In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2019, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 maart 2014 tot en met 25 februari 2015 betrokken was bij een hennepkwekerij in Weesp. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het kweken van hennep en het stelen van elektriciteit, maar de verdediging voerde aan dat de verdachte slechts een beperkte rol had en dat er sprake was van onrechtmatig binnentreden door de politie. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte beperkt was tot het knippen van hennep en het vervoeren van een andere knipper, wat onvoldoende was voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het kweken van hennep. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte medeplichtigheid aan het kweken van hennep wel bewezen. Gezien de forse overschrijding van de redelijke termijn, legde de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf op in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank hield rekening met de beperkte rol van de verdachte en het lange tijdsverloop sinds de aanhouding, wat leidde tot een milde straf.