ECLI:NL:RBMNE:2019:6630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2019
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
16/652669-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor inbraak in lokauto met diefstal van navigatiesysteem en tablet

Op 8 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die op 14 juni 2018 samen met anderen in Utrecht in een lokauto heeft ingebroken. De verdachte heeft een navigatiesysteem en een tablet gestolen, toebehorende aan een bedrijf. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 22 februari 2019, waar de officier van justitie, mr. A.M. Tromp, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.J. Admiraal, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal documenten. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 60 dagen opgelegd, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en bijzondere voorwaarden voor toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit, evenals de rol van de verdachte in de inbraak.

De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan voorwaarden zoals het melden bij de jeugdreclassering en het verlenen van medewerking aan identificatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652669-18; 16/652178-18 (vordering na voorwaardelijke veroordeling); 16/072214-17 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2001] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [plaats] , [adres]
thans verblijvende ( [postcode] [plaats] , [adres]
( [instelling]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 22 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 juni 2018 in Utrecht samen met anderen in een auto heeft ingebroken en uit die auto een navigatiesysteem en een tablet heeft weggenomen toebehorende aan [naam bedrijf] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 februari 2019;
  • het proces-verbaal van aangifte van [verbalisant 1] , pagina 7 en 8 van proces-verbaal nummer PL0900-2018170298;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , van 16 juni 2018, met bijlagen, pagina 20 en 21 van proces-verbaal nummer PL0900-2018170298.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juni 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een op/nabij de Oud Wulvenlaan staande auto, merk Audi, heeft weggenomen een navigatiesysteem en een tablet, toebehorende aan [naam bedrijf] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden Toezicht en Begeleiding door de jeugdreclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte] conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is opgelegd, te weten een werkstraf van 60 uren. Verder wordt verzocht rekening te houden met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met het daarop volgende elektronische toezicht en met het gegeven dat verdachte thans in het kader van een civiele maatregel gesloten is geplaatst. De raadsman heeft verzocht verdachte een taakstraf op te leggen van 60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een door de politie op de Oud-Wulvenlaan te Utrecht geplaatste lokauto en uit die auto goederen weggenomen. Verdachte heeft daarbij veruit de grootse rol gehad, hij heeft de ruit van de auto ingeslagen, is in de auto gaan zitten en heeft de goederen uit de auto weggenomen. Deze auto is op de bewuste locatie geplaatst omdat een toename van het aantal auto inbraken werd geconstateerd in die straat dan wel in de directe omgeving daarvan. Dergelijke feiten zorgen voor financiële schade en overlast bij de benadeelden. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien dat hij geen enkel respect voor de eigendommen van een ander heeft.
Uit het strafblad van verdachte van 14 januari 2019 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Verdachte is daarbij veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke taakstraffen. Verdachte liep ten tijde van het bewezenverklaarde feit in twee proeftijden. De eerdere veroordelingen en proeftijden hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een strafbaar feit.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een inbraak in een auto uit van een taakstraf van 60 uren, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie.
Als strafverzwarende omstandigheden gelden dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd en dat hij eerder dit soort feiten heeft gepleegd.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 februari 2019, opgemaakt door P. Vos, raadsonderzoeker.
Deskundige E. Verboom, raadsonderzoeker, heeft ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming toegelicht. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming volgt dat verdachte zich tijdens zijn schorsing niet aan de voorwaarden heeft gehouden en opnieuw met de politie in aanraking is gekomen. Verdachte is met een spoedmachtiging uithuisgeplaatst in gesloten jeugdhulp in het kader van een civiele maatregel binnen de [instelling] , waar hij sindsdien verblijft. Gezien zijn huidige functioneren binnen de [instelling] stelt de Raad voor de Kinderbescherming dat verdachte baat heeft bij de geboden structuur, duidelijkheid en kaders. Verdachte heeft nog veel te leren in zijn weg naar volwassenheid en hij heeft hier, gezien zijn kindfactoren, hulp bij nodig. Gezien zijn verstandelijke beperking moet volgens de Raad voor de Kinderbescherming in acht worden genomen dat de acceptatie en motivatie voor hulp en behandeling en die van een uiteindelijke gedragsverandering een langer proces is. Gelet op de persoon van verdachte is het noodzakelijk dat verdachte, ook na de beëindiging van de gesloten plaatsing, toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering krijgt. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarden dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit, hij zijn medewerking verleent aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht. Geadviseerd wordt voorts om – indien de [instelling] dit gelet op de houding van verdachte noodzakelijk vindt en haalbaar acht - naast toezicht en begeleiding aan verdachte een ambulante behandeling en ITB Criem of een andere variant van deze maatregel op te leggen.
H. Epskamp en L. van de Beek, reclasseringswerkers bij de [instelling] , hebben ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte niet wil meewerken en geen contact wil. Om een maatregel als ITB Criem en een ambulante behandeling goed uit te kunnen voeren is de medewerking van verdachte nodig. Als die medewerking er niet is zal het op niets uit lopen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte een jeugddetentie van 60 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank zal aan verdachte geen ITB Criem en/of een ambulante behandeling opleggen. Gelet op de houding van verdachte en hetgeen ter terechtzitting door de deskundigen naar voren is gebracht, is het niet te verwachten dat deze maatregel en behandeling enige kans van slagen zullen hebben.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf, gelet op de rol van verdachte in het bewezen verklaarde feit en zijn strafblad, een gepasseerd station is.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging gevorderd van de onder de parketnummers 16/652178-18 en 16/072214-17 opgelegde voorwaardelijke straffen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 29 mei 2018 (parketnummer 16/652178-18) is verdachte een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie, met aftrek, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
Bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank van 5 juli 2017 (parketnummer 16/072214-17) is verdachte een werkstraf van 32 uren, subsidiair 16 dagen jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijden opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit/strafbare feiten. Om die reden zullen deze straffen alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 44 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden voorwaarden en bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding zal melden bij de [instelling] , Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Utrecht en zal houden aan de aanwijzingen gegeven door de jeugdreclassering. Verdachte zal zich daarna op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dienen te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- waarbij de William Schrikker Groep , Jeugdbescherming en Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
parketnummer 16/652178-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in deze rechtbank bij vonnis van 29 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen jeugddetentie;
parketnummer 16/072214-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in deze rechtbank bij vonnis van 5 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 32 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 16 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter,
mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en J.W. Veenendaal, rechters, tevens kinderrechters,
in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een op/nabij de Oud Wulvenlaan staande auto (merk Audi) heeft weggenomen een navigatiesysteem en/of een tablet , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht doormiddel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht