Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure tot nu toe
- de brief van 15 augustus 2019 van de zijde van de vrouw, met bijlage 5;
- de brief van 16 augustus 2019 van de zijde van de man, met bijlagen 1 tot en met 7
- de brief van 19 augustus 2019 van de zijde van de vrouw, met (ongenummerde) bijlagen.
2.De feiten
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2007 te [geboorteplaats] .
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 1999.
3.De beoordeling
- het mediationbureau van de rechtbank zal binnen één week na de zitting een mediator voorstellen aan de man;
- als de man het niet eens is met één van die drie mediators mag hij binnen één week drie (andere) mediators voorstellen;
- de vrouw zal dan binnen een week één van die drie mediators kiezen;
- de advocaten zullen de rechtbank binnen vier weken na de zittingsdatum informeren over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure.
€ 180.000,- per jaar. De vrouw heeft onbetwist gesteld dat het bruto jaarsalaris van partijen samen uit de beide vennootschappen in 2014 € 253.434,- bedroeg, in 2015 € 255.583,- en in 2016 € 255.868,-. Daarnaast heeft zij gewezen op dividenduitkeringen vanuit [bedrijfsnaam 1] , van
€ 225.000 in 2014, € 1.000.000 in 2015 en € 200.000 in 2016. Het resultaat na belastingen van [bedrijfsnaam 1] was in 2017 € 394.329,-. Op basis van deze gegevens heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd gesteld dat er ruimte is voor een hoger inkomen van de man dan € 180.000,-. Recentere gegevens die dat beeld kunnen corrigeren ontbreken. Dit komt voor rekening en risico van de man. Ook de stelling van de man dat er
€ 400.000,- in kas is en dat dit onvoldoende is om structureel gelden aan de onderneming te onttrekken, mede gelet op de crediteuren, is bij gebrek aan nadere onderbouwing onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het inkomen van de man in redelijkheid begroten op een bedrag van € 255.686,-, zijnde het laatste loon dat partijen gezamenlijk ontvingen uit de vennootschappen.
4.Beslissing
PRO FORMAaan
tot 16 september 2019, met het onder 3.4 omschreven doel;
de advocatenom tijdig vóór voornoemde datum te laten weten:
- wat de stand van zaken is;
- of het verzoek wordt ingetrokken;
- wat de eventuele andere gewenste voortgang van de procedure is;