ECLI:NL:RBMNE:2019:6632

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
16/652596-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling en inbraak in auto met bijzondere voorwaarden jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002. De verdachte werd beschuldigd van heling van een auto en twee inbraken in voertuigen, waaronder een lokauto. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 26 februari 2019, waar de officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.J. Admiraal, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd tijdens de zitting gewijzigd en de rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de diefstal van de auto, maar achtte wel bewezen dat hij samen met anderen de auto had geheeld en dat hij betrokken was bij de inbraak in de Audi. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op van 139 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals het hervatten van school en het meewerken aan begeleiding. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder met de politie in aanraking was gekomen en een normoverschrijdende gedragsstoornis vertoonde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652596-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2002] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 26 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 24 tot en met 25 juli 2018 in Utrecht, samen met anderen een auto heeft gestolen van [bedrijf] , dan wel (subsidiair) samen met anderen deze auto heeft geheeld.
feit 2op 14 juni 2018 in Utrecht samen met anderen in een auto heeft ingebroken en uit die auto een navigatiesysteem en tablet heeft gestolen toebehorende aan Stap/Stichting Vbv;
feit 3in de periode van 6 tot en met 7 mei 2018 in Utrecht, samen met anderen, een ruit van de auto van [benadeelde] heeft ingeslagen en heeft geprobeerd een navigatiesysteem uit die auto te stelen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1
In het dossier zit een foto die is gemaakt door de melder [getuige] . Op die foto zijn drie jongens bij de Lexus zichtbaar. De jongen linksonder heeft een kale plek op zijn achterhoofd en een glimmende jas aan. Bij de aanhouding van verdachte heeft de politie foto’s van hem gemaakt. Op die foto’s is te zien dat verdachte geen kale plek op zijn achterhoofd heeft en daarnaast is te zien dat zijn jas niet glimt. Er kan dus niet worden vastgesteld dat verdachte dezelfde persoon is als de jongen op de foto van [getuige] .
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat ten aanzien van het primair tenlastegelegde op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de auto.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte wist of kon weten dat de auto van diefstal afkomstig was. De schade aan de auto is daartoe onvoldoende en het was niet verdachte die over de autosleutel beschikte, maar de persoon die met verdachte is aangehouden.
Meer subsidiair kan niet worden vastgesteld dat verdachte de beschikking over de auto heeft gehad.
feit 2
De kwaliteit van de foto op pagina 15 van het dossier is onvoldoende om tot een betrouwbare herkenning te komen. De door verbalisanten genoemde kenmerken, de wenkbrauwen en de haargrens, zijn op deze foto niet zichtbaar.
feit 3
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft gepleegd. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen waaruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de auto.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewijsmiddelen
feit 1 [1]
[aangever 1] heeft verklaard dat hij zijn personenauto, een Lexus met het kenteken [kenteken] , op 24 juli 2018 had geparkeerd aan de [straat] te Utrecht. [2] Op 25 juli 2018 zag hij dat de auto was weggenomen. [3]
[getuige] heeft verklaard dat hij op 25 juli 2018 omstreeks 09.05 uur op de parkeerplaats aan de Fivelingo te Utrecht een personenauto van het merk Lexus met het kenteken [kenteken] zag staan. Bij de auto zag hij drie jongens die allen half in de auto hingen. Hij had een foto van de jongens en de auto gemaakt en heeft 112 gebeld. Hij zag dat de jongens wegliepen in de richting van de Oldambt. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] kwam samen met zijn collega [verbalisant 2] , na de melding dat drie personen van een auto met kenteken [kenteken] wegliepen richting de Oldambt, omstreeks 09.20 uur aan in de omgeving van de Oldambt. Op de Hondsrug zag de verbalisant twee jongens zitten die voldeden aan het opgegeven signalement. [5] De jongens bleken later te zijn: [medeverdachte 1] en [verdachte] . Onder [medeverdachte 1] werden onder andere een sleutelbos en een autosleutel van een Lexus-auto aangetroffen. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] kwam ter plaatse met zijn collega [verbalisant 1] en had de foto van de melder (
de rechtbank begrijpt: getuige [getuige]) waarop de personen stonden die bij de gestolen auto te zien waren op zijn telefoon. Hij zag dat de jongen, die later [verdachte] bleek te zijn, aan het kledingsignalement en postuur voldeed. [7]
Aangever [aangever 1] heeft de sleutelbos die bij [medeverdachte 1] is aangetroffen, herkend als zijn eigendom en opgemerkt dat de Lexus-autosleutel aan de sleutelbos ontbrak. [8]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft aangevoerd dat gelet op de verschillen tussen verdachte en de persoon die van de achterzijde te zien is op de foto van de melder [getuige] , niet vastgesteld kan worden dat dit dezelfde personen zijn.
De rechtbank overweegt dat het signalement van verdachte ten tijde van zijn aanhouding [9] overeenkomt met het signalement van de persoon die van de achterzijde te zien is op de foto [10] van de melder [getuige] voor wat betreft de kleding, de kleuren van de kleding, de sokken, de schoenen en het postuur en haardracht. Verbalisant [verbalisant 2] heeft ter plaatse de foto van de melder [getuige] vergeleken met (de kleding van) verdachte en hij heeft verklaard dat verdachte aan het (kleding)signalement en postuur voldoet.
Voorts is verdachte zeer kort na de melding van [getuige] aangehouden op korte afstand van de plaats waar de gestolen auto stond. Verdachte was in gezelschap van [medeverdachte 1] . Beide jongens passen in het signalement dat door getuige [getuige] is doorgegeven. [medeverdachte 1] was verder in het bezit van een autosleutel van het merk Lexus en een sleutelbos, en uit de bewijsmiddelen valt af te leiden dat dit de sleutels van aangever zijn.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat verdachte de persoon is die (van de achterzijde) te zien is op de foto die door de getuige [getuige] is gemaakt.
Het gegeven dat de jas van verdachte niet glimt zoals de jas van de persoon op de foto die door [getuige] is gemaakt, en dat bij de persoon op de foto van [getuige] een kale plek op het achterhoofd te zien is, doet daar niet aan af en is mede te verklaren vanuit de verschillende posities van waaruit de foto’s zijn genomen.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] waren ten tijde van hun aanhouding minderjarig, namelijk 16 jaar, en konden daarom niet in het bezit zijn van een rijbewijs. Toch was [medeverdachte 1] in het bezit van de autosleutel van de gestolen Lexus. Getuige [getuige] heeft verklaard dat er drie jongens (half) in de auto zaten. Verdachte ontkent echter iets met de auto te maken te hebben. Daarbij was bij deze auto aan de achterzijde een aanzienlijke schade goed zichtbaar en zijn ook geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen waaruit afgeleid kan worden dat verdachte en/of zijn medeverdachte op legale wijze de beschikking hadden over deze –kostbare- auto. De rechtbank concludeert uit het vorenstaande dat verdachte wist dat de auto van diefstal afkomstig was en dat verdachte samen met de andere jongens de beschikkingsmacht over de auto had.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de personenauto heeft geheeld.
feit 2 [11]
[aangever 2] heeft namens het Stedelijk Team Aanpak Prioriteiten (STAP) van de politie Eenheid Midden-Nederland en de Stichting VBV aangifte gedaan. [12] In de periode van 14 tot en met 15 juni 2018 werd er ingebroken in een projectauto, een Audi, geparkeerd op de Oud-Wulvenlaan in Utrecht. Daarbij werd de ruit van het rechter voorportier vernield. Uit de auto werden een Radio Navigatie Systeem en een tablet weggenomen. [13]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 18 juni 2018 de camerabeelden van de projectauto van 16 juni 2018 bekeken en daarbij het volgende bevonden:
Te zien is dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in beeld komen. Bij het voorbij lopen kijkt [medeverdachte 2] in het voertuig. [medeverdachte 3] schijnt met de verlichting van zijn telefoon in de auto. [medeverdachte 2] slaat meerdere keren met een life-hammer tegen de autoruit, tot deze barst. [14] [medeverdachte 2] drukt met zijn rug de gebarsten ruit uit het portier en gaat met zijn rechterhand door het gat. Op dat moment gaat de binnenverlichting aan. [verdachte] reikt vervolgens met zijn rechterhand door het gat, maar wordt door [medeverdachte 2] tegengehouden. Als het portier open is pakt [medeverdachte 2] de rugzak van de rechter voorstoel en geeft die aan [verdachte] . [medeverdachte 2] gaat vervolgens in het voertuig zitten, hierop komt [medeverdachte 3] hij hem staan en buigt voorover in het voertuig. [verdachte] blijft naast het voertuig staan en kijkt schichtig om zich heen. Als [medeverdachte 2] in het voertuig zit, doet hij een aantal handelingen in de buurt van het navigatiesysteem. Vervolgens geeft [medeverdachte 3] in elk geval een navigatie demontage sleutel aan [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] trekt vervolgens de navigatie uit het dashboard en trekt hij de kabels los van de navigatie. De navigatie geeft hij vervolgens over aan [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] kijkt vervolgens rond in de auto en pakt een tablet tussen de middenconsole en de rechter voorstoel vandaan. Ook deze geeft hij aan [medeverdachte 3] . [15]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft voornoemde camerabeelden bekeken en heeft verdachte [verdachte] herkend. Verdachte is hem ambtshalve zeer bekend en hij herkende verdachte op de beelden aan zijn bolle gezicht, de vorm van zijn wenkbrauwen en korte haardracht. [16]
Ook verbalisant [verbalisant 5] heeft voornoemde camerabeelden bekeken en heeft verdachte [verdachte] herkend. Verbalisant herkende verdachte aan zijn bolle gelaat, korte kapsel en gladde kinderlijke gezicht. Verbalisant heeft meerdere malen met verdachte te maken gehad. [17] (noot 18 moet hier bijgezet worden)
Bewijsoverweging
Herkenning
De raadsman heeft gesteld dat de kwaliteit van de zich in het dossier bevindende foto van de dader van de autokraak onvoldoende is om tot een herkenning van verdachte te komen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verdachte niet herkend van een foto, maar heeft de bewegende camerabeelden van de auto-inbraak bekeken. Voorts is verdachte ambtshalve bekend bij verbalisant en beschrijft verbalisant een aantal specifieke persoonskenmerken.
Daarnaast heeft ook verbalisant [verbalisant 5] de beelden bekeken. Ook deze verbalisant kent verdachte en heeft in het verleden al meerdere keren met verdachte te maken gehad. Verbalisant herkent verdachte op de beelden en benoemt daarbij enkele specifieke persoonskenmerken.
De rechtbank acht de herkenning gedaan door beide verbalisanten daarom betrouwbaar en ziet geen aanknopingspunten waaruit volgt dat dit anders zou zijn.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
feit 3 [18]
[benadeelde] heeft verklaard dat zij op 6 mei 2018 haar auto parkeerde op de [straat] in Utrecht. Op 7 mei 2018 stond de politie voor haar deur omdat er in haar auto was ingebroken. Zij zag dat de ruit en het scheerruitje aan de bestuurderszijde van de auto kapot waren. Het frontje van haar navigatiesysteem lag op de bestuurdersstoel en het navigatiesysteem zelf zat er nog in. Op de bestuurdersstoel lag een mes dat niet van haar was. Zij zag dat er een bloeddruppel aan de binnenkant van de deur aan de bestuurderszijde zat. [19]
Door verbalisant [verbalisant 6] werd in de auto van aangever een bloedspoor aangetroffen op de deurgreep aan de binnenzijde van het bestuurdersportier en veiliggesteld onder nummer SIN AALM1482NL. [20]
Uit onderzoek van het NFI volgt dat het DNA in het sporenmateriaal SIN AALM1482NL afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . De kans dat het DNA van een willekeurig persoon ‘ matcht’ met het onderzochte bloedspoor, is kleiner dan 1 op 1 miljard. [21]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in de auto in te breken. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 subsidiair
op 25 juli 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een goed te weten een voertuig (kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
op 15 juni 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een op/nabij de Oud Wulvenlaan staande auto, merk Audi, heeft weggenomen een navigatiesysteem en een tablet, geheel of ten dele toebehorende aan STAP van de Politie Midden-Nederland en/of Stichting VBV, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3
in de periode van 6 tot en met 7 mei 2018 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, een navigatiesysteem, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, de ruit van de auto van [benadeelde] heeft ingeslagen en het navigatiesysteem in de auto heeft losgewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiairmedeplegen van opzetheling;
feit 2diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3poging tot diefstal, waarbij de schuldig zich de toegang tot de plaats van het misdrijf en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 139 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze ter terechtzitting zijn geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een taakstraf van 60 uren op te leggen, met aftrek van het voorarrest. Gelet op de bepleite vrijspraken en de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht is er, naar het oordeel van de verdediging, geen ruimte voor een andere straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een auto en uit die auto goederen weggenomen. Verder heeft verdachte samen met anderen een auto geheeld en heeft hij nadat hij had ingebroken in een auto, geprobeerd uit die auto een navigatiesysteem weg te nemen. Dergelijke feiten zorgen voor financiële schade en overlast bij de benadeelden. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen enkel respect voor de eigendommen van een ander heeft. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkel moment de verantwoording voor zijn handelen heeft genomen.
Uit het strafblad van verdachte van 14 januari 2019 blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Verdachte is daarbij veroordeelde tot (deels) voorwaardelijke taakstraffen. Verdachte liep ten tijde van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten in een proeftijd. De eerdere veroordelingen en de proeftijd hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde op 25 juni 2018 een strafbeschikking heeft ontvangen voor € 180,00. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 februari 2019, opgemaakt door E. Verboom, raadsonderzoeker;
- een psychologisch rapport van 19 november 2018, uitgebracht door F. de Reeper.
Uit voornoemd psychologisch rapport volgt dat bij verdachte sprake is van sprake een normoverschrijdende gedragsstoornis. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht en niet wil ingaan op de feiten is er geen zicht op in hoeverre stoornis van invloed is geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Daarom kan er geen advies gegeven worden over de mate waarin het tenlastegelegde aan verdachte is toe te rekenen.
Een aantal factoren die risicodragend zijn voor ontsporing, zijn van toepassing op verdachte. Het ontbreekt hem aan een zinvolle dagbesteding, werk en/of scholing, er is sprake van een gezagsvacuüm, geen invulling van de vrije tijd en verdachte gaat niet altijd om met pro-sociale jongeren. Daarnaast werkt hij onvoldoende mee aan interventies en toont hij weinig interesse in school of werk en zijn de copingvaardigheden niet adequaat. Zonder aandacht en begeleiding daarop is vanuit klinisch oogpunt gezien de kans op recidive, indien de feiten als bewezen worden verklaard, matig tot hoog. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is aandacht voor de algemeen risicodragende factoren noodzakelijk voor een positieve ontwikkeling.
E. Verboom heeft ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming toegelicht. Er zijn ernstige zorgen over het functioneren van verdachte. Verdachte heeft geen dagbesteding, hij verzuimt sinds december 2017 school min of meer volledig, hij komt veelvuldig in de problemen met politie en werkt nauwelijks mee aan hulpverlening. Vanuit moeder is er sprake van pedagogische onmacht en vader is feitelijk geheel niet beschikbaar als opvoeder. Daarnaast zijn er zorgen over de psychische gezondheid van verdachte omdat vanuit het persoonlijkheidsonderzoek duidelijk wordt dat er sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast worden aspecten gezien richting oppositioneel gedrag. Verdachte weigert op dit moment de aangeboden hulp en therapie, bovendien geeft hij aan dat hij ook een strak jeugdreclasseringskader zal weigeren. Hij wil thans nergens meer aan meewerken. ITB Criem is in het verleden reeds tweemaal eerder opgelegd en een derde keer is daarom niet wenselijk. De kans op herhaling op basis van onveranderbare risicofactoren hoog is. Het dynamisch risico profiel is eveneens hoog, dit betekent dat er ook veel veranderbare risicofactoren zijn die de kans op herhaling verhogen.
Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de leden van de Gravinnengroep, het hervatten van de schoolgang conform zijn rooster en het meewerken aan FAST of een individueel coachingtraject.
J. van den Akker, reclasseringswerker Samen Veilig Midden-Nederland, heeft ter terechtzitting in aanvulling op het rapport van de Raad van de Kinderbescherming naar voren gebracht dat het belangrijk is dat verdachte ritme krijgt en de juiste structuur. De belangrijkste aandachtspunten zijn op dit moment het opstarten van de schoolgang van verdachte, het verkrijgen en behouden van een dagbesteding en dat het thuis goed gaat. Verdachte heeft nu wel een bijbaantje, maar hij bepaalt zelf hoeveel uren hij werkt en wanneer hij gaat werken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte een jeugddetentie van 139 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de deskundigen geadviseerd. Omdat verdachte ter zitting heeft verklaard dat zijn opleiding pas in september 2019 begint, ziet de rechtbank aanleiding om als aanvullende voorwaarde op te nemen dat verdachte zich moet inspannen om zinvolle dagbesteding te vinden en te behouden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 416 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
139 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden voorwaarden en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact mag hebben met de leden van de Gravinnengroep;
* mee moet werken aan het zo snel mogelijk hervatten van de schoolgang en conform zijn rooster naar school en/of stage moet gaan zodra de schoolgang is hervat;
* mee moet werken aan FAST, of een individueel coachingtraject, zoals bijvoorbeeld Nieuwe Perspectieven (Intermetzo), indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
* zich actief in zal zetten om zinvolle dagbesteding te krijgen en te behouden;
- waarbij aan Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Veenendaal, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A.C. van den Boogaard en P.M. Leijten, rechters,
in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 24/25 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een voertuig (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 24/25 juli 2018 te Utrecht, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander/anderen, althans alleen, een goed te weten een voertuig (kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 juni 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een op/nabij de Oud Wulvenlaan staande auto (merk Audi) heeft weggenomen een navigatiesysteem en/of een tablet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan STAP van de Politie Midden-Nederland en/of Stichting VBV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in de periode van 6 tot en met 7 mei 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) tuit(en) van de auto (van [benadeelde] ) heeft/hebben ingeslagen en/of het ( frame van het) navigatiesysteem in de auto heeft/hebben losgewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 45 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juli 2018, genummerd PL0900-2018216613, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , pagina 9.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , pagina 10.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 24.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 17.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
9.Foto’s verdachte pagina 36 en 37.
10.Foto pagina 35.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onder nummer PL0900-2018170298, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 7.
13.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 8.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 12.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal onder nummer PL0900-2018342352 en het onder hetzelfde nummer aanvullend proces-verbaal, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
19.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] , pagina 4.
20.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 5 en 6 van het aanvullend proces-verbaal.
21.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 3 september 2018, met bijlage, opgemaakt door, pagina 13.