag van 14.00 uur tot zondag 18.30 uur;
(school-)vakanties
  • in de schoolvakanties van één week van woensdag 10.00 uur tot zondag 18.30 uur;
  • in de schoolvakanties van twee weken de eerste week van vrijdag na school tot de vrijdag daarna tot 18.30 uur;
  • in de zomervakantie, in onderling overleg af te stemmen, in ieder geval tien aaneengesloten dagen;
Feest- en studiedagen
  • in de oneven jaren tijdens Oud & Nieuw;
  • Goede Vrijdag en in de even jaren op 1ste Paasdag en in de oneven jaren op 2de Paasdag;
  • in de even jaren op Koningsdag;
  • in de even jaren op 1ste Pinksterdag en in de oneven jaren op 2de Pinksterdag;
  • Vaderdag;
  • de helft van de studiedagen in onderling overleg verdeeld;
4.4.
bepaalt dat de man een bedrag van € 25,- per kind per maand aan de vrouw dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] ;
4.5.
bepaalt dat de vrouw de huurster zal zijn van de woning aan het [adres] ( [postcode] te [woonplaats] ) met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.6.
bepaalt dat de saldi per peildatum op de bankrekeningen op naam van de vrouw aan haar worden toebedeeld en de saldi op de bankrekeningen op naam van de man aan hem worden toebedeeld, beiden zonder nadere verrekening;
4.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens 4.1;
4.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.J. van Maanen, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.M. Reinders op
9 oktober 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..