ECLI:NL:RBMNE:2019:6641

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
19/2352
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht

Op 15 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen, geregistreerd onder zaaknummer UTR 19/2352. Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen een besluit van verweerder, dat op 6 mei 2019 is genomen. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 47,00.

De rechtbank heeft eiser op 15 augustus 2019 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Awb. Eiser komt hierdoor ook niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar beslissing verklaard dat het beroep niet-ontvankelijk is. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2019. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2352

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
en
Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
6 mei 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 47,00.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 15 augustus 2019 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is kennelijk
niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb).
7. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.