ECLI:NL:RBMNE:2019:6681

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
16/155883-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en gevaar op de weg veroorzaken door verdachte in meerdere zaken

Op 4 oktober 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere diefstallen, waaronder diefstallen uit woningen en van voertuigen, en geweldsdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juni 2019 in Vleuten en Utrecht met behulp van een valse sleutel goederen en voertuigen heeft weggenomen van verschillende slachtoffers. De tenlastelegging omvatte acht feiten, waaronder diefstal met geweld en het veroorzaken van gevaar op de weg. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een ambtenaar en het wederrechtelijk binnendringen in woningen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [onderneming 1] N.V. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de verdachte ook toegewezen, omdat hij zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/155883-19; 16/266271-18 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in de [verblijfplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.A. Leepel en van hetgeen mr. Y. Taghi, advocaat te Waardenburg, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 29 juni 2019 in Vleuten en/of Utrecht met behulp van een valse sleutel goederen uit een woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft weggenomen;
feit 2 op 29 juni 2019 in Vleuten en/of Utrecht met behulp van een valse sleutel de auto, een Seat Leon, van [slachtoffer 1] heeft weggenomen;
feit 3 op 29 juni 2019 in Amersfoort uit de woning van [slachtoffer 3] goederen heeft weggenomen;
feit 4 op 29 juni 2019 in Amersfoort met behulp van een valse sleutel een auto, Audi A4, van [onderneming 1] N.V. en/of [slachtoffer 3] heeft weggenomen;
feit 5 op 29 juni 2019 in Utrecht kledingstukken van [slachtoffer 4] en/of [naam winkel] heeft gestolen en daarbij geweld tegen personen heeft gebruikt;
feit 6 op 29 juni 2019 op de A15 tussen en in Gorinchem en te Hardinxveld-Giessendam met een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
feit 7 op 26 mei 2019 in Vleuten en [naam wijk] zonder toestemming van de bewoners diverse erven en/of woningen is binnengedrongen;
feit 8 op 24 juni 2019 in Utrecht verbalisant [verbalisant 1] heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die verdachte rechtstreeks aan deze feiten koppelen. Het door getuige [getuige 1] gegeven signalement van de persoon die hij zag wegrijden in de Seat Leon bevat onvoldoende specifieke en onderscheidende kenmerken om op basis daarvan verdachte als dader aan te wijzen. Ook het gegeven dat de onder feit 1 weggenomen creditcard is aangetroffen in de auto waarin verdachte heeft gereden, maakt dat niet anders. Het is niet uit te sluiten dat een andere persoon, anders dan verdachte, deze feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft de raadsman wel partiële vrijspraak van het onder 5 tenlastegelegde geweld bepleit. Dat verdachte personen met de auto geraakt zou hebben, vindt onvoldoende steun in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1 tot en met feit 6
[slachtoffer 1] , wonende aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] in [plaatsnaam 2] , heeft verklaard dat er tussen 28 juni 2019 te 22.30 uur en 29 juni 2019 te 09.30 uur goederen uit zijn woning zijn weggenomen. Zijn vrouw zag die ochtend dat er een sleutel aan de buitenant in de voordeur zat. [2] [slachtoffer 1] zag dat zijn autosleutels niet meer in het bakje op het keukenblad lagen. Hij liep naar buiten en zag dat zijn auto weg was [3] , een personenauto, van het merk Seat Leon, kenteken [kenteken 1] . [4] De vriendin van aangever [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , miste na de insluiping een geldbedrag van € 30,00 en haar ING creditcard. [5]
[getuige 1] zag op 29 juni 2019 omstreeks 06.45 uur op de kruising van de [straatnaam 5] met de [straatnaam 2] een man lopen. Het betrof een Marokkaanse man tussen de 25 en 35 jaar. De man had een normaal postuur, kort geschoren haar en droeg een rood gewaad en een grijze spijkerbroek. [6] Na enige tijd kwam er een rode Seat uit de richting van de [straatnaam 2] aangereden. Hij herkende de man in de Seat als de man die hij eerder op de [straatnaam 2] had gezien. [7]
[slachtoffer 3] , wonende aan de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 2] in [plaatsnaam 1] zag dat er op 29 juni 2019 tussen 09.40 uur en 10.00 uur goederen uit haar woning waren weggenomen. [8] Zij was met haar dochters op de eerste verdieping en hoorde omstreeks 09.50 uur de voordeur dichtgaan, terwijl haar partner en zoon niet in de woning waren. Zij ging naar beneden en zag dat haar portemonnee opengeklapt op het kastje lag. Zij miste uit haar portemonnee een biljet van 25 gulden. Zij zag dat haar auto, een grijze Audi A4, met het kenteken [kenteken 2] niet meer voor de woning stond. Zij ging naar binnen en zag dat haar sleutelbos, met daaraan onder andere haar autosleutel, verdwenen was. Aan de sleutelbos zat een klein groen etuitje met een beademingskapje erin. Buiten zag zij even verderop een rode Seat geparkeerd staan. [9] De auto stond vrij ver van de stoeprand. [10]
De Audi met het kenteken [kenteken 2] is eigendom van de leasemaatschappij [onderneming 1] B.V.. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] kwam op 29 juni 2019 na een melding van een insluiping op de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam 1] ter plaatse. Op de [straatnaam 3] stond een rode Seat Leon met het kenteken [kenteken 1] . Op de bijrijdersstoel lag een donkergekleurde djelabba. [12] .
[slachtoffer 4] was op 29 juni 2019 omstreeks 10.45 uur aan het werk in de kledingwinkel [naam winkel] aan de [straatnaam 6] [nummeraanduiding 5] te [plaatsnaam 3] . Hi zag dat er een man de winkel ingelopen kwam en dat deze zei dat hij een paar dingen wilde hebben. De man paste een broek van het merk Dsquared en zei dat hij deze aan wilde houden. [13] De man paste verder een vest van Moncler, sokken van Givenchy, slippers van het merk Dsquared, een riem van Gucci en een tasje van Louboutin. De oude kleding van de man werd in een tas van de winkel gedaan. De man wilde de totale rekening van € 2.670,--pinnen, maar het pinnen lukte niet. De man zei dat hij een andere pas wilde halen en liep naar buiten naar een grijze Audi. Terwijl [slachtoffer 4] voor de auto stond hoorde hij dat de man de auto startte. Hij hoorde dat de motor hogere toeren maakte en zag dat de auto naar voren kwam. De auto raakte met de bumper zijn knieën en schenen. Hij plaatste beide handen op de motorkap en hoorde dat de auto hoge toeren maakte. Hij deed een stap naar achteren en zag dat de auto weer naar voren kwam. Hij maakte een stap opzij omdat hij bang was dat de man hem nogmaals wilde aanrijden. Hij zag dat de man met verhoogde snelheid wegreed. Zijn collega en een andere persoon liepen in
het midden van de [straatnaam 6] . Hij zag dat zij met hun rug naar de winkel liepen en dat het voertuig in de richting van zijn collega reed. De andere persoon naast zijn collega
kon nog net op tijd weg kon springen voor het voertuig. Zijn collega draaide zich om en schrok. [14]
[B] zag dat op 29 juni 2019 een man uit de kledingwinkel [naam winkel] kwam lopen. [15] Achter de man liep zijn collega [slachtoffer 4] . Hij zag dat de man in een grijze Audi stapte. Hij had zich omgedraaid en was een aantal meter weggelopen van de auto. Hij hoorde plotseling dat de motor van de auto hard geluid maakte. Hij keek om en zag direct dat de auto hem snel naderde. Hij zag dat de Audi versnelde op het moment dat deze hem naderde en voelde dat de Audi tegen hem aan reed. [16]
[getuige 2] liep op 29 juni 2019 met zijn vrouw op de [straatnaam 6] in Utrecht. Hij zag daar een Audi met het kenteken [kenteken 2] en hoorde dat er flink gas werd gegeven. Hij zag drie jongens uit de kledingwinkel [naam winkel] komen.. Eén van de drie jongens ging voor de auto staan. De bestuurder van de Audi bleef flink gas geven. Eén van de jongens werd door de Audi opzij gedrukt. Kort hierna kreeg de bestuurder van de Audi net genoeg ruimte om hard weg te kunnen rijden. Hij zag dat alle drie de jongens uit de winkel aan de kant moesten springen, omdat ze anders overreden zouden worden. [17] Zij moesten zelf op dat
moment ook aan de kant springen, omdat ze bang waren om aangereden te worden door de bestuurder van de Audi. Eén van de jongens ging wederom voor het voertuig staan en sloeg op de motorkap Hij zag dat de bestuurder van de Audi door bleef drukken om door te rijden, waardoor de jongen die voor de Audi stond wel aan de kant moest springen. [18]
Op 29 juni 2019 omstreeks 11:50 uur kreeg verbalisant [verbalisant 3] de melding om uit te kijken naar een grijze Audi A4 stationwagen [19] met het kenteken [kenteken 2] . [20] Verbalisant zag vervolgens de betreffende Audi op de A15 tussen knooppunt Gorinchem en afslag 27 Gorinchem rijden en gaf deze een stopteken. Verbalisant zag dat de Audi snelheid verhoogde en dat de bestuurder niet van plan was om aan het stopteken te voldoen. De Audi reed met ongeveer 160 kilometer per uur over de vluchtstrook om het overige verkeer in te halen. De Audi reed meerdere keren slingerend door het verkeer om vervolgens weer de vluchtstrook te nemen. De Audi nam de afslag, Hardinxveld-Giessendam. Hierbij bleef de snelheid hoog. Onderaan de afslag reed de Audi de Nieuweweg op. Hierbij reed de bestuurder over de aanwezige vluchtheuvel en aan de verkeerde zijde van de weg tegen het verkeer in. Hierdoor moesten er een aantal tegemoetkomende voertuigen uitwijken om de Audi te ontwijken. Ter hoogte van de Parallelweg sloeg de Audi rechtsaf en ging met hoge snelheid in de richting van Boven Hardinxveld-Giessendam. Bij [.] sloeg de Audi rechtsaf richting de Rivierdijk om vervolgens linksaf te slaan in de richting van Gorinchem. In de flauwe bocht naar links nam de bestuurder de binnenbocht om langzaam rijdende voertuigen links in te halen waardoor er een zeer gevaarlijke situatie kon ontstaan voor tegemoet komend verkeer.
Na de bocht nam de snelheid weer toe en nam de Audi weer afstand. Ter hoogte van de bocht waar de Rivierdijk overgaat in de Nieuwe Wolpherensedijk heeft de Audi de linker zijspiegel van een nog onbekende zwarte Volkswagen af gereden. De Audi was niet gestopt en vervolgde met hoge snelheid zijn weg in de richting van de Zandkade. [21] Bij de kruising Zandkade en de Nieuwe Wolpherensedijk sloeg de Audi linksaf in de richting van Schelluinen. Bij de volgende rotonde met de N216 sloeg de Audi rechtsaf in de richting van Gorinchem. De snelheid bleef hoog, boven de 100 kilometer per uur op de N216. Op de volgende rotonde maakte de Audi een U-bocht en heeft via de verkeerde zijde van de rotonde de N216 richting Schelluinen weer genomen. Na ongeveer 150 meter maakte de Audi wederom een U-bocht en reed hierbij over een doorgetrokken streep de N216 richting Gorinchem op. De Audi reed rechtdoor over de rotonde nam vervolgens de oprit van de A27 richting Nijmegen, Utrecht en Breda. De Audi nam de afslag 24, Avelingen, en sloeg onderaan bij de rotonde - tegen het verkeer in - linksaf in de richting van Hardinxveld- Giessendam. Ter hoogte van de kruising Nieuwe Wolpherensedijk en Avelingen West dwong een opvallend politievoertuig de Audi tot stoppen, maar de Audi reed rakelings langs het politievoertuig en bleef de Wolpherensedijk volgen. De Audi sloeg vervolgens linksaf bij de Zandkade en reed de Rivierdijk, Hardinxveld-Giessendam op. De snelheid van de Audi bleef onverminderd. Verbalisant hoorde via de mobilofoon dat er een opvallend politie voertuig net na de bocht stond om de Audi te blokken. Nadat verbalisant door de bocht kwam rijden zag hij dat de Audi de blokkerende politiebus had ontweken en met hoge snelheid zijn weg vervolgde. Ter hoogte van de veer van Hardinxveld Giessendam zag verbalisant dat de Audi met de voorzijde op het trottoir stond en daar een bank had geramd. De bestuurder was volgens de omstanders uit het voertuig gestapt en rennend op sokken de Rembrandstraat ingegaan. Een man deelde mede dat de vermoedelijke bestuurder in een
schuurtje aan [.] zou liggen. Verbalisant [verbalisant 3] was met nog een aantal collega’s naar de schuur gegaan. In de schuur werd liggend achter een aantal fietsen, een bezwete man op sokken aangetroffen. [22] De man bleek te zijn: [verdachte] . [23]
Verbalisant [verbalisant 4] hoorde verdachte [verdachte] tijdens het vervoer naar het politiebureau verklaren dat hij de volgende keer een RS zou jatten zodat hij makkelijker weg kon komen van de politie. [24]
Tijdens de fouillering van verdachte werden in zijn kleding een biljet van 25 gulden [25] en een Audi sleutel aangetroffen. [26]
De Audi met het kenteken [kenteken 2] werd door verbalisant [verbalisant 5] geopend met de bij verdachte [verdachte] aangetroffen Audi sleutel. In de Audi werden door verbalisant de navolgende goederen aangetroffen: [27]
  • een sleutelbos, met daaraan een groene “kiss of life”, zoals wegegnomen bij de insluiping op de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam 1] ;
  • een ING creditcard ten name van [slachtoffer 2] ;
- een creditcard ten name [slachtoffer 3] . [28] Aangeefster [slachtoffer 3] herkende de creditcard als haar eigendom; [29]
- een USB stick van [onderneming 2] [30] , een laptop, een handtas met daaraan een toegangspas van [onderneming 2] . Deze goederen zijn teruggegeven aan aangeefster [slachtoffer 3] .
- een groene tas van de kledingwinkel ‘ [naam winkel] ’. In deze tas zaten een grijze broek van het merk Dsquared, een t-shirt van het merk Dsquared, blauwe slippers van het merk Adidas, zwarte riem, zwarte sokken en een klein schoudertasje. [31]
Bewijsoverwegingen
feit 1 tot en met feit 4
De raadsman heeft bepleit dat een alternatief scenario, dat een ander, anders dan verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste feiten heeft gepleegd niet uitgesloten kan worden, nu het dossier geen directe aanwijzingen bevat dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt dat verdachte past in het signalement dat getuige [getuige 1] heeft gegeven van de man die hij in Vleuten in de Seat van [slachtoffer 1] zag wegrijden. De in de Seat aangetroffen djelabba past eveneens in de beschrijving die getuige [getuige 1] heeft gegeven. De Seat is direct na de diefstal uit de woning en de diefstal van de Audi van [slachtoffer 3] aangetroffen nabij de woning van [slachtoffer 3] in Amersfoort. Korte tijd later is de gestolen Audi van [slachtoffer 3] betrokken geweest bij de diefstal uit de kledingwinkel [naam winkel] op de [straatnaam 6] in Utrecht. De politie heeft deze Audi kort na de diefstal van de kleding achtervolgd. Verdachte is kort nadat deze Audi was gecrasht, op korte afstand aangehouden en voldeed aan het signalement dat door getuigen van de weggelopen bestuurder van de Audi werd gegeven. In de fouillering van verdachte en in de Audi zijn voorwerpen, goederen en kleding aangetroffen die zijn weggenomen uit de woningen aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] in [plaatsnaam 2] en de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 2] in [plaatsnaam 1] en bij de kledingwinkel [naam winkel] in Utrecht.
Verdachte heeft zelf op geen enkel moment een verklaring afgelegd terwijl alle feiten en omstandigheden, zoals hiervoor aangegeven, wijzen in de richting van verdachte. Verdachte heeft na zijn aanhouding zelfs aangegeven dat hij de volgende keer een RS (een snelle auto) zou jatten om zo makkelijker aan de politie te ontkomen.
Een alternatief scenario, dat een ander, anders dan verdachte, de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten zou hebben gepleegd is bovendien niet aannemelijk geworden; het dossier bevat hiervoor geen aanwijzingen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
feit 5 geweld
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde geweld.
Aangevers [slachtoffer 4] en [B] verklaren beiden dat zij, toen zij voor de Audi stonden, door de Audi geraakt werden. Deze verklaringen vinden steun in de verklaring van de getuige [getuige 2] die verklaart dat hij zag dat de Audi tot twee keer toe een persoon die voor de Audi stond heeft geraakt, dan wel opzij gedrukt heeft.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht de, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
feit 7
Op 26 mei 2019 omstreeks 19.40 uur zag [E] vanuit zijn woning aan de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 4] te [plaatsnaam 2] een man over zijn oprit naar de achtertuin lopen. [32] Hij liep naar achteren en sprak de man aan. De man gaf aan dat hij op nummer [nummeraanduiding 4] moest zijn. Omdat zijn huisnummer heel duidelijk zichtbaar is had de man dit gezien kunnen hebben. De man droeg een zwart trainingspak en zwarte schoenen. De man had een getinte huidskleur en kort haar. [E] had een screenshot van de beelden van zijn beveiligingscamera waarop de man te zien was aan de politie overhandigd. [33]
Op 26 mei 2019 omstreeks 19.30 uur hoorde [F] de schuifpui aan de achterzijde van zijn woning aan de [straatnaam 7] [nummeraanduiding 6] te [plaatsnaam 2] opengaan. Om bij de
achterzijde van de woning te komen moet men door de tuin lopen. Hij zag dat de schuifpui geopend was en zag een man bij de schuifpui staan. De man reageerde direct door weg te lopen. [34] De man had een bruine huidskleur, kort geschoren zwart haar, rimpels in zijn gezicht en droeg een zwart trainingspak. [35] Aan [F] is de foto getoond die gemaakt is door aangever [E] van de man die aangever [E] in zijn tuin had aangetroffen. [F] herkende de man op de foto volledig als de man die bij hem in de tuin stond. [36]
[H] heeft verklaard dat zijn dochters op 26 mei 2019 omstreeks 19.45 uur in de tuin van hun woning aan de [straatnaam 8] [nummeraanduiding 6/letteraanduiding] in [naam wijk] waren en zagen dat een man de woning binnenging. Zijn dochter [L] omschreef de man als volgt: een getinte huidskleur, zwart stijl haar, veel rimpels in het gezicht en met een zwart/blauwpak. [37] Hij was op dat moment zelf boven en zag een man in een zwart trainingspak weglopen en hun oprit aflopen. [38]
[getuige 3] zag op 26 mei 2019 een man bij de achterdeur van hun woning aan de [straatnaam 8] [nummeraanduiding 6/letteraanduiding] in [naam wijk] . De man opende de deur en ging naar binnen. [39] De man was licht getint, had heel kort zwart haar en droeg een zwart/blauw trainingspak. [40]
Op 26 mei 2019 omstreeks 20.30 uur zag [I] dat een man door het raam van de toegangsdeur van zijn woning aan de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 3/letteraanduiding] in [plaatsnaam 2] keek. Het erf van de woning had twee toegangen die na ongeveer vijftien meter bij elkaar komen. Op de plek waar beide paden bij elkaar komen is een houten hek. Achter dit hek bevindt zich de toegangsdeur aan de zijkant van zijn woning. [41]
Aan [I] is de foto getoond die gemaakt is door aangever [E] van de man die aangever [E] in zijn tuin had aangetroffen. [I] herkende de man op de foto volledig als de man die bij hem voor de deur stond. [42]
Verbalisant [verbalisant 6] herkende verdachte voor 100% als de man die op de foto van aangever [E] is te zien. [43]
Verbalisant [verbalisant 7] herkende verdachte met absolute zekerheid als de man die op de foto van aangever [E] is te zien. [44]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, het onder 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 8 [45]
Verdachte heeft het onder 8 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , hoofdagent, pagina 5 en 6;
  • een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 26 en 27, houdende een bekennende verklaring van verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 29 juni 2019 te Vleuten meerdere sleutels (huissleutels en autosleutels) en een creditcard (van ING en op naam van [slachtoffer 2] ) en bankbiljetten (ter waarde van 30 euro) geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, door met een sleutel waartoe hij niet gerechtigd was de voordeur van de woning heeft geopend;
2
op 29 juni 2019 te Vleuten een personenauto (merk: Seat, type: Leon, kenteken: [kenteken 1] ), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een sleutel waartoe hij niet gerechtigd was de auto heeft geopend en vervolgens heeft gestart;
3
op 29 juni 2019 te Amersfoort een bankbiljet van 25 gulden en meerdere sleutels (waaronder de autosleutel van een personenauto met kenteken [kenteken 2] ) en een creditcard van de Rabobank en op naam van [slachtoffer 3] ), toebehorende aan [slachtoffer 3] uit een woning heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 29 juni 2019 te Amersfoort een personenauto (merk: Audi, type: Avant A4, kenteken: [kenteken 2] ) toebehorende aan [onderneming 1] N.V. en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een sleutel waartoe hij niet gerechtigd was de auto heeft geopend en vervolgens heeft gestart;
5
op 29 juni 2019 te Utrecht meerdere kledingstukken, badslippers, een riem en een (heup)tas ter waarde van 2670 euro, toebehorende aan [naam winkel] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [B] en andere onbekend gebleven personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een auto (veel) gas te geven en snelheid te maken waardoor die [slachtoffer 4] en [B] en onbekend gebleven personen werden geraakt door die auto en/of opzij moesten springen om te voorkomen dat zij niet geraakt werden door die auto;
6
op 29 juni 2019 te Gorinchem en/of te Hardinxveld-Giessendam en/of de A15 tussen Gorinchem en Hardinxveld-Giessendam, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Audi, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, namelijk:
- op de snelweg A15 met een snelheid van ca. 160 km/u over de vluchtstrook te rijden en met een snelheid van ca. 160 km/u slingerend over deze snelweg te rijden en (daarbij) op de vluchtstrook te rijden en andere voertuigen in te halen en
- op de Nieuweweg over de vluchtheuvel te rijden en aan de verkeerde zijde van de weg tegen het verkeer in te rijden (waardoor meerdere tegemoetkomende voertuigen moesten uitwijken) en/of
- op de Rivierdijk in een bocht links andere voertuigen in te halen en
- op de provinciale weg N216 met een snelheid van ca. 100 km/u te rijden en over de doorgetrokken streep te rijden en de rotonde via de verkeerde zijde tegen de richting in te nemen en
- op de Nieuw Wolpherensedijk en/of op de Rivierdijk met een (te) hoge snelheid rakelings langs een opvallende politieauto te rijden (welke de verdachte trachtte te stoppen) en/of
- op de Rivierdijk (met een (te) hoge snelheid) op het trottoir tegen een bankje is gebotst, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd;
7
op 26 mei 2019 te Vleuten en/of te [naam wijk] , gemeente Utrecht in de woning gelegen aan de [straatnaam 8] [nummeraanduiding 6/letteraanduiding] te [naam wijk] en op de erven gelegen aan de [straatnaam 7] [nummeraanduiding 6] te [plaatsnaam 2] , de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 4] te [plaatsnaam 2] , en de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 3/letteraanduiding] te [plaatsnaam 2] bij een ander, te weten bij [H] , [F] , [E] en [K] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
8
op 24 juni 2019 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (politieagent bij de eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: ‘Jij bepaalt niet wanneer ik drink, met je kankerkop’ en ‘Je bent kankergek in je hoofd, brillie’.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middels van valse sleutels;
feit 2 diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3 diefstal;
feit 4 diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5 diefstal, gevolgd van geweld tegen personen en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren;
feit 6 overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet;
feit 7 in het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd;
en
in een woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 8 eenvoudige belediging. terwijl die belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Eendaadse samenloop
De verdediging heeft bepleit dat er ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde sprake is van een eendaadse samenloop, als ook ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een eendaadse samenloop en dat het hier op zichzelf staande feiten betreft.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte uit beide woningen meerdere goederen en voorwerpen, waaronder de autosleutels, heeft weggenomen. Verdachte heeft daarna, kennelijk, telkens opnieuw de keuze gemaakt om ook de auto weg te nemen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest;
ten aanzien van feit 6:
- een geldboete van € 450,00, subsidiair 9 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte ten aanzien van feit 5 een gevangenisstraf van 3 maanden op te leggen. Een geldboete ten aanzien van de feiten 7 en 8 is niet wenselijk gelet op de financiële positie van verdachte, voor elk van beide feiten zou een gevangenisstraf van 5 dagen opgelegd kunnen worden. Ten aanzien van feit 6 heeft de verdediging zich gerefereerd aan de eis van de officier van justitie.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde, er ten aanzien van het onder 1 en 2 en het onder 3 en 4 tenlastegelegde sprake is van een eendaadse samenloop. In dat geval zou de op te leggen gevangenisstraf met 6 maanden verhoogd kunnen worden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een groot aantal, zoals bewezenverklaard, strafbare feiten.
Verdachte heeft met zijn handelen getoond geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit, de privacy van de woningen en de eigendommen van zijn slachtoffers en voor een politieambtenaar die bezig was met de uitvoering van zijn taak. Verder heeft verdachte met zijn rijgedrag gevaar en hinder veroorzaakt voor andere weggebruikers.
Uit het strafblad van verdachte van 17 augustus 2019 volgt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ook vermogensdelicten. Verdachte is op 6 juni 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken. Daarnaast liep verdachte in een proeftijd. Dit alles heeft verdachte er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen langdurige vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor:
  • insluiping in een woning met behulp van een valse sleutel uit van 3 maanden gevangenisstraf, indien sprake is van recidive een gevangenisstraf van 5 maanden;
  • een insluiping in een woning uit van 2 maanden gevangenisstraf, indien sprake is van recidive een gevangenisstraf van 3 maanden;
  • diefstal met geweld na betrapping waarbij er sprake is van geweld en het dreigen met een voorwerp uit van 3 maanden gevangenisstraf;
  • diefstal van een auto uit van 120 uur taakstraf, indien sprake is van recidive een gevangenisstraf van 3 maanden;
  • een belediging uit van een geldboete.
Het LOVS heeft geen oriëntatiepunten waar het gaat om artikel 5 van de Wegenverkeerswet en artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het onder 7 bewezenverklaarde op 6 juni 2019 door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken en na het plegen van alle bewezenverklaarde feiten op 1 juli 2019 en 5 juli 2019 tweemaal een strafbeschikking heeft ontvangen van € 140,--. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen en heeft – op de belediging en het rijden in de Audi na (waar verdachte ook op heterdaad is betrapt) – op geen enkel moment ook maar enige verantwoordelijkheid genomen voor deze feiten. Verdachte heeft daarnaast geweigerd mee te werken aan een onderzoek naar zijn persoon door het NIFP en heeft daarmee geen enkel inzicht in zijn persoon gegeven. De rechtbank schat dan ook, mede gelet op het strafblad van verdachte, de kans op recidive in als hoog.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Gelet op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat een geldboete ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en het rijgedrag van verdachte. Verdachte heeft als volstrekt onverantwoord gereden, talloze verkeersregels overtreden en heeft daarbij grote risico’s genomen en de veiligheid van andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht. De rechtbank zal aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van 12 maanden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 593,75. Dit bedrag bestaat uit € 453,75 materiele schade en € 150,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de benadeelde partij aangegeven dat de waardevermindering van zijn auto nog nader dient te worden bepaald.
Van de zijde van de benadeelde partij is ten tijde van de terechtzitting op 20 september 2019, geen nadere opgave ontvangen betreffende de eventuele waardevermindering van zijn auto.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten dele toe te wijzen tot een bedrag van 453,75, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schade van in totaal € 453,75 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de post “eigen risico”, waarvan geen stukken zijn bijgevoegd, onvoldoende onderbouwd is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
9.2
[onderneming 1] N.V.
[onderneming 1] N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.108,58. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, met daarbij de gevorderde wettelijke rente
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 4.108,58 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals deze is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 11 april 2019.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 11 april 2019 is verdachte een gevangenisstraf van 2 weken, met aftrek, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
- 36 f, 57, 62, 138, 266, 267, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht
- 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van feit 6
- ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1] feit 1 en 2
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 453,75, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 453,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[onderneming 1] N.V. (feit 4)
- wijst de vordering van [onderneming 1] N.V. toe tot een bedrag van € 4.108,58, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [onderneming 1] N.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [onderneming 1] N.V. aan de Staat € 4.108,58 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 51 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 11 april 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en
C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Vleuten en/of te Utrecht een of meerdere sleutels (huissleutels en/of autosleutels) en/of een creditcard (van ING en op naam van [slachtoffer 2] ) en/of bankbiljetten (ter waarde van 30 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door met een sleutel waartoe hij niet gerecht
was deze te gebruiken de (voor)deur van de woning heeft geopend;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Vleuten en/of te Utrecht een personenauto (merk: Seat, type: Leon, kenteken: [kenteken 1] ) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door met een sleutel waartoe hij niet gerecht was deze te gebruiken de auto heeft geopend en vervolgens heeft gestart;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Amersfoort een bankbiljet van 25 gulden en/of een of meerdere sleutels (waaronder de autosleutel van een personenauto met kenteken [kenteken 2] ) en/of een creditcard (van de Rabobank en op naam van [slachtoffer 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] (uit een woning) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Amersfoort een personenauto (merk: Audi, type: Avant A4, kenteken: [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 1] N.V. en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door met een sleutel waartoe hij niet gerecht was deze te gebruiken de auto heeft geopend en vervolgens heeft gestart;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Utrecht een of meerdere kledingstukken, badslippers, een riem en/of een (heup)tas (ter waarde van 2670 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] en/of [slachtoffer 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [B] en/of andere onbekend gebleven personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een auto (veel) gas te geven en/of (veel) snelheid te maken waardoor die [slachtoffer 4] en/of [B] en/of onbekend gebleven personen werden geraakt door die auto en/of opzij moesten springen om te voorkomen dat zij niet geraakt werden door die auto;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 29 juni 2019 te Gorinchem en/of te Hardinxveld- Giessendam en/of de A15 tussen Gorinchem en Hardinxveld-Giessendam, in elk geval in Nederland als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Audi, kleur: grijs, kenteken: [kenteken 2] ), daarmee rijdende op de weg, namelijk:
- op de snelweg A15 met een snelheid van ca. 160 km/u althans met een (te) hoge snelheid over de vluchtstrook te rijden en/of met een snelheid van ca. 160 km/u althans met een (te) hoge snelheid slingerend over deze snelweg te rijden en/of (daarbij) op de vluchtstrook te
rijden en/of andere voertuigen in te halen en/of
- op de Nieuweweg over de vluchtheuvel te rijden en/of aan de verkeerde zijde van de weg/tegen het verkeer in te rijden (waardoor meerdere tegemoetkomende voertuigen moesten uitwijken) en/of
- op de Rivierdijk in een bocht links andere voertuigen in te halen en/of
- op de provinciale weg N216 met een snelheid van ca. 100 km/u althans met een (te) hoge snelheid te rijden en/of over de doorgetrokken streep te rijden en/of de rotonde via de verkeerde zijde/tegen de
richting in te nemen en/of
- op de Nieuw Wolpherensedijk en/of op de Rivierdijk met een (te) hoge snelheid rakelings langs een opvallende politieauto te rijden (welke de verdachte trachtte te stoppen) en/of
- op de Rivierdijk (met een (te) hoge snelheid) op het trottoir tegen een bankje is gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; ( art 5 Wegenverkeerswet 1994)
7
hij op of omstreeks 26 mei 2019 te Vleuten en/of te [naam wijk] , gemeente Utrecht in de woning(en), het besloten lokaal en/of de erf en/of erven, gelegen aan de [straatnaam 7] [nummeraanduiding 6] te [plaatsnaam 2] , de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 4] te [plaatsnaam 2] , de [straatnaam 8] [nummeraanduiding 6/letteraanduiding] te [naam wijk] en/of de [straatnaam 4] [nummeraanduiding 3/letteraanduiding] te [plaatsnaam 2] bij een ander, te weten bij [F] , [E] , [H] en/of [K] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
8
hij op of omstreeks 24 juni 2019 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (politieagent bij de eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: ‘Jij bepaalt niet wanneer ik drink, met je kankerkop’ en/of ‘Je bent kankergek in je hoofd, brillie’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 augustus 2019, genummerd PL0900-2019203360, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 153 tot en met 310. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 245.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 246.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , bijlage, pagina 248.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [A] , pagina 251.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 249.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 250.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 219.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 220.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 221.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , pagina 230.
12.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 224.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 262.
14.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , pagina 262.
15.Proces-verbaal van aangifte [B] , pagina 273.
16.Proces-verbaal van aangifte [B] , pagina 274.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 276.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 277.
19.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 202.
20.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 204.
21.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 202.
22.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] , pagina 203.
23.Proces-verbaal van bevindingen [C] , pagina 205.
24.Proces-verbaal van aanhouding [verbalisant 4] , pagina 186.
25.Proces-verbaal van bevindingen [D] , pagina 206.
26.Proces-verbaal van bevindingen [D] , pagina 240.
27.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 241.
28.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 242.
29.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 243.
30.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 242.
31.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] , pagina 243.
32.Proces-verbaal van aangifte [E] , pagina 287.
33.Proces-verbaal van aangifte [E] , pagina 288, met bijlage, pagina 290.
34.Proces-verbaal van aangifte [F] , pagina 278.
35.Proces-verbaal van aangifte [F] , pagina 279.
36.Proces-verbaal van bevindingen [G] , pagina 284.
37.Proces-verbaal van aangifte [H] , pagina 296.
38.Proces-verbaal van aangifte [H] , pagina 297.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 299.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pagina 300.
41.Proces-verbaal van aangifte [I] , pagina 301.
42.Proces-verbaal van bevindingen [J] , pagina 303.
43.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 6] , pagina 292.
44.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 7] , pagina 293.
45.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2019, genummerd PL0900-2019184800, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 30. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.