Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
(ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis: deze ‘sub’s’ – ook hierna – zien op de wettekst van artikel 273f Sr)van de ten laste gelegde mensenhandel heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het vereiste oogmerk van uitbuiting ontbreekt. Zij heeft dan ook geconcludeerd dat verdachte voor dit onderdeel dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het tevens onder 1 ten laste gelegde onderdeel sub 5, betreffende het vervoeren van het slachtoffer en het in contact brengen van het slachtoffer met een (nieuwe) klant, heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
hierna: [medeverdachte]) in contact gebracht met [minderjarige] , door haar telefoonnummer aan hem door te geven, waarna tussen [medeverdachte] en [minderjarige] een seksafspraak tot stand kwam. Vervolgens heeft verdachte [minderjarige] op 28 januari 2018 opgehaald in Loenen aan de Vecht en gebracht naar het hotel in Zaandam waar vervolgens seks tegen betaling heeft plaatsgevonden met [minderjarige] en verdachte en vervolgens tussen [minderjarige] en [medeverdachte] . Door verdachte is eerder overeenkomstig deze gang van zaken verklaard en dit heeft hij ter terechtzitting bevestigd.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
hierna: VOG). Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er een groot risico bestaat dat hij deze, gezien zijn huidige baan als taxichauffeur, zal verliezen en zij heeft verzocht in het vonnis op te nemen dat het gezien de feiten en omstandigheden van de onderhavige zaak onevenredig zou zijn dat haar cliënt zijn VOG zou verliezen.
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
gevangenisstrafvan
90 dagen;
87 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
proeftijd van 2 jarenvast;
taakstrafvan
240 uren;
- verklaart [minderjarige] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.