ECLI:NL:RBMNE:2019:6714

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
6 januari 2021
Zaaknummer
C/16/471883 / FA RK 18-7024
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en ouderschapsplan in het familierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2019 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.E. Brokers-van Dijk, verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken op grond van de duurzaam ontwrichte huwelijksrelatie. De man was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op [trouwdatum] 2014 in Utrecht zijn gehuwd en dat zij een minderjarig kind hebben, geboren op [geboortedatum] 2016.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat er geen ouderschapsplan was overgelegd, wat vereist is volgens artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vrouw heeft verklaard dat zij pogingen heeft gedaan om afspraken te maken met de man over hun kind, maar dat deze pogingen zijn mislukt. De rechtbank concludeert dat de man onbereikbaar is voor de vrouw, waardoor het niet mogelijk is om een ouderschapsplan op te stellen. Desondanks heeft de rechtbank de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot echtscheiding.

De rechtbank heeft vervolgens de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het hoofdverblijf van het minderjarige kind bij de vrouw zal zijn. Ook is de vrouw als huurster van de echtelijke woning aangewezen en is de man verplicht om bij te dragen in de kosten van de verzorging van het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behoudens voor zover het de echtscheiding en het huurrecht betreft. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/471883 / FA RK 18-7024
Beschikking van 30 juli 2019
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. H.E. Brokers-van Dijk,
tegen
[verweerder] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen de man.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen van de vrouw, ingekomen ter griffie op 5 december 2019, met productie 1 tot en met 5;
  • het faxbericht van de vrouw, ingekomen ter griffie op 18 april 2019, met productie 6;
  • de brief van de vrouw, ingekomen ter griffie op 14 juni 2019, met productie 7 tot en met 9.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 25 juni 2019. Hierbij zijn verschenen:
- de vrouw met haar advocaat.
1.3.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2014 te Utrecht in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
-
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
De rechtbank overweegt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt ten aanzien van de verzoeken van de vrouw en dat Nederlands recht van toepassing is, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt vermeld.
2.5.
Bij beschikking van 19 november 2018 heeft de rechtbank – bij wijze van voorlopige voorziening – bepaald dat [voornaam van minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft en dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] .

3.De beoordeling van het verzochte

Echtscheiding en ouderschapsplan
3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank de echtscheiding tussen haar en de man uit te spreken op grond dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.2.
Gebleken is dat partijen geen ouderschapsplan hebben overgelegd. Op grond van artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen ouders een ouderschapsplan over te leggen. De aanwezigheid van een ouderschapsplan is een vereiste voor de ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek. De rechtbank kan echter op andere wijze daarin voorzien, indien zij van oordeel is dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. De rechtbank overweegt als volgt.
3.3.
De vrouw verklaart ter zitting dat zij – met behulp van het buurtteam – heeft geprobeerd afspraken met de man te maken over [voornaam van minderjarige] . Er zijn twee afspraken bij het buurtteam geweest. Deze afspraken zijn niet doorgegaan doordat de man te laat kwam of de afspraak had afgezegd. Ondanks toezeggingen zijn er geen nieuwe afspraken meer gemaakt. Volgens de vrouw zou de man aan het buurtteam hebben verteld dat hij wel met de vrouw in gesprek wil gaan, maar niet over het ouderschapsplan. Verder verklaart de vrouw dat zij de man sinds 4 juni 2019 niet meer heeft gesproken. Ze heeft pogingen gedaan om met de man in contact te komen, maar zonder resultaat. De vrouw denkt dat de man zich op dit moment voornamelijk op zichzelf richt en dus niet openstaat voor contact met [voornaam van minderjarige] . Mocht de man hier in de toekomst wel weer behoefte aan hebben, dan staat de vrouw ervoor open om het contact (onder begeleiding) te hervatten.
3.4.
Gelet op de inhoud van de stukken, de verklaringen van de vrouw ter zitting en het feit dat de man niet ter zitting is verschenen, is de rechtbank van oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 815 lid 6 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) waarin een ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd. De man is voor de vrouw onbereikbaar. Hierdoor is het niet mogelijk om een ouderschapsplan op te stellen. De rechtbank zal derhalve, ondanks het ontbreken van een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan, de vrouw ontvankelijk verklaren in haar verzoek tot echtscheiding.
3.5.
Nu aan de overige vereisten is voldaan, zal de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitspreken.
Overige verzoeken
3.6.
De vrouw verzoekt verder – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat [voornaam van minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft en het huurrecht van de echtelijke woning van partijen aan de [adres] te [woonplaats] aan de vrouw toekomt. Tot slot verzoekt de vrouw te bepalen dat de man dient bij te dragen in de kosten van [voornaam van minderjarige] met een bedrag van € 25,00 per maand met ingang van de datum van de beschikking, althans met een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.7.
De man voert tegen deze verzoeken geen verweer. De rechtbank zal deze verzoeken van de vrouw dan ook toewijzen.
3.8.
Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. De vrouw verklaart ter zitting dat er op dit moment geen contact is tussen de man en [voornaam van minderjarige] . De rechtbank vindt dit zorgelijk en is van oordeel dat door partijen pogingen gedaan dienen te worden om tot contactherstel te komen. Mogelijk kan het buurtteam hierbij alsnog een begeleidende rol spelen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [trouwdatum] 2014 te Utrecht;
4.2.
bepaalt dat [voornaam van minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben;
4.3.
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] , met ingang van de dag waarop deze echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
4.4.
stelt de bijdrage die de man met ingang van 30 juli 2019 aan de vrouw dient te voldoen in de kosten van de verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] vast op € 25,00 per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding en het huurrecht betreft.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. M.N. Cheuk A Lam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.