ECLI:NL:RBMNE:2019:6671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
16/660543-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen kweken hennep en diefstal elektra; veroordeling medeplichtigheid bij het kweken hennep met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2019, stond de verdachte terecht voor het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 samen met anderen hennep heeft gekweekt en elektriciteit heeft gestolen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee maanden, maar de verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, gezien de beperkte rol van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij medepleger was van het kweken van hennep, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan het kweken van hennep, maar de rechtbank beperkte de bewezen periode tot 1 februari 2015 tot en met 25 februari 2015. Gezien de omstandigheden, waaronder de forse overschrijding van de redelijke termijn, werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een bijdrage had geleverd aan criminele activiteiten, maar dat zijn rol beperkt was en dat het tijdsverloop in zijn voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660543-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande,
wonende in Mexico.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.P.N. Robben en van hetgeen mr. B. Roodveldt, advocaat te Koog aan de Zaan, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode 5 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 in Weesp samen met anderen hennep heeft gekweekt, dan wel 1033 hennepplanten aanwezig heeft gehad, dan wel (subsidiair) anderen hierbij behulpzaam is geweest door het knippen van henneptoppen en/of een andere knipper/knipster van henneptoppen naar het pand te brengen;
feit 2 in de periode 5 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 in Weesp samen met anderen elektriciteit heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er, gelet op de bescheiden rol van verdachte in het geheel, sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, tussen verdachte en anderen, bij het kweken van de hennep.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden, waarbij de periode beperkt dient te worden tot 3 weken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten en/of een of meer onbekend gebleven personen. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. Uit het dossier volgt dat de rol van verdachte beperkt is gebleven tot het vervoeren van knippers en het verrichten van hand en spandiensten ten behoeve van de knippers. Deze rol van verdachte is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het (mede)plegen van het kweken of aanwezig hebben van hennep te komen. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair [1]
Op 25 februari 2015 werd binnengetreden in het pand gelegen aan de [adres] te [plaats] . [2] Achter een wand werd een kweekruimte aangetroffen met daarin in totaal 373 hennepplanten. Aan de achterzijde van het pand werd achter een roldeur een ruimte aangetroffen. Aan de rechterzijde van deze ruimte was een deur die toegang gaf tot een kniphok. In deze ruimte werden 3 verdachten aangehouden. In de ruimte stonden een aantal dozen met daarin geknipte hennep. Verder lagen er een aantal nog niet geknipte hennepplanten. [3] In het kniphok zat een deur, die toegang gaf tot een kweekruimte. In totaal stonden in deze ruimte 322 lege potten. Vanuit deze kweekruimte was er een doorgang naar een derde kweekruimte. In deze ruimte werden in totaal 338 hennepplanten aangetroffen. Een aantal planten werd bemonsterd en deze testten positief op de aanwezigheid van hennep of THC. [4] In het pand werden aangehouden: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [5]
Door verbalisant [verbalisant] werden de gegevens afkomstig uit de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 4] onderzocht. [6] Uit de foto’s blijkt dat de hennepkwekerij aan de [adres] in [plaats] op 5 maart 2014 in bedrijf was. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij een meisje met de naam [A] drie keer naar de hennepkwekerij in [plaats] had gebracht. Dat was omdat zij daar hennep ging knippen. Ook had hij een keer een andere knipper opgehaald. [8] Hij bracht broodjes en haalde eten voor de knippers. [9] Hij had een sleutel van het pand gekregen op het moment dat hij deze klus aanvaardde. [10] Hij was eind januari 2015 voor deze klus benaderd. [11]
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen – in onderling verband bezien – van oordeel dat verdachte behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep in een pand aan de [adres] te [plaats] .
Periode
De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode beperken tot de periode van 1 februari 2015 tot en met 25 februari 2015.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat op basis waarvan vastgesteld kan worden dat verdachte vóór 1 februari 2015 medeplichtig is geweest bij voornoemde hennepkwekerij.
De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van medeplichtigheid in de periode van 5 maart 2014 tot 31 januari 2015.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hennep heeft geknipt. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit deel van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
4.3.2
Vrijspraak feit 2
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen weliswaar volgt dat verdachte anderen behulpzaam is geweest bij het kweken van hennep, maar dat verdachte hierbij een beperkte rol heeft gespeeld. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte (één van) de verantwoordelijke(n) achter de hennepkwekerij is geweest of dat zijn rol groter was dan het verrichten van hand- en spandiensten.
De rechtbank acht, gelet op de beperkte rol van verdachte en de beperkte periode die verdachte bij de kwekerij betrokken is geweest, het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 subsidiair
andere personen in de periode van 05 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met elkaar opzettelijk hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres] te [plaats] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1033 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 februari 2015 tot en met 25 februari 2015 te Weesp, meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest, door een knipper/knipster van henneptoppen naar het pand te brengen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
1 subsidiair
medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het onderzoek en de behandeling op zitting.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte, gelet op het tijdsverloop, het gegeven dat verdachte in het buitenland woont en verblijft en de beperkte rol van verdachte, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte is medeplichtig aan het medeplegen van het kweken van hennep. Het gebruik van softdrugs kan bij langdurig gebruik leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast vormt de hennepteelt een schakel in de keten van criminele, ondermijnende activiteiten. Verdachte heeft door aldus te handelen zijn eigen financieel gewin belangrijker gevonden dan de volksgezondheid, en een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de genoemde keten van criminele activiteiten. Uit het strafblad van verdachte van 15 april 2019 volgt dat hij eerder met politie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht nemen voor een hennepkwekerij met 500 tot 1000 hennepplanten als uitgangspunt een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf in het voordeel van verdachte rekening mee dat de oriëntatiepunten zijn geschreven voor het plegen, terwijl ten laste van verdachte slechts de medeplichtigheid bewezen is verklaard.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte, na het plegen van het bewezenverklaarde, op 8 september 2017 voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
De rechtbank houdt in sterk strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop. Verdachte is op 30 maart 2015 in verzekering gesteld. Het strafdossier is gesloten op 26 mei 2016. Ruim vier jaar na de inverzekeringstelling is de zaak pas voor het eerst op zitting behandeld. Dat de behandeling van de zaak zo lang op zich heeft laten wachten, is niet aan verdachte te wijten. Er is dan ook sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal dit in het voordeel van verdachte verdisconteren door geen onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Voorts is voor de strafmaat relevant dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van
2 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en
geboden is.
Gelet op het tijdsverloop sinds de aanhouding van verdachte zal de rechtbank een proeftijd van één jaar opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 47, 48, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 weken;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
1 jaarvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en
E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 05 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, (telkens) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] te [plaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1033 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere (tot op heden) onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 05 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] te [plaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1033 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 05 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 te Weesp, althans in het arrondissement Midden-Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- het knippen van de henneptoppen en/of
- een (andere) knipper/knipster van henneptoppen naar het pand te brengen
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 05 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een pand aan de [adres] te [plaats] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door braak en/of verbreking
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 mei 2016, genummerd PL0900-2015042276, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 3E.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 4E.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 5E.
5.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 6E.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 178E.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 179E.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 124.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 123.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 124.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 125.