ECLI:NL:RBMNE:2019:6689

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/16/475450 / FO RK 19-219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voogdij ten gunste van pleegouders in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland op 13 februari 2019 een verzoekschrift ingediend om de voogdij over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007, te wijzigen. De kinderrechter heeft de minderjarige uitgenodigd voor een gesprek, maar deze heeft hier geen gebruik van gemaakt. Tijdens de zitting op 4 juli 2019 waren de GI, de pleegouders, de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De moeder heeft haar onvrede geuit over de GI, maar is tevreden over de pleegouders. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de pleegouders met de voogdij te belasten. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de GI ontslagen van de voogdij. De beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/475450 / FO RK 19-219
voogdij
Beschikking van 1 augustus 2019
in de zaak van:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
hierna te noemen: de GI,
met als belanghebbenden:
[belanghebbende 1],
- en -
[belanghebbende 2],
wonende op een adres dat bij de rechtbank bekend is,
hierna samen te noemen: de pleegouders,
met als informant:
[naam informant],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De GI heeft op 13 februari 2019 een verzoekschrift ingediend, met producties.
1.2.
De kinderrechter heeft de minderjarige [voornaam van minderjarige] uitgenodigd voor een gesprek, maar [voornaam van minderjarige] heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft wel de brief van 27 juni 2019 van [voornaam van minderjarige] ontvangen.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de zitting van 4 juli 2019.
Hierbij waren aanwezig:
  • mevrouw [A] , namens de GI,
  • de pleegouders,
  • de moeder,
  • de heer [B] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [vestigingsplaats] .

2.De feiten

2.1.
Uit de moeder is geboren (onder meer) de minderjarige:
[naam mindejarige], op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
De vader van [voornaam van minderjarige] is onbekend.
2.2.
[voornaam van minderjarige] woont sinds 7 januari 2008 bij de pleegouders.
2.3.
Bij beschikking van 27 maart 2012 van de Rechtbank Haarlem is het gezag van de moeder over [voornaam van minderjarige] beëindigd en is de GI belast met de voogdij over [voornaam van minderjarige] . Dit betekent dat de GI de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] mag nemen.

3.De beoordeling

3.1.
De GI heeft verzocht, op grond van artikel 1:322 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek, om de GI te ontslaan van de voogdij over [voornaam van minderjarige] ten gunste van de pleegouders. De pleegouders hebben zich bereid verklaard om de voogdij uit te oefenen.
3.2.
Tijdens de zitting heeft de moeder verklaard dat zij niet tevreden is over de GI, omdat de GI haar onvoldoende informeert. De moeder is wel tevreden over de pleegouders, want het gaat goed met [voornaam van minderjarige] en de moeder wordt door de pleegouders geïnformeerd.
De moeder vindt dat de GI makkelijk van haar taak afkomt als het verzoek wordt toegewezen en daarom verweert de moeder zich.
3.3.
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen uit de stukken en tijdens de zitting naar voren is gekomen, dat het in het belang van [voornaam van minderjarige] is om de pleegouders met de voogdij te belasten. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen.
De bezwaren van de moeder zien op het functioneren van de GI en niet op het functioneren van de pleegouders. Daarom is het ook in het belang van de moeder dat de GI niet langer met de voogdij zal zijn belast.
3.4.
De belanghebbenden krijgen een afschrift van deze beschikking. De moeder is niet als belanghebbende, maar als informant aangemerkt, omdat zij geen gezag meer heeft over [voornaam van minderjarige] . Tijdens de zitting heeft de GI toegezegd dat zij de moeder zal informeren over de beslissing en een afschrift van deze beschikking naar de moeder zal sturen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
ontslaat Samen Veilig Midden-Nederland van de voogdij over de minderjarige:
[naam mindejarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
4.2.
belast
[belanghebbende 1]en
[belanghebbende 2], met de voogdij over de minderjarige:
[naam mindejarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Verouden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.