ECLI:NL:RBMNE:2019:6641
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht
Op 15 november 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen, geregistreerd onder zaaknummer UTR 19/2352. Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen een besluit van verweerder, dat op 6 mei 2019 is genomen. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 47,00.
De rechtbank heeft eiser op 15 augustus 2019 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Awb. Eiser komt hierdoor ook niet in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in haar beslissing verklaard dat het beroep niet-ontvankelijk is. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van L.J.N. van der Linden, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2019. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.