ECLI:NL:RBMNE:2019:6665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
16/660542-16 ontneming
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ontneming afgewezen na vrijspraak in strafzaak

In de ontnemingszaak tegen de verdachte, geboren in 1967 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2019 uitspraak gedaan. De officier van justitie had een vordering tot ontneming ingediend ter hoogte van € 57.661,20, gebaseerd op wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. Deze vordering werd gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, die onder hetzelfde parketnummer viel. Tijdens de zitting op 31 mei 2019 heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd en een betalingsverplichting van € 51.895,08 gevorderd. De verdediging pleitte voor vrijspraak en verzocht om afwijzing van de vordering, stellende dat niet vastgesteld kon worden dat de verdachte voordeel had genoten.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2019 vrijgesproken is van het ten laste gelegde in de strafzaak. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing van de rechtbank is op de openbare terechtzitting van 14 juni 2019 uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660542-16 (ontneming) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2019
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[woonplaats] , [adres] .

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie ten bedrage van € 57.661,20, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/660542-16;
  • het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 14 juni 2019 in de onderliggende strafzaak met parketnummer 16/660542-16;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van 25 februari 2016;
  • de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 31 mei 2019.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2019.
De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen [verdachte] , bekend onder hetzelfde parketnummer. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.P.N. Robben en van hetgeen [verdachte] en mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

3.De beoordeling

3.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de schriftelijk ingediende vordering van
€ 57.661,20 gehandhaafd en gevorderd dat een betalingsverplichting wordt opgelegd van
€ 51.895,08. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de uitgangspunten en berekeningen zoals weergegeven in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de strafzaak vrijspraak bepleit en heeft gelet hierop verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] voordeel heeft genoten of wat het voordeel van [verdachte] zou zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] is door de rechtbank bij vonnis van 14 juni 2019 vrijgesproken van het ten laste gelegde, het gronddelict voor de onderhavige ontnemingsvordering. De rechtbank zal om die reden de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf , voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en
E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2019.