In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft verzocht om de zorgregeling te wijzigen, omdat de vader, als gevolg van persoonlijke problematiek, niet in staat is om voorspelbaar en goed contact te onderhouden met zijn dochter. Dit heeft geleid tot teleurstellingen voor de minderjarige, wat haar gedrag thuis en op school beïnvloedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het in het belang van [voornaam van minderjarige] is dat de zorgregeling wordt aangepast en dat de invulling hiervan aan de betrokken hulpverlening wordt overgelaten.
De moeder van [voornaam van minderjarige] steunt het verzoek tot wijziging van de zorgregeling, terwijl de vader niet is verschenen om zijn standpunt kenbaar te maken. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de bestaande zorgregeling, die op 20 december 2016 was vastgesteld, gewijzigd dient te worden op basis van gewijzigde omstandigheden. De kinderrechter heeft besloten dat omgang tussen de vader en [voornaam van minderjarige] zal plaatsvinden onder voorwaarden die door de gecertificeerde instelling worden bepaald. De beschikking van 20 december 2016 blijft voor het overige gehandhaafd en is uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.