ECLI:NL:RBMNE:2019:6643

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
18/3561
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, drs. [verzoekster] MSc., die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit dat op 14 augustus 2018 was genomen, en na meerdere wijzigingen van dit besluit door verweerder, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de andere partij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 512,-, wat bestaat uit 1 punt voor het indienen van de gronden van beroep, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast is bepaald dat verweerder het griffierecht aan verzoekster moet betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:41, zevende lid van de Awb. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2019 in de zaak tussen

drs. [verzoekster] MSc., te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 25 september 2019 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 14 augustus 2018 een besluit op het bezwaar van verzoekster genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 21 februari 2019, 16 april 2019 en 11 september 2019 heeft verweerder het besluit van 14 augustus 2018 gewijzigd. Verweerder heeft met die gewijzigde besluiten gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 512,- (1 punt voor het indienen de gronden van beroep, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41, zevende lid van de Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 512,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.