Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.de heer [gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 februari 2019;
- de akte uitlaten, tevens houdende akte vermindering van eis met producties, genummerd 35 tot en met 43;
- de antwoordakte van [eiseressen c.s.] .;
- de antwoordakte na tussenvonnis van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
2.de vorderingen in conventie-en in reconventie
3.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
De stand van zaken
€ 70.507,71, komt voor rekening van de [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en dit deel van de vordering zal de rechtbank daarom toewijzen. Dit zal hierna worden gemotiveerd.
De Investeerders hebben op de rekeningen van [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 4] Ltd. verschillende stortingen gedaan en hierover is rente berekend. Partijen hebben overzichten van deze stortingen overgelegd. Het overzicht van de stortingen dat is overgelegd als productie 4 van [eiseressen c.s.] . komt vanaf 1 augustus 2008 overeen met het overzicht dat is overgelegd als productie 36 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De rechtbank is hierbij een kleine rekenfout opgevallen: waar in het overzicht van [eiseressen c.s.] . als totaal in Euro’s achter 1 oktober 2013 € 1.776,00 staat, moet € 1.760,06 staan, gelet op de wisselkoers die [eiseressen c.s.] . zelf heeft gebruikt. [eiseressen c.s.] . voert verder nog aan dat op 15 maart 2010 € 38.424,69 is gestort, in plaats van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevoerde € 37.500,00. In het overzicht van stortingen dat [eiseressen c.s.] . als productie 36 heeft overlegd staat echter € 37.500,00 (hetzelfde bedrag als waarmee [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] rekenen). Zonder onderbouwing van [eiseressen c.s.] ., die ontbreekt, kan de rechtbank de redenering van [eiseressen c.s.] . over de storting van 15 maart 2010 niet volgen en gaat zij uit van het bedrag dat beide partijen noemen: € 37.500,00.
€ 53.657,22moet in de verrekening worden betrokken.
De Ontwikkelaars voeren aan dat [eiseressen c.s.] . in september 2015 tijdens een bespreking heeft erkend dat zij € 59.600,00 heeft ontvangen van [bedrijf] ten behoeve van het project [project] , waardoor nog maximaal € 20.885,83 (€ 80.485,83 - € 59.600) in de verrekening mag worden betrokken. De erkenning zou blijken uit een brief van de adviseurs van de Ontwikkelaars aan de advocaten van [eiseressen c.s.] . De rechtbank oordeelt dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd, gelet op de betwisting hiervan door [eiseressen c.s.] . Uit de brief waarnaar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verwijzen, volgt namelijk niets anders dan hun standpunt over de verdeling van de kosten.
De rechtbank gaat daarnaast voorbij aan het verweer van [eiseressen c.s.] . dat het onbegrijpelijk is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn geslaagd in hun bewijsopdracht dat de investering in het project [project] in de verrekening moet worden betrokken. Over dit standpunt is al geoordeeld in het tussenvonnis van 6 februari 2019 en de rechtbank komt hier niet op terug.
€ 124.164,93(€ 70.507,71 + € 53.657,22) in de verrekening worden betrokken.
€ 239.119,00is gewerkt.
van de “gemakshalve” door [eiseressen c.s.] . gehanteerde korting van 50% op de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevoerde uren pas sprake kan zijn als komt vast te staan dat (meer dan) 50% van de door hen opgegeven uren niet voor vergoeding in aanmerking komt.” In het tussenvonnis van 6 februari 2019 is vervolgens vast komen te staan dat de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevoerde uren voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [eiseressen c.s.] . niet is geslaagd in haar bewijsopdracht.
€ 13.514,56(€ 12.597,06 + € 381,25 + € 536,25) op het totaalbedrag aan gewerkte uren in mindering worden gebracht. Dat betekent dat aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bedrag van
€ 225.604,44(€ 239.119,00 -/- € 13.514,56) in de verrekening moet worden betrokken.
€ 124.164,93in de verrekening worden betrokken. Aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet een bedrag van
€ 225.604,44in de verrekening worden betrokken. Partijen zijn overeengekomen om hun vorderingen over en weer te verrekenen zodat na verrekening een vordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] resteert. Het verschil tussen beide bedragen is € 101.439,51.