ECLI:NL:RBMNE:2019:6717

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2019
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/16/470843 / FO RK 18-1785
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en hoofdverblijfplaats van minderjarige in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2019 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een vader en een moeder over de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind. De rechtbank verwijst naar een eerdere beschikking van 4 april 2019, waarin voorlopige afspraken waren gemaakt over de zorgregeling. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem vast te stellen en om de zorgregeling te wijzigen. De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en stelt een alternatieve zorgregeling voor.

De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd, die adviseert om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te laten en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. Beide ouders zijn het erover eens dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder moet blijven. De rechtbank wijst het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats af, maar stelt de vakantieregeling vast conform het advies van de Raad.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de zorgregeling die de Raad adviseert, het meest in het belang van het kind is. De rechtbank wijzigt de zorgregeling en stelt deze vast, waarbij het kind in de ene week bij de vader verblijft en in de andere week bij de moeder. De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/470843 / FO RK 18-1785
Beschikking van 13 september 2019
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M.A. Becking,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [naam gemeente] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. L.E. de Wolf,
als belanghebbende wordt aangemerkt:
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft eerder een beschikking gegeven tussen partijen op 4 april 2019. Voor het verloop van de procedure tot 4 april 2019 verwijst de rechtbank naar die beschikking.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het rapport met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 11 juni 2019;
  • het F-formulier van de vader van 5 juli 2019 met brief en gewijzigd verzoek;
  • het F-formulier van de moeder van 16 augustus 2019 met brief en gewijzigd verzoek.
1.3.
De rechtbank heeft [voornaam van minderjarige] om zijn mening gevraagd. Op 13 augustus 2019 heeft de rechtbank van hem een brief ontvangen.
1.4.
De zitting was op 21 augustus 2019. Hierbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de heer [A] en mevrouw [B] namens de GI;
  • mevrouw [C] namens de Raad.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Voor de vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 4 april 2019. Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat het minderjarige kind van de ouders is:
-
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
2.2.
[voornaam van minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 4 april 2019 is de volgende voorlopige zorgregeling vastgesteld:
- [voornaam van minderjarige] verblijft in de ene week van maandag uit school tot maandag naar school bij de moeder en in de andere week van maandag uit school tot maandag naar school bij de vader.

3.Verzoek en verweer

3.1.
Aan de orde zijn de volgende verzoeken van de vader:
I. om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] bij hem vast te stellen;
II. om de bij beschikking van 10 maart 2015 vastgestelde zorgregeling te wijzigen en als volgt definitief vast te stellen:
o in de ene week verblijft [voornaam van minderjarige] van maandag uit school tot maandag naar school bij de moeder;
o in de andere week verblijft [voornaam van minderjarige] van maandag uit school tot maandag naar school bij de vader;
o een vakantieregeling vast te stellen.
3.2.
De moeder voert verweer tegen de verzoeken van de vader. Zij verzoekt een zorgregeling vast te stellen waarbij:
o [voornaam van minderjarige] in de ene week van woensdagmiddag na school tot de daaropvolgende maandagochtend voor schooltijd bij zijn vader verblijft en de andere week op woensdagavond tijdens etenstijd;
o vakanties van tenminste twee weken worden door de ouders bij helfte verdeeld en vakanties korter dan twee weken brengt [voornaam van minderjarige] om de beurt bij zijn moeder of vader door.

4.Beoordeling van het verzochte

Advies Raad

4.1.
Bij beschikking van 4 april 2019 zijn de verzoeken aangehouden in afwachting van het Raadsonderzoek. De Raad adviseert in haar rapport om de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] bij de moeder te laten en de volgende zorg- en vakantieregeling vast te stellen:
  • de ene week verblijft [voornaam van minderjarige] van woensdagmiddag (uit school) tot de daaropvolgende maandagochtend naar school bij de vader;
  • de andere week verblijft [voornaam van minderjarige] van maandag na school tot woensdagochtend 9 dagen later bij zijn moeder, waarbij [voornaam van minderjarige] dan op woensdagavond bij zijn vader gaat eten;
  • de schoolvakanties vanaf een duur van twee weken worden bij helfte gedeeld en de schoolvakanties die een week duren worden om de beurt bij de moeder of de vader doorgebracht.
Hoofdverblijfplaats
4.2.
Beide partijen zijn het erover eens dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] bij de moeder moet blijven. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats af.
Vakantieregeling
4.3.
De rechtbank zal de vakantieregeling vaststellen conform het advies van de Raad omdat beide partijen het hierover eens zijn.
Zorgregeling
4.4.
De ouders hebben naar aanleiding van het Raadsrapport nieuwe verzoeken ten aanzien van de zorgregeling ingediend. De vader wil graag dat de huidige 50/50 regeling gehandhaafd blijft. De moeder sluit zich aan bij het advies van de Raad.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de zorgregeling die de Raad adviseert op dit moment het meest in het belang van [voornaam van minderjarige] is. De rechtbank neemt daarbij in belangrijke mate mee dat de Raad met [voornaam van minderjarige] heeft gesproken op het moment dat de huidige (50/50) regeling liep. De vader stelt dat de huidige regeling goed verloopt, maar [voornaam van minderjarige] heeft tegen de Raad gezegd dat hij de huidige regeling niet fijn vindt. Hij wil liever meer bij zijn moeder zijn omdat hij daar de sfeer fijner vindt. De rechtbank is van oordeel dat de Raad in haar advies rekening heeft gehouden met de wensen van [voornaam van minderjarige] , maar tegelijkertijd ook voldoende oog heeft gehad voor het loyaliteitsconflict waar [voornaam van minderjarige] zich in bevindt. Gelet op de leeftijd van [voornaam van minderjarige] en het feit dat gedurende de ondertoezichtstelling een zekere motivatie van [voornaam van minderjarige] wordt verwacht, vindt de rechtbank het belangrijk om naar [voornaam van minderjarige] te luisteren op dit punt.
4.6.
In afwijking van het advies van de Raad zal de rechtbank niet vaststellen dat [voornaam van minderjarige] in de tijd dat hij bij de moeder is ook op woensdag bij de vader zal eten. In het verleden is namelijk gebleken dat het eten op de woensdagavond veel onrust met zich meebracht omdat het een extra wisselmoment was. Hoewel de rechtbank een extra contactmoment wel belangrijk vindt, is het nu niet in het belang van [voornaam van minderjarige] om dit vast te stellen zonder dat dit extra spanningen met zich mee zal brengen. De GI zal hierin in het kader van de lopende ondertoezichtstelling een rol kunnen spelen.
4.7.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de volgende zorgregeling vaststellen:
  • de ene week verblijft [voornaam van minderjarige] van woensdagmiddag (na school) tot de daaropvolgende maandagochtend naar school bij de vader;
  • de andere week verblijft [voornaam van minderjarige] van maandag na school tot woensdagochtend 9 dagen later bij zijn moeder.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijzigt de beschikking van 4 april 2019 ten aanzien van de zorgregeling en stelt de zorgregeling als volgt vast:
  • de ene week verblijft [voornaam van minderjarige] van woensdagmiddag (na school) tot de daaropvolgende maandagochtend naar school bij de vader;
  • de andere week verblijft [voornaam van minderjarige] van maandag na school tot woensdagochtend 9 dagen later bij zijn moeder;
5.2.
stelt de volgende vakantieregeling vast:
  • de schoolvakanties vanaf een duur van twee weken worden bij helfte gedeeld;
  • de schoolvakanties die een week duren worden om de beurt bij de moeder of de vader doorgebracht;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.A. Braeken, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. H.E. Broersma als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.