In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kinderen naar [plaatsnaam 1]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.H.J.M. van Hoof, heeft verzocht om toestemming om met haar kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam van minderjarig 2], te verhuizen en hen in te schrijven op scholen in de nieuwe woonplaats. De vader, die verweer voerde, heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en verzocht om een bijzondere curator te benoemen en een raadsonderzoek te laten uitvoeren.
De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder de echtscheiding van partijen in 2014 en de afspraken in het ouderschapsplan. De moeder heeft een nieuwe relatie en wil verhuizen naar [plaatsnaam 1] waar haar partner een bedrijf heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk is. De belangen van de vader, die het contact met de kinderen wil behouden, zijn zwaarwegend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verhuizing de band tussen de kinderen en hun vader zou schaden, vooral gezien de afstand van 132 kilometer tussen de huidige en de nieuwe woonplaats.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder afgewezen, omdat het belang van de kinderen en het behoud van het contact met de vader zwaarder wogen dan de belangen van de moeder. De rechtbank heeft de zaak afgesloten zonder in te gaan op de subsidiaire verzoeken van de vader, aangezien de hoofdverzoeken al zijn afgewezen.