ECLI:NL:RBMNE:2019:6611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
7572012
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingstoezegging in ICT-opdracht tussen opdrachtnemer en Rubicon B.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een opdrachtnemer, aangeduid als [eiser], en de besloten vennootschap Rubicon B.V. over de betaling van een factuur voor ICT-werkzaamheden. De opdrachtnemer heeft werkzaamheden verricht voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de periode van 17 juli 2018 tot 30 september 2018. Op 30 augustus 2018 heeft de salesmanager van Rubicon, de heer [B], aan de opdrachtnemer meegedeeld dat zijn inzet niet meer werd verlangd. Ondanks deze mededeling heeft de opdrachtnemer een factuur gestuurd voor 160 uur werkzaamheden in september 2018, die door Rubicon niet is betaald. De opdrachtnemer vordert betaling van het factuurbedrag, rente en buitengerechtelijke incassokosten, en beroept zich op een betalingstoezegging die volgens hem door de heer [B] is gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opdrachtnemer niet kan bewijzen dat de betalingstoezegging daadwerkelijk is gedaan, ondanks dat hij een e-mailwisseling heeft overgelegd die volgens hem deze toezegging bevestigt. De kantonrechter heeft de opdrachtnemer opgedragen om bewijs te leveren van de gestelde toezegging en de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling. De rechtbank heeft benadrukt dat de opdrachtnemer de bewijslast heeft en dat hij getuigen kan oproepen om zijn stellingen te onderbouwen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken op 10 juli 2019.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7572012 UC EXPL 19-2120 PK/1097
Vonnis van 10 juli 2019
inzake
[eiser] , mede h.o.d.n. [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Heijsteeg,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rubicon B.V.,
gevestigd te Vianen,
verder ook te noemen Rubicon,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.P. Bergers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de comparitie van partijen van 4 juli 2019 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
Op de comparitie zijn verschenen:
- [eiser] en zijn gemachtigde mr. Heijsteeg,
- de heer [A] , salesmanager in dienst van Rubicon,
- mr. Bergers, gemachtigde van Rubicon.
Zij hebben een nadere toelichting op hun standpunten en de standpunten van de wederpartij kunnen geven, alsmede vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
[eiser] drijft een eenmanszaak in het kader waarvan hij ICT-werkzaamheden voor anderen verricht. Rubicon levert ICT-diensten, deels door eigen werknemers aan anderen ter beschikking te stellen, deels met ingehuurde freelancers. Op 20 juli 2018 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten. Onderdeel van die overeenkomst vormden een
"Bijlage Gegevens Overeenkomst"en
"Algemene Inkoopvoorwaarden Opdrachtgever"van Rubicon.
2.2.
Partijen zijn overeengekomen dat [eiser] voor 40 uur per week als
"Scrum Master"werkzaamheden zou verrichten voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BuZa) in de periode 17 juli 2018 tot 30 september 2018, en wel voor het project [project] . Leider van dit project was de heer [B] . Het uurtarief van [eiser] was € 95,-- per uur exclusief btw.
2.3.
Op 29 augustus 2018 heeft [B] met [eiser] gesproken over verlenging van de overeenkomst na 30 september 2018. Op 30 augustus 2018 heeft [B] [eiser] (echter) meegedeeld dat zijn inzet niet meer werd verlangd, volgens [eiser] omdat project te traag verliep, volgens Rubicon omdat er geen match was tussen [eiser] en de andere leden van het team. Afgezien van een bespreking op 4 september 2018 om te bezien of er andere werkzaamheden binnen BuZa voor [eiser] konden worden gevonden heeft [eiser] in september 2018 geen werkzaamheden voor BuZa/Rubicon verricht. [eiser] heeft aan Rubicon een factuur gestuurd voor 160 uur werkzaamheden in de maand september 2018 voor een bedrag van €18.392,-- inclusief btw. Rubicon heeft deze factuur niet betaald.
[eiser] vordert in deze procedure veroordeling van Rubicon tot betaling van het factuurbedrag van € 18.392,--, van € 443,42 ter zake van rente en van € 958,92 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
2.4.
[eiser] stelt dat Rubicon die bedragen aan hem moet betalen ondanks het feit dat hij in september 2018 geen werkzaamheden heeft verricht, omdat [B] in het gesprek van 30 augustus 2018 hem heeft toegezegd dat hij ondanks de stopzetting van zijn werkzaamheden de overeengekomen uren voor september 2018 betaald zou krijgen omdat daarvoor toch al gebudgetteerd was. Verder stelt [eiser] dat [C] , de werknemer van Rubicon met wie hij steeds contact had, die toezegging heeft bevestigd.
2.5.
Rubicon voert verweer. Voor zover nodig voor de beoordeling zal de kantonrechter daarop hierna ingaan.
2.6.
Het meest vérstrekkende verweer van Rubicon is dat ook al zou de door [eiser] gestelde toezegging door [C] zijn gedaan, [eiser] zich daar niet op kan beroepen. [C] was namelijk niet bevoegd namens Rubicon dergelijke toezeggingen te doen. Artikel 3.12 van de Algemene Inkoopvoorwaarden luidt namelijk:
"Ten aanzien van het onderhouden van contacten over de voortgang van de opdracht, bevestigen Partijen dat alle correspondentie per e-mail aan de in de Overeenkomst respectievelijk Bijlage GO benoemde personen zal worden gericht". In dit geval was dat de heer [D] , die de overeenkomst namens Rubicon heeft getekend onder het kopje
"vertegenwoordigd door tekeningbevoegde contactpersoon"en die in de bijlage bij de overeenkomst is genoemd als
"Coördinator Rubicon".
2.7.
Dit verweer gaat niet op. [eiser] beroept zich erop dat het [C] is geweest die hem via LinkedIn namens Rubicon heeft benaderd en vervolgens heeft aangenomen, en dat de contacten met Rubicon steeds verliepen via [C] (uitgezonderd een gesprek aan het begin met BuZa, waarbij (ook) de salesmanager [A] aanwezig is geweest). Met [D] heeft hij nooit contact gehad. Hij heeft nooit met hem gesproken of gecorrespondeerd. Doordat Rubicon aldus alle communicatie via [C] heeft laten verlopen en doordat [D] nooit persoonlijk contact met [eiser] heeft opgenomen heeft Rubicon bij [eiser] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat [C] bevoegd was Rubicon te vertegenwoordigen en in dat kader ook namens Rubicon toezeggingen mocht doen. Indien [C] de door [eiser] gestelde toezegging heeft gedaan, is Rubicon daar dus aan gebonden.
2.8.
Met betrekking tot de vraag of Rubicon [eiser] moet betalen stelt de kantonrechter vast dat [eiser] niet stelt dat dit volgt uit enige contractsbepaling tussen partijen, maar (slechts) uit de hiervoor vermelde concrete betalingstoezegging. Rubicon betwist echter dat die toezegging gedaan is. Zoals hierboven weergegeven stelt [eiser] dat die toezegging in een gesprek met [B] op 30 augustus 2018 gedaan is en dat [C] deze heeft bevestigd. [eiser] beroept zich daarbij op een e-mailbericht van hem aan [C] van 28 september 2018, waarin hij schrijft:
"Hallo [C], kantonrechter)
, In de bijlage stuur ik de urensheet van september, tevens een vraag want normaal stuur ik die [E] van buza voor ondertekening. Moet ik dat nu weer doen of denk je dat dat gevoelig ligt voor bijvoorbeeld [B], kantonrechter).
Hoor graag van je wat te doen",
en op het antwoord daarop van [C] van dezelfde datum:
"Dank voor de urensheet [eiser], kantonrechter)
. Voor nu is het wel goed zo. Men kent de afspraken en indien nodig halen wij de handtekening wel op. Dank voor de samenwerking, jammer dat het op deze manier eindigt Succes met het vinden van een nieuwe uitdaging".
Gezien de context van beide e-mailberichten kan [C] met
"de afspraken"volgens [eiser] niets anders bedoeld hebben dan de toezegging om de maand september gewoon door te betalen, ook al worden er geen werkzaamheden door hem verricht.
2.9.
Met enige welwillendheid kan het e-mailbericht van [C] naar het oordeel van de kantonrechter inderdaad zo gelezen worden als [eiser] stelt, maar gelet op de uitdrukkelijke betwisting door Rubicon, en ook gelet op het feit dat niet duidelijk is of [eiser] en [C] nog over andere kwesties contact hebben gehad (en [C] dus op andere afspraken zou kunnen doelen dan de betalingstoezegging), is het bewijs met enkel deze e-mailwisseling niet geleverd. [eiser] , die de bewijslast heeft, heeft een uitdrukkelijk getuigenbewijsaanbod gedaan om de door hem gestelde toezegging te bewijzen. De kantonrechter zal hem dat bewijs daarom als hierna aan te geven opdragen en de zaak naar de rol verwijzen zodat [eiser] daarover een akte zal kunnen nemen.
Voor de duidelijkheid merkt de kantonrechter nog op, dat Rubicon heeft gesteld dat zij niet rechtstreeks met BuZa heeft gecontracteerd, maar met Atos, en dat Atos met BuZa heeft gecontracteerd.
2.10.
Rubicon heeft verder tegen de vordering aangevoerd dat uit de artikelen 3.4, 3.8, 5.1, 9.1 en 9.3 Algemene Inkoopvoorwaarden blijkt dat alleen gewerkte uren betaald worden. Indien [eiser] in de bewijslevering slaagt moet dat verweer worden verworpen. Er is immers dan na het sluiten van de overeenkomst een aparte, van die overeenkomst afwijkende, afspraak gemaakt.
2.11.
Indien [eiser] het bewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient hij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien [eiser] het bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient hij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De rechtbank zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen.
2.12.
Partijen moeten bij de getuigenverhoren in persoon (Rubicon rechtsgeldig vertegenwoordigd) aanwezig zijn. Indien een partij zonder gegronde reden niet verschijnt, kan dit nadelige gevolgen voor die partij hebben.
2.13.
De kantonrechter verwacht dat het verhoor per getuige ongeveer 60 minuten zal duren. Als [eiser] verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
draagt [eiser] op om te bewijzen feiten en omstandigheden die de conclusie wettigen dat [C] een onvoorwaardelijke toezegging aan [eiser] heeft gedaan dat de uren die [eiser] in de maand september 2018 zou werken aan hem zouden worden betaald, ook al zou hij in de maand september 2018 die werkzaamheden feitelijk niet gaan verrichten;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 7 augustus 2019teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze hij bewijs wil leveren;
bepaalt dat, indien [eiser] (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, hij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen;
bepaalt dat, indien [eiser] bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, hij op die rolzitting:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) advocaten/gemachtigden en de getuigen
in de vier maanden nadienverhinderd zijn; hij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata in beginsel geen uitstel zal worden verleend
;
- indien [eiser] geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;
bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019.