In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 27 augustus 2019, is de zorgregeling voor het minderjarige kind van de partijen, de vader en de moeder, aan de orde. De rechtbank verwijst naar een eerdere beschikking van 9 november 2018, waarin de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling waren aangehouden in afwachting van de resultaten van de ouderschapsbemiddeling. Tijdens de zitting op 15 augustus 2019 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank constateert dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de reguliere zorgregeling, maar dat er onenigheid bestaat over wie verantwoordelijk is voor het halen en brengen van hun kind. De rechtbank oordeelt dat het halen en brengen van het kind een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beide ouders is en dat deze taak gelijk verdeeld moet worden. De rechtbank benadrukt dat het delen van deze verantwoordelijkheden een belangrijk signaal van vertrouwen naar het kind afgeeft.
De rechtbank besluit dat de vader het kind naar de moeder moet brengen en de moeder het kind naar de vader moet brengen, waarbij de ouders deze verantwoordelijkheden bij helfte delen. Het meer of anders verzochte wordt als ingetrokken beschouwd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.