In de ontnemingszaak tegen de verdachte, geboren in 1967 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2019 uitspraak gedaan. De officier van justitie had een vordering tot ontneming ingediend ter hoogte van € 57.661,20, gebaseerd op wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. Deze vordering werd gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, die onder hetzelfde parketnummer viel. Tijdens de zitting op 31 mei 2019 heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd en een betalingsverplichting van € 51.895,08 gevorderd. De verdediging pleitte voor vrijspraak en verzocht om afwijzing van de vordering, stellende dat niet vastgesteld kon worden dat de verdachte voordeel had genoten.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2019 vrijgesproken is van het ten laste gelegde in de strafzaak. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing van de rechtbank is op de openbare terechtzitting van 14 juni 2019 uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.