ECLI:NL:RBMNE:2019:664

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
16/652401-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en auto-inbraak met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 15 februari 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het aanwezig hebben en verhandelen van cocaïne, het laten binnensmokkelen van hasj in een penitentiaire inrichting, en een auto-inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 april 2018 in Montfoort werd aangehouden met 8,14 gram cocaïne en dat hij betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in harddrugs. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen verklaard dat hij cocaïne heeft verkocht en dat hij anderen vroeg om hasj de penitentiaire inrichting binnen te smokkelen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie als overtuigend beoordeeld en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar en verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en de verplichting tot deelname aan een behandeltraject. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het risico op recidive. De verdachte heeft een strafblad met meerdere veroordelingen, maar lijkt gemotiveerd om hulp te accepteren en zijn gedrag te veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652401-18 en 16/705083-16 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2019
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 juni 2018, 24 september 2018, 21 december 2018 en 24 januari 2019. Het onderzoek is gesloten op 1 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en van hetgeen verdachte en mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/652401-18
in de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 in Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie het handelen in cocaïne als oogmerk had;
in de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 in Utrecht samen met (een) ander(en) cocaïne heeft verhandeld;
op 19 april 2018 te Montfoort samen met (een) ander(en) opzettelijk 8,14 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
in de periode van 11 april 2018 tot en met 31 mei 2018 in Zwaag samen met (een) ander(en) meerdere hoeveelheden hasj heeft laten afleveren;
parketnummer 16/705083-16
op 7 januari 2016 in Nieuwegein samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een auto, waarbij verschillende goederen zijn weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
parketnummer 16/652401-18
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de door hem aangehaalde feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs en dat hij zich op 19 april 2018 schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van harddrugs. De officier van justitie acht het onder feit 2 en 3 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend te bewijzen. Uit deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de officier van justitie eveneens dat verdachte met diens strafbare handelen - ook gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij heeft gedeald en ook wist dat anderen zich ook met het dealen van harddrugs bezig hielden - heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. De officier van justitie acht het onder feit 1 tenlastegelegde daarom ook wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie is van oordeel dat ook het onder feit 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in de periode van 19 april 2018 tot en met 31 mei 2018 samen met een of meerdere anderen meermalen bezig is geweest om softdrugs de penitentiaire inrichting (PI) in te smokkelen.
parketnummer 16/705083-16
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat op grond van de door hem aangehaalde feiten en omstandigheden, een en ander in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 7 januari 2016 samen met anderen heeft ingebroken in de auto van aangever [benadeelde 1] . Het tenlastegelegde kan daarom naar het oordeel van de officier van justitie wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 16/652401-18
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde. Voor zover al sprake zou zijn van een criminele organisatie, kan de eventuele betrokkenheid van verdachte daarbij niet op grond van het dossier worden vastgesteld. Uit het enkele feit dat verdachte in het bezit van een dealertelefoon is aangehouden, volgt niet dat verdachte wist dat die telefoon toebehoorde aan een criminele organisatie. Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde heeft de raadsman opgemerkt dat bewezen kan worden dat verdachte op 19 april 2018 heeft gehandeld in cocaïne. Het dossier bevat echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode hiermee bezig heeft gehouden. Verdachte is bijvoorbeeld niet door afnemers herkend en het enkele feit dat de privételefoon van verdachte gedurende de tenlastegelegde periode op verschillende tijdstippen in de nabijheid van de dealertelefoon lijkt te zijn geweest, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 4 tenlastegelegde, nu uit het dossier niet volgt dat de hasj waar verdachte in de getapte telefoongesprekken om vroeg, ook daadwerkelijk de PI binnen is gekomen. Het dossier bevat derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
parketnummer 16/705083-16
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, nu verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de auto-inbraak en het enkele feit dat er DNA van verdachte op de aangetroffen handschoenen is gevonden niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 16/652401-18
Aanleiding van het onderzoek
Het onderzoek 09Polder is gestart naar aanleiding van de aanhouding van twee vermoedelijke drugsdealers, [A] en [B] , op 28 mei 2017 en 1 juli 2017. Uit onderzoek bleek dat zij beiden werkzaam waren onder de naam “ [naam] ”. Een aantal gebruikers is als getuige gehoord. Deze gebruikers verklaarden samengevat dat zij via een organisatie/personen genaamd “ [naam] ” om de paar maanden een ander telefoonnummer per SMS toegestuurd kregen, waarmee zij drugs konden bestellen. De drugs werden dan door meerdere personen afgeleverd.
Bewijsmiddelen [1]
Gedurende het onderzoek 09Polder zijn er diverse telefoonnummers en IMEI-nummers bekend geworden die door “ [naam] ” gebruikt werden als dealertelefoonnummers en dealertelefoons. Uit onderzoek is gebleken dat het dealertelefoonnummer en de daarbij behorende dealertelefoon steeds na enkele maanden veranderde. Gedurende de periode van het onderzoek zijn (onder meer) de volgende telefoonnummers en IMEI-nummers bij “ [naam] ” actief geweest:
Telefoonnummers:
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] )
[telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ) [2]
IMEI-nummers [3]
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] )
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] )
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] )
[IMEI-nummer] (hierna: * [IMEI-nummer] ) [4]
De telefoongesprekken die met of via bovenstaande telefoonnummers zijn gevoerd zijn opgenomen en op schrift gesteld. [5] Wat betreft de inhoud van de tapgesprekken kan worden gesteld dat de telefoonnummers alleen werden gebruikt voor zakelijke gesprekken, er zeer veel SMS-contacten waren, er zeer veel kortdurende contacten en gesprekken waren, de gesprekken/sms-berichten vooral aan het einde van de middag en ’s avonds en in het weekend ook ’s nachts plaatsvonden en er vrijwel uitsluitend afspraken gemaakt werden om elkaar te ontmoeten. Bij SMS-berichten werd regelmatig de naam “ [naam] ” genoemd door de gebruiker van bovenstaande telefoonnummers. [6] Uit de tapgesprekken volgt dat sprake is van meerdere gebruikers van bovenstaande telefoonnummers. [7]
In de periode van 13 november 2017 tot en met 2 maart 2018 hebben er in totaal 1206 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [8] In de periode van 2 maart 2018 tot en met 13 maart 2018 hebben er in totaal 33 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [9] In de periode van 13 maart 2018 tot en met 3 mei 2018 hebben er in totaal 42 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [10] In de periode van 23 januari 2018 tot en met 18 februari 2018 hebben er in totaal 146 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [11] In de periode van 12 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 hebben er in totaal 312 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [12] In de periode van 10 april 2018 tot en met 19 april 2018 hebben er in totaal 99 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [13] In de periode van 29 maart 2018 tot en met 11 april 2018 hebben er in totaal 87 afspraken/ontmoetingen plaatsgevonden tussen de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] en diverse kopers. [14]
De afspraken/ontmoetingen vonden (onder meer) plaats in Utrecht, Vleuten en Montfoort. De kopers vroegen (onder meer) om cocaïne, coke, “wit” (straattaal voor cocaïne) en “sos” (straattaal voor cocaïne) en er werd gesproken over de prijzen van de handelswaar. [15]
Na de aanhoudingen van [A] en [B] , waarbij de op dat moment actieve dealertelefoons met daarin de actuele dealertelefoonnummers in beslag zijn genomen, zijn de dealertelefoonnummers op afstand overgezet op een andere simkaart. Hierna werd het dealertelefoonnummer actief in een andere telefoon. Tegelijkertijd werd een ander telefoonnummer geactiveerd om het nieuwe dealertelefoonnummer te worden. [16] Na de aanhouding van verdachten [medeverdachte 1] en [C] op 7 maart 2018 en de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] op 14 maart 2018 was een zelfde situatie zichtbaar in de historische verkeersgegevens en op de tap van de actuele dealertelefoonnummers. [17]
[getuige 1] is op 12 april 2018 als getuige gehoord. [18] Hij heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikt, niet langer dan anderhalf jaar. [19] Hij koopt deze drugs van [naam] . Er zit iedere keer iemand anders in de auto (de rechtbank begrijpt: wanneer de drugs worden afgeleverd). [20]
[getuige 2] is op 19 april 2018 als getuige gehoord. [21] Hij heeft verklaard dat hij cocaïne gebruikt, wekelijks, al jaren. [22] Hij koopt deze cocaïne van [naam] . Zo heten ze allemaal van het nummer (de rechtbank begrijpt: het nummer dat hij belt wanneer hij cocaïne wil kopen). [naam] kan veranderen van identiteit maar nooit van naam. [23]
In de week na de aanhouding van [D] en [medeverdachte 1] op 5 april 2018 werd duidelijk dat er zich een “nieuwe [naam] ” had aangediend. Uit de tapgesprekken bleek dat deze “ [naam] ” zich verplaatste in een Volkswagen Up. Op woensdag 18 april 2018 werd duidelijk dat het kenteken van deze Volkswagen Up [kenteken] was. [24]
Uit het politiesysteem bleek dat er op 15 april 2018 omstreeks 01:33 uur een rode Volkswagen Up met kenteken [kenteken] was gecontroleerd op de provinciale weg in Bunnik. Het voertuig werd op dat moment bestuurd door [verdachte] . Uit de opgenomen telecommunicatie van het telefoonnummer * [telefoonnummer] bleek dat de gebruiker van dit nummer op 15 april 2018 omstreeks 00:48 uur een afspraak had gemaakt met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] (* [telefoonnummer] ). Om 01:31 uur wordt afgesproken dat de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] in het voertuig van de gebruiker van telefoonnummer * [telefoonnummer] zou stappen. Om 01:41 uur zegt de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] tegen de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] : “
Zag je blauw. Hij achtervolgt mij, snelweg opgegaan. Hij heeft mij gestopt. Alles man. Wat heb je nodig, dan neem ik het gewoon gepast mee, begrijp je”. Om 02:18 uur geeft de gebruiker van het telefoonnummer * [telefoonnummer] aan dat hij zijn neefje wel zal sturen, omdat hij daar zelf niet meer kon komen omdat hij gestopt en gecontroleerd was. [25]
Op 19 april 2018 zijn in Montfoort de twee inzittenden van de rode Volkswagen Up met kenteken [kenteken] aangehouden. Dit betroffen [verdachte] , als bestuurder, en [E] , als bijrijder. [26] Op de bestuurdersstoel van de Volkswagen Up met kenteken [kenteken] is (onder meer) een witte iPhone aangetroffen. [27] Het IMEI-nummer van deze iPhone was [IMEI-nummer] (* [IMEI-nummer] , oftewel * [IMEI-nummer] ). Uit onderzoek was gebleken dat dit IMEI-nummer op dat moment het laatst bekende IMEI-nummer was welke was gekoppeld aan de dealerlijn van “ [naam] ”. [28] Van 10 april 2018 tot en met 19 april 2018 was het telefoonnummer * [telefoonnummer] in gebruik bij het toestel met IMEI-nummer * [IMEI-nummer] . [29]
Verdachte haalde tijdens zijn insluiting een zwart leren etui uit zijn linker broekzak en stopte dit etui in zijn broeksband. Verbalisant [verbalisant 1] heeft het etui gepakt. Hij zag dat er meerdere ponypacks in het etui zaten. Later bleken dit 16 ponypacks te zijn. [30] De inhoud van de 16 ponypacks met een totale hoeveelheid van 8,14 gram (SIN AAKR2105NL) [31] is door het NFI getest. Hieruit is gebleken dat dit cocaïne betrof. [32]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 april 2018 cocaïne heeft verkocht aan meerdere gebruikers. [33]
Verdachte heeft verklaard dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] van hem was. [34] Uit onderzoek is gebleken dat er ten aanzien van de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer in combinatie met het dealernummer * [telefoonnummer] overeenkomstige paallocaties zichtbaar waren gedurende de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018. [35]
Vanaf 25 april 2018 tot en met 22 mei 2018 zijn de telefoongesprekken die verdachte vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) te Zwaag heeft gevoerd opgenomen, afgeluisterd en op schrift gesteld. [36] Tijdens deze periode kwamen de volgende tapgesprekken over het smokkelen van drugs in de PI naar voren. [37]
Gesprek op 26 april 2018 om 15:09:18 uur (sessienummer 1)
NNM (de rechtbank begrijpt: verdachte) zegt dat het geen dikke jas hoeft te zijn en dat een kleine jas ook goed is.
NNV (de rechtbank begrijpt: [F] , de vriendin van verdachte) zegt: “Klaar, klaar, je hoeft niet te praten, je hoeft niet te praten, ik weet wat je bedoelt, ik weet het”.
NNM zegt: “In ieder geval, nee, zoals je vorige keer het gedaan hebt, dat is niet goed, je moet het nog beter doen, veel meer dan dat”.
NNV zegt: “Heb je alles gevonden of niet?”
NNM zegt: “Ik heb het gevonden en ik heb het in 2 dagen gerookt ezel” [38]
Gesprek op 4 mei 2018 om 13:55:46 uur (sessienummer 76)
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zegt dat zij (de rechtbank begrijpt: [F] , de vriendin van verdachte) met [bijnaam] mee moet komen en dat zij niks hoeft te doen alleen het moet overdragen via haar mond naar hem toe. [F] zegt dat zij dit eerder heeft gedaan en weet hoe hij het wil doen. [39]
Gesprek op 11 mei 2018 om 8:13:06 uur (sessienummer 117)
NNman (de rechtbank begrijpt: [G] ) vraagt hoe hij dat spul mee naar binnen moet smokkelen.
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zegt dat hij dat aan [naam] moet geven en dat zij dat in de mond moet stoppen. [40]
Gesprek op 11 mei 2018 om 11:19:40 uur (sessienummer 120)
NNman (de rechtbank begrijpt: [G] ) vraagt hem of het gelukt is.
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zegt dat het gelukt is en dat het binnen is.
NNman zegt dat het mooi is.
[verdachte] zegt: “Als je nog wat hebt, wil je een beetje geven, wil je een beetje geven” [41]
Gesprek op 22 mei 2018 om 10:51:56 uur (sessienummer 181)
[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) vraagt NNman (de rechtbank begrijpt: [G] ) een stukje mee te brengen en vraagt hem of hij nog wat in voorraad heeft, anders gaat hij aan zijn zus vragen om nieuwe voorraad naar NNman te brengen.
NNman vraagt hem te wachten om te kijken en zegt dat hij nog een stukje heeft, dat even groot is als wat hij hem eerder heeft gebracht.
[verdachte] vraagt hem dat stuk mee te nemen en aan zijn vrouw te overhandigen bij de deur en dat zij weet hoe en wat.
NNman zegt dat het goed is. [42]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn vriendin [F] en zijn vriend [G] heeft gevraagd hasj de PI binnen te smokkelen. [43]
Bewijsoverwegingen
Aanwezig hebben en handelen in cocaïne
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 19 april 2018 is aangehouden terwijl hij in het bezit was van gebruikershoeveelheden cocaïne en de telefoon met dealertelefoonnummer * [telefoonnummer] . Verdachte heeft ook bekend dat hij die dag cocaïne heeft verhandeld. Het onder feit 3 tenlastegelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen. Gelet op het feit dat verdachte op 15 april 2018 is staande gehouden in de rode Volkswagen Up, de gebruiker van de telefoon met dealertelefoonnummer * [telefoonnummer] vlak daarna over de getapte telefoonlijn aangaf dat hij door de politie was gestopt en het feit dat uit de telecomanalyse is gebleken dat de telefoon met dealertelefoonnummer * [telefoonnummer] op meerdere momenten gedurende de tenlastegelegde periode van 11 tot en met 19 april 2018 overeenkomstige bewegingen heeft laten zien aan die van de privételefoon van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de dealertelefoon pas op 19 april 2018 heeft gekregen en deze daarvoor niet had gebruikt, niet aannemelijk. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat het dealertelefoonnummer * [telefoonnummer] behoorde tot de dealergroep handelend onder de naam “ [naam] ” en dat dit nummer ook door anderen werd gebruikt om onder de naam “ [naam] ” cocaïne te verhandelen, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen, waardoor medeplegen van het handelen in cocaïne wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bestaan criminele organisatie
Om het bestaan van een criminele organisatie aan te kunnen nemen, moet allereerst sprake zijn van een samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Daarnaast moet deze organisatie in het leven zijn geroepen of feitelijk werkzaam zijn tot het plegen van misdrijven. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verschillende personen gedurende een periode van meerdere maanden onder de naam “ [naam] ” op grote schaal cocaïne hebben verkocht, waarbij (deels ook tegelijkertijd) meerdere dealertelefoonnummers zijn gebruikt die op afstand werden overgezet naar een andere telefoon op het moment dat de gebruiker daarvan werd aangehouden en de betreffende dealertelefoon in beslag werd genomen, is de rechtbank van oordeel dat de dealergroep handelend onder de naam “ [naam] ” tot oogmerk had het plegen van misdrijven en kan worden aangemerkt als een criminele organisatie.
Deelname verdachte aan criminele organisatie
Van deelname aan een criminele organisatie is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot - of rechtstreeks verband houden met - de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Zoals hierboven is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 11 tot en met 19 april 2018 cocaïne heeft verhandeld middels het bij de dealergroep handelend onder de naam “ [naam] ” in gebruik zijnde dealertelefoonnummer * [telefoonnummer] . De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte heeft deelgenomen aan de dealergroep handelend onder de naam “ [naam] ” en acht het onder feit 1 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Binnensmokkelen van hasj in de PI
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven getapte gesprekken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij anderen inderdaad vroeg om hasj de PI binnen te smokkelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het laten afleveren van hasj in de PI. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij anderen wel om hasj vroeg, maar dat het uiteindelijk niet is gelukt om de hasj de PI in te smokkelen, niet aannemelijk, aangezien uit de getapte gesprekken naar het oordeel van de rechtbank volgt dat er wel degelijk hasj de PI binnen is gekomen. Het onder feit 4 tenlastegelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
parketnummer 16/705083-16
Bewijsmiddelen [44]
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij zijn personenauto van het merk Toyota en voorzien van het kenteken [kenteken] op donderdag 7 januari 2016 omstreeks 18:30 uur heeft geparkeerd in de parkeergarage Stadshuis te Nieuwegein. Hij heeft zijn personenauto afgesloten en onbeschadigd achtergelaten. In de personenauto had hij een laptoptas achtergelaten. In de laptoptas zaten een laptop, een iPad, een digitale afstandsmeter, een schrijfmap, visitekaartjes en zakelijke papieren. [45] Toen hij op donderdag 7 januari 2016 omstreeks 20:55 uur bij de personenauto terug kwam, zag hij dat het raam van het linker achterportier was vernield. Hij zag dat de laptoptas die hij onder de bestuurdersstoel had achtergelaten verdwenen was. [46]
Op 7 januari 2016 kwam om 20:10 uur bij de politie de melding binnen dat iemand twee mannen had gezien die met zaklampen in auto’s keken in de parkeergarage onder het stadhuis. [47]
Verbalisant [verbalisant 2] werd op donderdag 7 januari 2016 omstreeks 21:45 uur gezonden naar de parkeergarage onder het Stadsplein te Nieuwegein. Omstreeks 21:46 uur was hij ter plaatse. Hij zag een zwarte Skoda Fabia zijn kant op rijden. Hij zag dat de bestuurder hem aankeek. Hij zag dat er nog twee personen in het voertuig zaten. De bestuurder van het voertuig trapte kort nadat hij hem had gezien op de rem. Hij zag dat het voertuig keerde en de parkeergarage weer in reed. Hij zag dat het voertuig stopte achter een grote pilaar. Later bleek dat dit een afzuigruimte van de parkeergarage betrof. Ongeveer 15 seconden nadat het voertuig achter de pilaar stil was gaan staan, stond hij achter het voertuig. Kort daarna reed het voertuig weg. Na 30 meter stopte het voertuig. Hij zag dat er drie personen uit het voertuig wegrenden. Hij is achter de drie verdachten aangerend. [48] Hij heeft één van de verdachten ter plaatse aangehouden. Dit betrof verdachte [verdachte] . Hij heeft alle drie de verdachten continu in het zicht gehad. De verdachten die zijn aangehouden, zijn de personen die uit het voertuig zijn weggerend. Uit onderzoek bleek dat er in de hierboven genoemde afzuigruimte door de tralies meerdere goederen gedumpt waren. Hij is bij de betreffende afzuigruimte gaan kijken en zag dat er meerdere goederen lagen: (onder meer) een handschoen, een laptop en een tablet. Hij is de vluchtroute nagelopen op zoek naar eventuele achtergelaten of van zich afgegooide voorwerpen. In een plantsoen op ongeveer één meter van de vluchtroute is een zaklamp aangetroffen. Deze zaklamp was droog, terwijl het op donderdag 7 januari 2016 tussen 13:00 uur en 19:00 uur [49] had geregend. Er kan derhalve worden geconcludeerd dat deze zaklamp daar recentelijk terecht was gekomen. Op het politiebureau bleek dat naast verdachte [verdachte] ook [G] en [H] waren aangehouden. [50]
Op 8 januari 2016 is de Skoda Fabia doorzocht. Op de bijrijdersstoel is een glasscherf aangetroffen. In het opbergvak van het rechter voorportier is een zwarte rechter handschoen van het merk Lotto aangetroffen. Op 7 januari 2016 zijn diverse goederen in parkeergarage Stadshuis te Nieuwegein aangetroffen. Bij deze goederen zat een linker handschoen van het merk Lotto. Deze handschoen was identiek qua maatvoering en stof (de rechtbank begrijpt: identiek aan de in de Skoda Fabia aangetroffen rechter handschoen). [51]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden van de parkeergarage Stadshuis van 7 januari 2016 bekeken. Hij zag een personenauto, kleur zwart, merk Skoda en voorzien van kenteken [kenteken] . Hij zag dat het voertuig om 19:55 uur de parkeergarage binnen kwam rijden. Hij zag dat het voertuig om 20:06 uur de parkeergarage verliet. Hij zag dat het voertuig om 21:44 uur de parkeergarage binnen kwam rijden. Hij zag dat in dezelfde bestandsmap twee bestanden stonden van een van de aangehouden verdachten die bij de parkeerautomaat betaalde met slechts 20 eurocent. Hij zag dat dit tweemaal dezelfde man was. Hij zag dat de man de eerste maal betaalde om 19:58 uur en de tweede maal om 21:37 uur. [52] Verbalisant [verbalisant 4] heeft deze man herkend als de aangehouden verdachte [G] . [53]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft de inbeslaggenomen goederen onderzocht op de aanwezigheid van dactyloscopische en biologische sporen. Onder meer de buitenzijde van de zaklamp [54] en het paar Lotto handschoenen zijn onderzocht op biologische sporen. De volgende sporen zijn in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld [55] :
 SIN AAIT6769NL op buitenzijde zaklamp en koord [56] ;
 SIN AAHT7812NL op binnenzijde handschoen ter hoogte van handpalm (linker handschoen [57] );
 SIN AAHT7811NL op binnenzijde handschoen ter hoogte van handpalm (rechter handschoen [58] ). [59]
Het biologisch spoor met SIN AAHT7811NL heeft een match opgeleverd met het DNA profiel van verdachte. De matchkans is kleiner dan één op één miljard. [60] Bij het onderling vergelijken van de DNA-profielen in deze zaak is vastgesteld dat de DNA-profielen van de biologische sporen met SIN AAHT7812NL en SIN AAIT6769NL hiermee matchen. [61]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de auto van aangever [benadeelde 1] . De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niets met de diefstal te maken heeft, niet geloofwaardig gelet op het aantreffen van de zaklamp en de beide handschoenen met daarop het DNA van verdachte, waarvoor verdachte geen verklaring heeft kunnen geven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/652401-18
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens opzettelijk verkopen en afleveren en verstrekken van gebruikershoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op meerdere tijdstippen in de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd gebruikershoeveelheden cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 19 april 2018 te Montfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,14 gram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op tijdstippen in de periode van 19 april 2018 tot en met 22 mei 2018 te Zwaag, tezamen en in vereniging met anderen, heeft laten afleveren en laten verstrekken en laten vervoeren meerdere hoeveelheden hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
parketnummer 16/705083-16
op 07 januari 2016 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een laptop en iPad en digitale afstandsmeter en schrijfmap en visitekaartjes, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/652401-18
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 16/705083-16
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN DE MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd daarbij de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- een meldplicht bij de reclassering;
- de verplichting mee te werken aan ambulante behandeling;
- een locatiegebod (met elektronische controle);
- de verplichting mee te werken aan schuldhulpverlening;
- de verplichting mee te werken aan het creëren van dagbesteding.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen langere straf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte realiseert zich dat hem een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel zal worden opgelegd als hij weer een strafbaar feit zal begaan. Omdat verdachte voor zijn vrouw en kind wil kunnen blijven zorgen, zal hij niet weer de fout in gaan. Het is dus niet nodig om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de handel in en het aanwezig hebben van cocaïne. Cocaïne is een sterk verslavend middel en is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast bevordert de handel in harddrugs criminaliteit, wat overlast en gevoelens van onveiligheid voor de maatschappij tot gevolg heeft. Verdachte is door zijn handelen medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van cocaïne veroorzaakt. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het laten binnensmokkelen van hasj in de PI en aan een auto-inbraak. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij slechts heeft gehandeld uit eigen (financieel) gewin en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 augustus 2018;
  • een advies van de reclassering van 23 januari 2019.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte meerdere keren is veroordeeld wegens (voornamelijk) vermogensdelicten, maar niet vanwege het aanwezig hebben van of het handelen in (hard)drugs. In de vijf jaren voorafgaand aan de aanhouding van verdachte op 19 april 2018 is verdachte zeven keer veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, welke straf hij ook elke keer heeft uitgezeten. Deze veroordelingen betreffen onder meer het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 september 2017, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, wegens het plegen van een diefstal; het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2016, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 86 dagen wegens het plegen van verschillende vermogensdelicten; en het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 20 oktober 2015, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, wegens het plegen van een diefstal.
Uit het advies van de reclassering, dat ter zitting is toegelicht door A. van der Veen, reclasseringswerker, blijkt dat verdachte voldoet aan de formele criteria voor een ISD-maatregel. De afgelopen jaren is er door de reclassering en overige hulpverlenende instanties veel in verdachte geïnvesteerd, maar tot dusver zonder het gewenste resultaat. Het risico op recidive wordt daarom ingeschat als hoog. Verdachte is een kwetsbare man en er bestaan aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid. Gelet op het feit dat er problemen bestaan op vrijwel alle leefgebieden, is een zeer intensief en langdurig traject nodig om het gedrag van verdachte om te buigen en het recidiverisico te verlagen. Verdachte lijkt door de geboorte van zijn dochter echter voor het eerst echt gemotiveerd te zijn om mee te werken aan hulpverlening. De reclassering is daarom bereid om verdachte een allerlaatste kans te geven om tijdens een nieuw toezicht te werken aan gedragsbeïnvloeding. De reclassering adviseert dan ook een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een behandelverplichting, een locatiegebod met elektronische controle, de verplichting mee te werken aan schuldhulpverlening en de verplichting mee te werken aan het creëren van dagbesteding.
Oplegging van de ISD-maatregel
Gelet op de hoeveelheid en ernst van de feiten, in combinatie met het strafrechtelijk verleden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende sanctie in beginsel passend zou zijn. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl uit het voornoemde uittreksel justitiële documentatie volgt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens het plegen van een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder blijkt uit de rapportage van de reclassering dat er ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Gelet op de ernst en het aantal door verdachte begane strafbare feiten eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader: hij is een persoon van 18 jaar of ouder en uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan zijn aanhouding op 19 april 2018.
Hoewel een onvoorwaardelijke ISD-maatregel naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande passend zou zijn, zal zij de ISD-maatregel voorwaardelijk aan verdachte opleggen, nu verdachte (voor het eerst) gemotiveerd lijkt te zijn om mee te werken aan hulpverlening en de reclassering bereid is verdachte nog een allerlaatste kans te bieden. Bij deze voorwaardelijke ISD-maatregel zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die door de reclassering zijn geadviseerd. Nu een ISD-maatregel niet samen met een gevangenisstraf kan worden opgelegd, zal het bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 38m, 38n, 38p, 47, 57, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/652401-18 onder feit 1 tot en met 4 tenlastegelegde en het onder parketnummer 16/705083-16 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/652401-18 onder feit 1 tot en met 4 bewezen verklaarde en het onder parketnummer 16/705083-16 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
 zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich (blijven) melden bij Reclassering Nederland (Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht), zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig acht;
 mee zal werken aan verdiepingsdiagnostiek, gericht op zijn persoonlijkheid en zijn intelligentie, en de mogelijk daaruit vloeiende behandeling bij Fivoor / FACT-LVB of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener hem in het kader van de behandeling geeft;
 op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres ( [adres] , [woonplaats] ), zo lang de reclassering dit nodig acht, maar met een maximale duur van 6 maanden. De reclassering stelt in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding van verdachte de precieze tijdstippen vast. Indien verdachte dagbesteding (opleiding, (vrijwilligers)werk, behandeling) heeft, hoeft hij op doordeweekse dagen een aaneengesloten blok van 12 uren niet op zijn verblijfadres te zijn. Op dagen zonder dagbesteding is dat een aaneengesloten blok van 2 uren. Op weekenddagen heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uren vrij te besteden. Verdachte zal meewerken aan elektronische controle op het locatiegebod. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk indien de reclassering daar toestemming voor geeft;
 mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of het meewerken aan een traject voor bewindvoering. Verdachte zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
 mee zal werken aan en zich actief in zal zetten voor het creëren van een dagbesteding.
- geeft Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
parketnummer 16/652401-18
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 te Utrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van één of meer natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) opzettelijk inkopen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig
hebben van (telkens) (een) (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2018 tot en met 19 april 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een)
gebruikershoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval (telkens) een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
3.
hij op of omstreeks 19 april 2018 te Montfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,14 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
4.
hij op of een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2018 tot en met 31 mei 2018 te Zwaag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft afgeleverd, althans laten afleveren, en/of verstrekt, althans laten verstrekken, en/of vervoerd, althans laten vervoeren, in elk geval aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars
en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of wiet, zijnde hasjiesj en/of wiet (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
parketnummer 16/705083-16
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 07 januari 2016 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer laptop(s) en/of I-pad(s) en/of digitale afstandsmeter(s) en/of schrijfmap(pen) en/of visitekaartje(s) en/of mobiele telefoon(s) en/of een of meer overige goed(eren), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of een of meer anderen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2019, genummerd PL0900/2017296837 (09POLDER17), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3021. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 1999.
3.Indien er in dit vonnis wordt verwezen naar IMEI-nummers, kan het laatste nummer van de reeks van 15 cijfers zijn gewijzigd in een ‘0’. Dit komt doordat de eerste 14 cijfers van het IMEI-nummer uniek zijn en het laatste cijfer variabel kan zijn, ook al gaat het om hetzelfde IMEI-nummer. Zie het proces-verbaal van relaas, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , p. 6.
4.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 2000.
5.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1415, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1457, en proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1507 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1440 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1426 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1512 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ); proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1509 (ten aanzien van nummer * [telefoonnummer] ).
6.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1415; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1426; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1440; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1457; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1509; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1512.
7.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1417; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1428; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1442; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1460, proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1508.
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1415;
9.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1458.
10.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1507.
11.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1440.
12.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1427.
13.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1513.
14.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1509.
15.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1416; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1427; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1441; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 1458-1459; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1507-1508; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1510; proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1513.
16.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 2079.
17.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 2080.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1860.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1861.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1862.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1869.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1870.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1871.
24.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 9] , p. 2514.
25.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 10] , p. 2503.
26.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 9] , p. 2515.
27.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 11] , p. 2522.
28.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 12] , p. 2533.
29.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1512.
30.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 2519.
31.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 2551.
32.Een geschrift, te weten: het NFI rapport Identificatie van veelvoorkomende drugs, p. 2558.
33.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 januari 2019.
34.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 2011.
35.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 6] , p. 2018.
36.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 mei 2018, genummerd PL0900-2018146870-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3 (met bijlagen). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
37.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] , p. 1.
38.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] met registratienummer PL0900-2018146870-2.
39.Bijlage 4 bij het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] met registratienummer PL0900-2018146870-2.
40.Bijlage 7 bij het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] met registratienummer PL0900-2018146870-2.
41.Bijlage 8 bij het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] met registratienummer PL0900-2018146870-2.
42.Bijlage 9 bij het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 7] met registratienummer PL0900-2018146870-2.
43.Proces-verbaal ter terechtzitting van 24 januari 2019.
44.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 maart 2016, genummerd PL0900-2016008640Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 139. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
45.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 13.
46.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 14.
47.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 13] , p. 23.
48.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 27.
49.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 28.
50.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 2] , p. 29.
51.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant 3] -Fokker en Heyne, p. 38.
52.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 41.
53.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 52.
54.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 57.
55.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 58.
56.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 59.
57.Proces-verbaal van relaas door verbalisant [verbalisant 4] , p. 10.
58.Proces-verbaal van relaas door verbalisant [verbalisant 4] , p. 10.
59.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 60.
60.Een geschrift, te weten: de bijlage DNA-profielcluster 11150, p. 66.
61.Een geschrift, te weten: het rapport Resultaten DNA-onderzoek, p. 68.