ECLI:NL:RBMNE:2019:6574

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/263634-18 en 16/659012-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van inbraak en poging daartoe door minderjarige verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die samen met anderen werd beschuldigd van het medeplegen van inbraak en een poging daartoe. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot inbraak op 22 december 2018 in de woning van slachtoffer 1 en de voltooide inbraak in de woning van slachtoffer 2 in de periode van 21 tot en met 22 december 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op heterdaad zijn betrapt na een melding van een inbraak. De verdachte werd aangetroffen op een scooter, waarbij voorwerpen zoals een zaklamp en een breekijzer werden weggegooid. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de politie als bewijs gebruikt, evenals forensisch bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak bevestigde. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot 4 maanden voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden ter begeleiding van zijn re-integratie. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/263634-18 en 16/659012-18 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] te [plaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2019 en het bij vonnis van 9 juli 2019 heropende onderzoek ter zitting van
12 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J. Gunning, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 22 december 2018 in [plaats] samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres] om spullen van [slachtoffer 1] uit die woning weg te nemen;
2.
in de periode van 21 december 2018 tot en met 22 december 2018 in [plaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in de woning aan de [adres] en spullen van [slachtoffer 2] uit die woning heeft weggenomen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft (namens [instelling 2] ) aangifte gedaan en heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 22 december 2018, omstreeks 04.00 uur werd ik wakker van gerommel. Ik zag het schijnsel van een zaklamp in mijn woning. Ik zag dat dit vanuit de achtertuin kwam. Ik zag in het schijnsel van dit licht tenminste 2 silhouetten van personen bij het achterraam staan. Ik hoorde harde klappen en breek geluiden bij het raam vandaan komen. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in hun proces-verbaal Sporenonderzoek onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het onderzoek werd verricht bij [slachtoffer 1] te [adres] , [postcode] [plaats] . [3] Aan de achterzijde van de woning bevond zich een tuin, welke was omheind door een schutting. Mevrouw [slachtoffer 3] verklaarde ons dat zij personen in het donker gekleed voor het keukenraam zag staan. Mevrouw [slachtoffer 3] verklaarde ons dat één van deze personen een rood breekijzer in de handen had.
Men was de plaats aan de achterzijde van de woning opgelopen. Hier had men de buitenlamp boven de achterdeur met pluggen uit de muur getrokken. Men had aan de achterzijde van de woning gepoogd het uitzetraam van de keuken open te breken door met een breekvoorwerp in de sluitnaad van het raam te wrikken. Wij zagen in de sluitnaad van het uitzetraam, in een afdruk van de klauwzijde van een breekijzer, oranje/rode verf, welke afkomstig was van het gebruikte breekvoorwerp. [4]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 22 december 2018 omstreeks 03.52 uur werd de melding uitgegeven dat er werd ingebroken of geprobeerd in te breken bij de [adres] te [plaats] . Omstreeks 04.00 uur zagen wij dat er een scooter op de weg reed. De scooter trok de aandacht omdat hij vanuit de richting van het incident kwam rijden. Ik zag dat er tweemaal wat werd weggegooid. Ik zag dat dit werd gedaan door de opzittende van de scooter. Wij hielden de opzittende staande ter hoogte van de kruising tussen de busbaan en het Farflerpad. De drie opzittende bleken te zijn:
Naam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [2001]
Naam: [medeverdachte 1]
Voornamen: [medeverdachte 1]
Geboortedatum: [2001]
Naam : [medeverdachte 2]
Voornamen : [medeverdachte 2]
Geboortedatum : [1999] [5]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 22 december 2018 omstreeks 04.10 uur was ik ter plaatse op de kruising [adres] met de busbaan. Ik zag dat de diensthond [verbalisant 5] bij een witte bundel van plastic boterhamzakjes ging liggen. Ik hoorde collega [verbalisant 3] zeggen dat er een zaklampje in zat. Ik zag dat [verbalisant 5] bij een groene tas bleef staan. Ik hoorde collega [verbalisant 3] zeggen dat er een oranje breekijzer in zat. [6]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 22 december 2018 omstreeks 03.52 uur heeft de bewoonster van de [adres] te [plaats] een melding gedaan bij de politie. Op zaterdag 22 december 2018 doet de bewoner van de [adres] te [plaats] een melding van een inbraak in zijn woning.
Beide locaties heb ik in Google Maps genoteerd. Hieruit bleek dat de loop afstand 4 minuten is voor de 300 meter. [7]
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en hieraan een bijlage gestolen goederen toegevoegd. Hij heeft als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 21 december 2018 te 20:00 uur heb ik de woning verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Op 22 december 2018 te 12:00 uur kwam ik bij de woning. Ik zag dat aan de voorzijde het raam geforceerd was. Ik zag dat het houten kozijn vernield was met een
breekvoorwerp.
Gestolen goed
Soort: sleutelhanger met Mercedes-Benz logo met drie sleutels
Soort: gouden schakelarmband
Soort: 2 gouden trouwringen
Soort: gouden ketting voor zakhorloge
Soort: gouden ketting met hartje. [8]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb foto's gemaakt van alle sleutelbossen die de verdachten bij zich hadden. De foto's heb ik vervolgens ook gestuurd naar collega [verbalisant 8] . Ik zag dat collega [verbalisant 8] mij vervolgens het bericht stuurde dat de sleutelbos met drie sleutels, voorzien van een ring met een Mercedes logo van de bewoners van [adres] waren. Dit betroffen de sleutels die [verdachte] bij zich droeg ten tijde van de aanhouding. [9]
Verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] hebben in hun proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Wij hoorden dat er vannacht een drietal inbrekers waren aangehouden. Wij hoorden dat deze verdachten waren aangehouden voor een poging inbraak aan de [adres] te [plaats] . Dit is hemelsbreed honderd meter van de woning aan de [adres] . Ik hoorde dat er sleutels bij de aangehouden verdachten waren aangetroffen. Ik ontving foto's van deze goederen. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] bij het tonen van de foto met sleutels zei: "Ja! Dat zijn mijn sleutels! 100%. Het is een sleutelbos met een sleutelhanger met een Mercedeslogo erop." [10]
Een vergelijkend werktuigsporenonderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van de (poging tot) diefstal door middel van braak en het aantreffen van een werktuig dat in relatie werd gebracht met de verdachten. Uit dit onderzoek kwam het volgende, zakelijk weergegeven:
Ik ontving [A] een breekijzer, oranje van kleur. De beitel en spijkertrekker tonen bewerkingssporen die van fabriekswege zijn aangebracht en beschadigingen die door gebruik zijn ontstaan.
Daarnaast ontving ik, [verbalisant 11] [verbalisant 1] , afvormingen van werktuigsporen.
De afvormingen, gemerkt [1] werden blijkens informatie veiliggesteld tijdens een
forensisch sporenonderzoek d.d. 22 december 2018 naar aanleiding van een poging diefstal
door middel van braak, uit een woning gelegen aan de [adres] te [plaats] .
Tijdens een vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds de op kraslijnen gelijkende indrukken in het afgevormde indrukspoor [1.3] en anderzijds karakteristieke
slijpsporen op de spijkertrekker van breekijzer [A], werden aansluitende lijnen
waargenomen. Daarnaast werden tussen enerzijds het indrukspoor in afvorming [1.3] en
anderzijds beschadigingen op de spijkertrekker van [A], overeenkomende onregelmatigheden waargenomen. [11]
Door mij werd tevens een oriënterend selectieonderzoek gestart naar werktuigsporen in de
sporenverzameling van de Forensische Opsporing Midden Nederland en werden de navolgende werktuigsporen voor nader onderzoek geselecteerd:
[2] [adres] te [plaats] , afvormingen.
De afvormingen werden blijkens informatie veiliggesteld op d.d. 22 december 2018 naar aanleiding van een diefstal door middel van braak uit een woning aan de [adres] te [plaats] .
Tijdens een vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds de indruksporen in
afvorming [2.2] en anderzijds de afgevormde proefindruksporen vervaardigd de binnenzijde
van de spijkertrekker van breekijzer [A], werden overeenkomende onregelmatigheden
waargenomen. De onregelmatigheden in de proefindruksporen, die overeenkomen in de
onregelmatigheden in de afvorming [2.2] zijn veroorzaakt met karakteristieke
beschadigingen op de spijkertrekker van breekijzer [A].
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik, dat;
- de afgevormde werktuigsporen [1.3], zijn veroorzaakt met breekijzer [A]
- de afgevormde werktuigsporen [2.2], waarschijnlijk zijn veroorzaakt met breekijzer [A]
Bij het formuleren van de conclusies is gebruik gemaakt van de volgende reeks
waarschijnlijkheidsconclusies:
Bevestigend: is veroorzaakt, waarschijnlijk. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Bewijsoverweging
Toedracht
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. In de periode van 21 tot en met 22 december 2018 is ingebroken op de [adres] , waarna op 22 december 2018 is geprobeerd in te breken bij de [adres] omstreeks 04.00 uur. De bewoonster van de [adres] heeft onder andere verklaard dat zij tenminste twee silhouetten bij haar woning zag en dat er door deze personen met een zaklamp naar binnen werd geschenen. Kort na haar melding zien verbalisanten dat er een scooter met drie personen uit de richting van de woning komt rijden. Zij zien dat er tweemaal enkele voorwerpen van de scooter worden weggegooid. Hierna wordt de scooter met daarop verdachte en zijn twee medeverdachten aangehouden. De voorwerpen die vanaf de scooter weggegooid zijn blijken een zaklamp en een oranje/rode breekijzer te zijn.
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek is gebleken dat de braaksporen die zijn gevonden op de [adres] , zijn veroorzaakt met het hiervoor genoemde gevonden breekijzer en dat de braaksporen die zijn gevonden op de [adres] , waarschijnlijk zijn veroorzaakt met het gevonden breekijzer.
Daarnaast is tijdens de fouillering bij één van de medeverdachten een sleutelbos met daaraan een sleutelhanger met een Mercedeslogo gevonden, die aan aangever [slachtoffer 2] toebehoort.
Medeplegen
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte kort na de poging tot inbraak en de voltooide inbraak is aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid van verdachte bij deze strafbare feiten wijzen. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat verdachte en zijn medeverdachten dicht op elkaar op de scooter hebben gezeten, waardoor het niet aannemelijk is dat één van hen iets heeft weggegooid zonder dat de anderen dit hebben gemerkt.
De verklaring die verdachte voor zijn aanwezigheid in die omstandigheden heeft gegeven, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft verklaard dat hij de avond met de bus naar zijn vriendin, van wie hij de naam niet noemt, is gegaan en dat de medeverdachten hem daarna naar huis hebben gebracht. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de autosleutels die bij zijn fouillering zijn aangetroffen bij de bushalte heeft gevonden. Verdachte heeft ervoor gekozen om een verklaring af te leggen die niet kan worden geverifieerd, terwijl het dossier evenmin aanknopingspunten biedt voor een zodanige gang van zaken.
De rechtbank komt op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien tot de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten en dat die samenwerking was gericht op een inbraak in de woning aan de [adres] en een poging daartoe in de woning aan de [adres] . Het voorgaande maakt dat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De gouden ketting
Hoewel uit het aanvullend proces-verbaal geen sluitende conclusie kan worden getrokken ten aanzien van de bij medeverdachte [verdachte] aangetroffen ketting, staat voor de rechtbank vast dat een ‘gouden ketting met hartje’ uit de woning van [slachtoffer 2] weggenomen, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan dit onderdeel van de aangifte. Hierdoor komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring ten aanzien van de ten laste gelegde goudkleurige ketting.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 22 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres] één of meer goed(eren) naar hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
  • naar de achtertuin van voornoemde woning is gegaan en
  • met een zaklamp door één ruit van voornoemde woning hebben geschenen en door één ruit van voornoemde woning hebben gekeken en
  • een buitenlamp van de muur aan de achterzijde van voornoemde woning hebben los getrokken en
  • met een breekvoorwerp hebben gewrikt in een sluitnaad van één ruit en kozijn aan de achterzijde van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
in de periode van 21 december 2018 tot en met 22 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan de [adres] onder andere een sleutelbos en sieraden, waaronder een goudkleurige ketting, dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 43 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en SAVE geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht, indien de rechtbank toekomt aan een strafoplegging een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een eis zoals door de officier van justitie is gevorderd doet geen recht aan de persoonlijke omstandigheden en de leeftijd van verdachte. Hij heeft subsidiair verzocht te volstaan met een forse voorwaardelijke taakstraf, of een gematigde voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe in de nachtelijke uren. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dit blijkt ook uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] zoals afgelegd ter terechtzitting van 12 november 2019. Tijdens de poging tot woninginbraak was zij alleen thuis en is zij wakker geworden van de harde klappen en breek geluiden. Zoals blijkt uit haar verklaring heeft zij toen enkele angstige momenten moeten doorstaan. Ook naderhand is dit gevoel van angst vaak teruggekomen. De inbraak die verdachte samen met anderen heeft gepleegd in de woning aan de [adres] vond plaats op het moment dat de vrouw van slachtoffer [slachtoffer 2] zich in het ziekenhuis bevond met een hersenbloeding. Toen hij terugkwam uit het ziekenhuis was zijn hele huis overhoop gehaald en waren kostbare spullen meegenomen. Verdachte is volledig voorbijgegaan aan de gevolgen die zijn handelen voor de slachtoffers kon hebben en heeft gehad. Hij heeft zich kennelijk domweg laten leiden door zijn behoefte aan geld en spullen.
Persoon verdachte
Uit de justitiële documentatie van 16 oktober 2019 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor pogingen tot inbraak. Hierdoor zal in de strafmaat rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte is gerecidiveerd.
Uit het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland ( Save ) van 30 januari 2019 volgt dat
Verdachte een laag IQ heeft en impulsief is, waardoor hij regelmatig in de problemen is gekomen. Verdachte heeft daarnaast veel individuele begeleiding nodig en een 1 op 1 aanpak. Deze intensieve begeleiding vindt momenteel plaats vanuit de jeugdreclassering, maar ontvangt verdachte ook op school. Hierdoor komt er meer zicht op verdachte, toont hij zich kwetsbaar, leert hij steeds meer en wordt hij langzaam iets opener. Save acht het van belang dat er een duidelijk toekomstperspectief komt voor verdachte waar hij naartoe kan werken en zich zekerder door kan voelen. Indien er echter niets verandert is de kans groot dat verdachte in de toekomst regelmatig met politie en justitie in aanraking zal komen.
Uit het uitgebreid Advies van de Raad voor de Kinderbescherming (Raad) van 20 juni 2019 blijkt dat verdachte een hoge kans op recidive heeft. Er is sprake van een complexe en belaste gezinsgeschiedenis, maar de situatie is door ingezette hulpverlening fors verbeterd. Er lijkt sprake te zijn van intrinsieke motivatie voor school. Verdachte werkt en heeft een redelijk goed ingevulde vrijetijdsbesteding. Daarnaast verloopt de begeleiding van de Jeugdreclassering goed. Hoewel verdachte een positieve ontwikkeling doormaakt, blijft het netwerk een aandachtspunt voor de begeleiding. Op dit moment is het vooral van belang dat verdachte voldoende toekomstperspectief gaat ervaren en ook gelooft in zijn eigen kansen. De raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde een maatregel Hulp en Steun.
Tijdens de terechtzitting van 25 juni 2019 heeft mevrouw Mostert , medewerker van Save , zich aangesloten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 20 juni 2019. Er is duidelijk een progressieve lijn te zien in het gedrag van verdachte. Structuur en duidelijkheid zijn echter nodig. De impulsiviteit bij verdachte is echter reden tot zorg.
Ter terechtzitting van 12 november 2019 heeft mevrouw Mostert , medewerker van Save , verklaard dat de intensieve begeleiding van verdachte goed verloopt en hij ook op school goed zijn best doet. De docenten op school zijn tevens positief gestemd over verdachte. Mostert heeft aangegeven het advies zoals geformuleerd in het rapport te handhaven. Een proeftijd van één jaar wordt door haar voldoende geacht.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt.
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor een diefstal uit een woning uit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, dan wel een taakstraf van 120 uren. Voor een poging daartoe komt dit uit op een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden.
De rechtbank ziet geen bijzondere feiten en omstandigheden in deze zaak die aanleiding geven om van deze uitgangspunten af te wijken. De rechtbank zal echter, gelet op de adviezen van Save en de Raad, aan verdachte geen onvoorwaardelijke, maar een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Daarmee wordt voorkomen dat de huidige positieve lijn in het leven van verdachte worden doorkruist. Aan dit voorwaardelijke deel van de jeugddetentie zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, die tot doel hebben het gedrag van verdachte te beïnvloeden en herhaling te voorkomen.
Gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten en het feit dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, kan niet worden volstaan met enkel een voorwaardelijke straf. De rechtbank zal daarom, naast de voorwaardelijke gevangenisstraf, aan verdachte een forse taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van vier maanden met algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden zoals hierna omschreven. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 120 uren worden opgelegd, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie indien deze niet of niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 157,67. Dit bedrag bestaat uit € 57,67 materiële schade en € 100,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel hoofdelijk kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht primair de vordering van de benadeelde partij af te wijzen ingevolge de bepleite vrijspraak. Subsidiair refereert de raadsman zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen voor wat betreft de materiële schade, zijnde € 57,67 materiële schade. Deze schade acht de rechtbank het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1. De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2018, tot de dag van volledige betaling.
Met betrekking tot de verzochte immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. In beginsel bestaat alleen recht op immateriële schadevergoeding bij lichamelijk letsel, aantasting in eer en goede naam of als een benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’
als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek in ieder geval sprake is indien het handelen van de verdachte bij de benadeelde partij heeft geleid tot geestelijk letsel. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het om meer moet
gaan dan alleen psychisch onbehagen. De benadeelde zal volgens de Hoge Raad in ieder geval voldoende
concretegegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan. Daarvoor is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de poging tot inbraak heeft geleid tot geestelijk letsel, nu zij geen stukken van deskundigen ter onderbouwing daarvan heeft overgelegd.
Daarnaast is het mogelijk dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor benadeelde meebrengen dat er sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Het gaat daarbij om uitzonderlijke situaties die dermate ingrijpende gevolgen hebben voor de slachtoffers dat zij op die grond in aanmerking komen voor schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel het aannemelijk is dat de poging inbraak bij [slachtoffer 1] tot angstgevoelens heeft geleid, van een dergelijke situatie in haar geval geen sprake is. De rechtbank zal haar vordering in zoverre dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Als extra waarborg voor betaling van het toegewezen bedrag voor de materiële schade zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 57,67, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte, dan wel door diens mededaders, niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 1 dag hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter Midden-Nederland van 6 april 2018 (parketnummer: 16/659012-18) is verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren.
De Raad heeft geadviseerd de vordering tot tenuitvoerlegging geheel toe te wijzen.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal om die reden, en mede gelet op het advies van de Raad, bepalen dat deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 4 maanden;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan het vinden en behouden van een passende vorm van dagbesteding in de vorm van werk of school, ;
- waarbij de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 57,67;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 57,67 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659012-18
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 6 april 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mr. V.C. Kool, rechter, en mr. M.J.A.M. Beljaars, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2019.
Mr. V.C. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) één of meer
goed(eren) naar zijn/hun gading en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
  • naar de achterzijde en/of in de achtertuin van voornoemde woning is/zijn gegaan (door over een schutting heen te klimmen) en/of
  • met een zaklamp door één of meer ruit(en) van voornoemde woning heeft/hebben geschenen en/of door één of meer ruit(en) van voornoemde woning heeft/hebben gekeken en/of
  • een buitenlamp van de muur aan de achterzijde van voornoemde woning heeft/hebben los getrokken/gemaakt en/of
  • met een breekvoorwerp heeft/hebben gewrikt in een sluitnaad van één of meer ruit(en) en/of kozijn(en) aan de achterzijde van voornoemde woning, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 22 december 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) onder andere een sleutelbos en/of een iPad en/of sieraden, waaronder een goudkleurige ketting, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 december 2018, genummerd 0016 tot en met 4014. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1002.
3.Pagina 1013.
4.Pagina 1014.
5.Pagina 1003.
6.Pagina 1005.
7.Pagina 1020.
8.Pagina 2000 e.v.
9.Pagina 1050 en 1057.
10.Pagina 2004 en 2009.
11.Pagina 1071.
12.Pagina 1072.