ECLI:NL:RBMNE:2019:6608

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
1 mei 2020
Zaaknummer
C/16/417103 / HL ZA 16-169
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vorderingen tussen investeerders en ontwikkelaars met betrekking tot verrekening van investeringen en gewerkte uren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit vier besloten vennootschappen en een buitenlandse rechtspersoon, vorderingen ingesteld tegen gedaagden, twee heren die ook als ontwikkelaars worden aangeduid. De eiseressen vorderden betaling van een bedrag van € 253.307,74, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl de gedaagden in reconventie een bedrag van € 175.460,20 vorderden, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al geoordeeld over de verrekening van investeringen en gewerkte uren tussen partijen. In het eindvonnis van 18 september 2019 heeft de rechtbank de vorderingen van eiseressen in conventie afgewezen en de vorderingen van gedaagden in reconventie gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden recht hebben op een bedrag van € 101.439,51, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 februari 2016. Tevens heeft de rechtbank de door eiseressen gelegde beslagen opgeheven, omdat gedaagden geldtegoeden van eiseressen hebben. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door een andere samenstelling van rechters dan aanvankelijk betrokken bij de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/417103 / HL ZA 16-169
Vonnis van 18 september 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente Sint Anthonis,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente Sint Anthonis,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres sub 4] LTD,
gevestigd te [vestigingsplaats] , Prince Edward Island (Canada),
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. N. Robijn-Meijer te Middelharnis,
tegen

1.de heer [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de heer
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] , Prince Edward Island (Canada),
gedaagden in conventie,
verzoekers in reconventie,
advocaat mr. W. van Dijk te Barneveld.
Eiseressen in conventie, verweersters in reconventie, zullen hierna los van elkaar [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiseres sub 4] Ltd. worden genoemd. [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] gezamenlijk zullen hierna worden aangeduid als de Investeerders. Als alle eiseressen in conventie, verweersters in reconventie, gezamenlijk worden bedoeld, zal hierna ook wel worden gesproken van [eiseressen c.s.] .
Gedaagden in conventie, verzoekers in reconventie, zullen hierna worden aangeduid als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Zij zullen in combinatie met [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) ook wel worden aangeduid als de Ontwikkelaars.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 februari 2019;
  • de akte uitlaten, tevens houdende akte vermindering van eis met producties, genummerd 35 tot en met 43;
  • de antwoordakte van [eiseressen c.s.] .;
  • de antwoordakte na tussenvonnis van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.de vorderingen in conventie-en in reconventie

2.1.
[eiseressen c.s.] . heeft haar eis gewijzigd en vordert nu – samengevat – dat de rechtbank gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan haar te betalen een bedrag van € 253.307,74 vermeerderd met de wettelijke rente over € 250.281,33 vanaf 1 april 2019. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze wijziging zodat de rechtbank uitgaat van de gewijzigde eis in conventie.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben ook hun eis in reconventie gewijzigd en vorderen nu – samengevat – dat de rechtbank [eiseressen c.s.] . hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 175.460,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Voorts hebben zij gevorderd dat de rechtbank [eiseressen c.s.] . veroordeelt tot opheffing van de door hen gelegde beslagen. [eiseressen c.s.] . heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze wijziging zodat de rechtbank uitgaat van de gewijzigde eis in reconventie.

3.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

De stand van zaken

3.1.
De rechtbank heeft in dit geschil al geoordeeld dat de investeringen gedaan door de Investeerders en de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gewerkte uren moeten worden verrekend aan de hand van artikelen 5, 6 en 7 van de overeenkomst tussen [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] enerzijds en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] anderzijds (hierna: de overeenkomst).
3.2.
Aan de zijde van de Investeerders zullen de investeringen gedaan vanaf 1 augustus 2008 in de verrekening worden betrokken.
3.3.
Aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen de volgende uren en kosten, gedaan vanaf 1 augustus 2018, in de verrekening worden betrokken:
- de gewerkte uren van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] die betrekking hebben op de totstandkoming van de Landleaseovereenkomsten;
- de uren die door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn besteed aan het overleg met derde partij [derde-partij] ; en
- de kosten die gemoeid zijn met het project [project] , onder dezelfde voorwaarden als golden voor het samenwerkingsverband tussen partijen, tegen een verdeling van 2/3e.
3.4.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat niet in de verrekening moeten worden betrokken:
- de uren die betrekking hebben op vergaderingen en (skype)overleg; en
- de uren die door de Ontwikkelaars zijn besteed aan (het overleg over) een mogelijke overdracht van hun aandelen aan de Investeerders.
3.5.
Verder is van belang dat de rechtbank heeft bepaald dat bij de verrekening moet worden uitgegaan van het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgegeven urenoverzicht.
3.6.
De rechtbank heeft partijen in haar tussenvonnis van 6 februari 2019 de gelegenheid gegeven om de hoogte van de te verrekenen posten nader te onderbouwen. Beide partijen hebben dit gedaan en hebben daarnaast hun eis verminderd ten aanzien van het gevorderde bedrag.
3.7.
De rechtbank zal in dit eindvonnis bepalen welke bedragen partijen over en weer verschuldigd zijn.
Posten van de Investeerders
3.8.
[eiseressen c.s.] . heeft grofweg 5 posten aangevoerd die zij aan haar zijde in de verrekening wil betrekken. Deze posten zullen hieronder afzonderlijk worden beoordeeld.
Stortingen op de Canadese bankrekeningen [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 4] Ltd.
3.9.
Het totaalbedrag aan stortingen met rente vanaf 1 augustus 2008 door de Investeerders is € 105.761,56. Een derde deel hiervan is door [bedrijf] reeds aan de Investeerders betaald. Het overige, een totaalbedrag van
€ 70.507,71, komt voor rekening van de [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en dit deel van de vordering zal de rechtbank daarom toewijzen. Dit zal hierna worden gemotiveerd.
De Investeerders hebben op de rekeningen van [gedaagde sub 2] en [eiseres sub 4] Ltd. verschillende stortingen gedaan en hierover is rente berekend. Partijen hebben overzichten van deze stortingen overgelegd. Het overzicht van de stortingen dat is overgelegd als productie 4 van [eiseressen c.s.] . komt vanaf 1 augustus 2008 overeen met het overzicht dat is overgelegd als productie 36 van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De rechtbank is hierbij een kleine rekenfout opgevallen: waar in het overzicht van [eiseressen c.s.] . als totaal in Euro’s achter 1 oktober 2013 € 1.776,00 staat, moet € 1.760,06 staan, gelet op de wisselkoers die [eiseressen c.s.] . zelf heeft gebruikt. [eiseressen c.s.] . voert verder nog aan dat op 15 maart 2010 € 38.424,69 is gestort, in plaats van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevoerde € 37.500,00. In het overzicht van stortingen dat [eiseressen c.s.] . als productie 36 heeft overlegd staat echter € 37.500,00 (hetzelfde bedrag als waarmee [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] rekenen). Zonder onderbouwing van [eiseressen c.s.] ., die ontbreekt, kan de rechtbank de redenering van [eiseressen c.s.] . over de storting van 15 maart 2010 niet volgen en gaat zij uit van het bedrag dat beide partijen noemen: € 37.500,00.
Investeringen van vóór 1 augustus 2008
3.10.
De stelling van [eiseressen c.s.] . dat ook de investeringen van vóór 1 augustus 2008 in de verrekening moeten worden betrokken, volgt de rechtbank niet. Hoewel in het tussenvonnis van 14 maart 2018 niet expliciet staat dat de investeringen tot 1 augustus 2008 buiten de verrekening blijven, is dit wel de enige mogelijke conclusie op basis van de stukken. [eiseressen c.s.] . heeft in de dagvaarding namelijk aangevoerd dat partijen in de overeenkomst van 2 juni 2009 hebben opgenomen dat de Ontwikkelaars de vergoedingen die zij van de Investeerders hadden ontvangen voor de tot 1 augustus 2008 door hen gemaakte uren en de door de Investeerders betaalde kapitaalstortingen, terug zouden betalen. De Ontwikkelaars hebben dit ook gedaan. De afspraak had volgens [eiseressen c.s.] . als achtergrond dat de inbreng van de Investeerders veel groter was gebleken dan partijen van tevoren hadden ingeschat, waardoor ook van de Ontwikkelaars een financiële bijdrage noodzakelijk werd. De wijziging in de overeenkomst en de daarop gebaseerde (terug)betaling door de Ontwikkelaars heeft als doel gehad om de inbreng van partijen gelijk te trekken. De rechtbank kan hieruit niet anders concluderen dan dat de gewerkte uren en de investeringen van de Ontwikkelaars tot
1 augustus 2008 zijn weggestreept tegen de investeringen van de Investeerders tot
1 augustus 2008. Tot 1 augustus 2008 valt dus niets meer te verrekenen tussen partijen.
De stortingen op de Nederlandse bankrekening van [eiseres sub 4] Ltd.
3.11.
[eiseressen c.s.] . stelt dat ook de door haar verrichte stortingen op de Nederlandse bankrekening van [eiseres sub 4] Ltd. à € 6.695,00 in de verrekening moeten worden betrokken. Ter onderbouwing van dit bedrag verwijst zij naar haar productie 38. Uit deze
productie kan de rechtbank niet opmaken door wie dit bedrag op welke rekening en ten behoeve waarvan is gestort. Aangezien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten dat er € 6.695,00
is gestort, had [eiseressen c.s.] . haar stelling begrijpelijk moeten onderbouwen. Nu zij dit heeft nagelaten, zal de rechtbank het bedrag van € 6.695,00 niet in de verrekening betrekken.
In Nederland gemaakte kosten
3.12.
[eiseressen c.s.] . voert daarnaast aan dat zij kosten heeft gemaakt in Nederland die in de verrekening moeten worden betrokken. Dit betreft in totaal € 119.703,99. Het gaat om de kosten van het stellen van de bankgarantie, de advieskosten van [derde-partij] , de kosten van Den Hollander Advocaten, de bemiddelingskosten van [A] en de door de Investeerders gewerkte uren. De rechtbank zal deze kosten niet in de verrekening betrekken.
De eerste vier kostenposten worden niet in de verrekening betrokken, omdat [eiseressen c.s.] . onvoldoende heeft onderbouwd dat zij deze kosten heeft gedragen, terwijl [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] dit betwisten. [eiseressen c.s.] . heeft ter onderbouwing van haar standpunt namelijk alleen facturen overgelegd. De facturen zijn allemaal gericht aan [eiseres sub 4] Ltd. en zowel de Investeerders als de Ontwikkelaars zijn aandeelhouders van [eiseres sub 4] Ltd. Als [eiseres sub 4] Ltd. betaald heeft, dan is het onbekend wie deze gelden op de rekening van [eiseres sub 4] Ltd. heeft gestort. Het inbrengen van de facturen zegt in dit geval dus niets over wie deze betaald heeft. [eiseressen c.s.] . heeft ook niet gesteld dat zijzelf deze facturen heeft voldaan. Als de Investeerders deze kosten van hun zijde in de verrekening willen betrekken, had het op hun weg gelegen om aan te tonen dat zij deze kosten hebben voldaan. Bijvoorbeeld door stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij de facturen hebben voldaan met gelden die zij op de rekening van [eiseres sub 4] Ltd. hebben gestort. Nu zij niet aan haar stelplicht heeft voldaan, komt de rechtbank ook niet toe aan haar bewijsaanbod.
De vijfde kostenpost, de gewerkte uren van de Investeerders, is in het tussenvonnis van
14 maart 2018 al afgewezen. De rechtbank komt daar niet op terug.
Project [project]
3.13.
Ten slotte moet een deel van de investering die de Investeerders deden ten aanzien van het project [project] in de verrekening worden betrokken. De totale investering in dit project bedroeg € 80.485,83. Een derde deel hiervan is al door [bedrijf] aan de Investeerders betaald. Het resterende bedrag van
€ 53.657,22moet in de verrekening worden betrokken.
De Ontwikkelaars voeren aan dat [eiseressen c.s.] . in september 2015 tijdens een bespreking heeft erkend dat zij € 59.600,00 heeft ontvangen van [bedrijf] ten behoeve van het project [project] , waardoor nog maximaal € 20.885,83 (€ 80.485,83 - € 59.600) in de verrekening mag worden betrokken. De erkenning zou blijken uit een brief van de adviseurs van de Ontwikkelaars aan de advocaten van [eiseressen c.s.] . De rechtbank oordeelt dat deze stelling onvoldoende is onderbouwd, gelet op de betwisting hiervan door [eiseressen c.s.] . Uit de brief waarnaar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verwijzen, volgt namelijk niets anders dan hun standpunt over de verdeling van de kosten.
De rechtbank gaat daarnaast voorbij aan het verweer van [eiseressen c.s.] . dat het onbegrijpelijk is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn geslaagd in hun bewijsopdracht dat de investering in het project [project] in de verrekening moet worden betrokken. Over dit standpunt is al geoordeeld in het tussenvonnis van 6 februari 2019 en de rechtbank komt hier niet op terug.
Conclusie
3.14.
Concluderend moet aan de zijde van de Investeerders een bedrag van
€ 124.164,93(€ 70.507,71 + € 53.657,22) in de verrekening worden betrokken.
Posten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
3.15.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen een vergoeding van de door hen gewerkte uren en de investeringen die zij daarnaast hebben gedaan. De rechtbank zal deze vordering hieronder beoordelen.
Gewerkte uren – de urenoverzichten
3.16.
De rechtbank heeft al geoordeeld dat de urenoverzichten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] het uitgangspunt vormen voor de verrekening. Hierin staat dat door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor in totaal
€ 239.119,00is gewerkt.
3.17.
Bij akte voert [eiseressen c.s.] . nog aan dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen uren van na 2010 in de verrekening kunnen betrekken, omdat de RFP toen al was afgeketst.
In het vonnis van 6 februari 2019 is bepaald dat bij de verrekening wordt uitgegaan van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgegeven urenoverzichten (waarin ook uren van na 2010 zijn opgenomen), omdat [eiseressen c.s.] . niet heeft bewezen dat zij tijdig heeft gereclameerd over de door haar gestelde onjuistheden hierin. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit oordeel terug te komen.
3.18.
Dit geldt ook voor het verweer van [eiseressen c.s.] . dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de urenoverzichten meer uren hebben gerekend dan zij aan [eiseressen c.s.] . destijds hebben doorgegeven. Het aantal gewerkte uren zoals opgenomen op de urenoverzichten, staat vast.
3.19.
Om dezelfde reden volgt de rechtbank [eiseressen c.s.] . niet in haar standpunt dat de urenoverzichten van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onvoldoende gespecificeerd zijn en dat daarom een korting moet worden gehanteerd van 50%. In het tussenvonnis van 14 maart 2018 is in 4.15 overwogen dat “
van de “gemakshalve” door [eiseressen c.s.] . gehanteerde korting van 50% op de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevoerde uren pas sprake kan zijn als komt vast te staan dat (meer dan) 50% van de door hen opgegeven uren niet voor vergoeding in aanmerking komt.” In het tussenvonnis van 6 februari 2019 is vervolgens vast komen te staan dat de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] opgevoerde uren voor vergoeding in aanmerking komen, omdat [eiseressen c.s.] . niet is geslaagd in haar bewijsopdracht.
3.20.
De rechtbank stelt verder vast dat partijen het erover eens zijn dat [gedaagde sub 2] in het jaar 2010 401,25 uur heeft gewerkt.
Gewerkte uren – in mindering te brengen
3.21.
In het totaal van € 239.119,00 aan vergoeding voor gewerkte uren, zijn de uren die betrekking hebben op vergaderingen en (skype)overleg en de uren die door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn besteed aan (het overleg over) een mogelijke overdracht van aandelen tussen partijen nog meegerekend. Deze uren moeten nog in mindering worden gebracht, omdat de rechtbank eerder heeft geoordeeld dat deze uren niet in de verrekening moeten worden betrokken.
3.22.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat zij in totaal 128,25 uur hebben vergaderd/overlegd/besteed aan de overdracht van aandelen, te waarderen op € 12.597,06.
3.23.
Volgens [eiseressen c.s.] . hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] veel meer tijd besteed aan (skype)overleg en (overleg over) een mogelijke overdracht van aandelen en moet in totaal € 79.356,25 in mindering worden gebracht op de totale vergoeding. Het was aan [eiseressen c.s.] . om te onderbouwen dat € 66.759,19 (€ 79.356,25 -/- € 12.597,06) méér is besteed aan vergaderen/overleggen/de overdracht van aandelen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [eiseressen c.s.] . naar haar producties 40 en 41, maar de daarin opgestelde overzichten kloppen niet. In deze stukken is namelijk ook mailcorrespondentie als af te trekken post gerekend, omdat dit volgens [eiseressen c.s.] . onder ‘overleg’ valt. Zij onderbouwt vervolgens niet
waarom dit zo is, terwijl [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hiertegen aanvoeren dat het hun taak was om de Investeerders van de ontwikkelingen binnen het project op de hoogte te houden. Zonder verdere onderbouwing, die ontbreekt, en gelet op de begrijpelijke betwisting van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , kan de rechtbank niet volgen waarom de mailcorrespondentie moet worden aangemerkt als overleg en niet in de verrekening mag worden betrokken. Omdat [eiseressen c.s.] . tekort schiet in haar stelplicht, zal de rechtbank aan de stelling dat € 66.759,19 meer in mindering moet worden gebracht, voorbij gaan.
3.24.
Verder betwist [eiseressen c.s.] . twee onderdelen van de berekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] van de in mindering te brengen uren. Deze zullen hieronder één voor één worden beoordeeld.
3.25.
Ten eerste betwist [eiseressen c.s.] . het overzicht, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op
11 dagen meer tijd in mindering brengen dan zij op deze dagen in totaal hebben geschreven. De rechtbank kan het verweer van [eiseressen c.s.] . ten aanzien van slechts 3 van deze dagen volgen, namelijk voor 27 november (1.75 uur) en 1 december 2009 (3 uur) voor [gedaagde sub 1] en 26 augustus 2009 (1.5 uur) voor [gedaagde sub 2] . In de urenoverzichten staat als omschrijving van de werkzaamheden bij deze dagen namelijk dat het gaat om (skype)overleg. Deze uren zullen niet in de verrekening worden betrokken. Dat betekent dat € 381,25 (4.75 x € 55 + 1,5 x € 80) extra in mindering moet worden gebracht.
De rechtbank begrijpt het verweer van [eiseressen c.s.] . ten aanzien van de andere 8 dagen niet. In het urenoverzicht staat bij deze dagen ofwel geen omschrijving ofwel als omschrijving dat het onder meer gaat om e-mailen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben op de betreffende dagen kennelijk meer (andere) werkzaamheden verricht dan alleen (skype)overleg en (overleg over) een mogelijke overdracht van aandelen. Als dat volgens [eiseressen c.s.] . niet zou kunnen, had zij dit moeten uitleggen. Omdat zij dat niet heeft gedaan, zullen deze uren wel in de verrekening worden betrokken.
3.26.
Ten tweede zou de berekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onbetrouwbaar zijn. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] brengen in mei 2009 en augustus 2010 voor [gedaagde sub 1] meer uren (respectievelijk 9.25 uur en 0.5 uur) in mindering dan in de urenoverzichten waren opgegeven. Ter onderbouwing verwijst [eiseressen c.s.] . naar haar producties 40 en 41. De rechtbank volgt deze betwisting niet voor zover dit mee zou brengen dat de berekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onbetrouwbaar zou zijn, maar zal wel een correctie toepassen op de berekening van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Dat betekent dat nog eens € 536,25 (9.75 uur x € 55) extra in mindering moet worden gebracht.
Investeringen gedaan door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
3.27.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren nog aan dat zij ook investeringen hebben gedaan, van in totaal € 40.330,81, en stellen dat deze ook in de verrekening moeten worden betrokken. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet toewijzen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiseressen c.s.] ., hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun stelling onvoldoende onderbouwd. Hun onderbouwing is namelijk alleen dat [eiseressen c.s.] . dit bedrag erkent, maar dat is niet waar. Zij betwisten wel degelijk dat deze in de verrekening moeten worden betrokken. Volgens hen is het namelijk een totaal aan terugbetalingen van de urenvergoedingen en kosten die zij vóór 1 augustus 2008 hadden ontvangen.
Conclusie
3.28.
Er moet dus
€ 13.514,56(€ 12.597,06 + € 381,25 + € 536,25) op het totaalbedrag aan gewerkte uren in mindering worden gebracht. Dat betekent dat aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bedrag van
€ 225.604,44(€ 239.119,00 -/- € 13.514,56) in de verrekening moet worden betrokken.
Slotsom
3.29.
Aan de zijde van [eiseressen c.s.] moet dus een bedrag van
€ 124.164,93in de verrekening worden betrokken. Aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moet een bedrag van
€ 225.604,44in de verrekening worden betrokken. Partijen zijn overeengekomen om hun vorderingen over en weer te verrekenen zodat na verrekening een vordering van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] resteert. Het verschil tussen beide bedragen is € 101.439,51.
In het vonnis van 14 maart 2018 is vastgesteld dat de samenwerking eind 2014 is beëindigd. In de hiervoor genoemde bedragen is de contractuele rente (5%) tot 1 januari 2015 meegenomen voor zover partijen deze rente in hun berekening hebben betrokken. Dat heeft [eiseressen c.s.] gedaan bij de stortingen op de Canadese bankrekeningen, maar niet bij de kosten van de investeerders van het project [project] . De rechtbank heeft [eiseressen c.s.] . in het tussenvonnis van 6 februari 2019 in de gelegenheid gesteld om nader te onderbouwen met welke posten verrekend moest worden. Nu zij niet duidelijk heeft gemaakt of er een rentecomponent bij deze post is betrokken, zal de rechtbank ervan uitgaan dat bij de kosten van de investeerders van het project [project] geen rente (tot 1 januari 2015) wordt gevorderd.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat zij bij de berekening van de gewerkte uren de overeengekomen rente hebben meegenomen (zie de rapportage van Countus overgelegd als productie 36).
Dit alles leidt ertoe dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een vordering op de investeerders hebben van € 101.439,51. Er moet worden afgerekend per 1 januari 2015, maar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gevorderd dat wettelijke rente verschuldigd wordt vanaf de datum van de dagvaarding. De rechtbank zal de rente toewijzen zoals gevorderd.
Dit betekent dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen en de vordering in reconventie gedeeltelijk zal worden toegewezen.
3.30.
In de dagvaarding heeft [eiseres sub 4] Ltd gevorderd dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 53.657,22. Die zelfstandige vordering is in de akte vermindering van eis niet gehandhaafd. Uit de motivering van de vordering na wijziging van eis, blijkt dat deze nu volledig ziet op de afrekening tussen partijen naar aanleiding van de beëindiging van de overeenkomst van 2 juni 2009. [eiseres sub 4] Ltd. is geen partij bij die overeenkomst. Gesteld noch gebleken is dat zij op andere wijze aanspraak kan maken op, of moet bijdragen aan, die afrekening. Dat betekent dat zowel de door haar als de tegen haar ingestelde vorderingen in reconventie, moeten worden afgewezen.
3.31.
Daarnaast heft de rechtbank de door [eiseressen c.s.] . gelegde beslagen ten laste van [gedaagde sub 1] op. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben namelijk geld tegoed van [eiseressen c.s.] . in plaats van andersom. Omdat de rechtbank de beslagen in dit vonnis opheft, zal zij de daarop ziende dwangsommen die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] vorderen, afwijzen.
3.32.
Omdat partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten in conventie en in reconventie op de hierna te vermelden wijze tussen hen compenseren.
3.33.
Om organisatorische redenen is dit vonnis gewezen door deels andere rechters dan degenen die eerst in de zaak betrokken waren.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af;
in reconventie
4.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [eiseres sub 3] hoofdelijk tot betaling aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gezamenlijk van € 101.439,51, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
4.3.
heft de beslagen die [eiseressen c.s.] . ten laste van [gedaagde sub 1] legde, op;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
4.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat zij ieder de eigen kosten dragen;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.F. van Aalst, R.J. Verschoof en S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2019.