ECLI:NL:RBMNE:2019:6573

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/031292-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld tijdens een straatroof

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van diefstal met geweld, gepleegd op 1 februari 2019. De verdachte, geboren in 2000 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd ervan beschuldigd samen met anderen een mobiele telefoon van een slachtoffer te hebben gestolen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder de aangifte van het slachtoffer en verklaringen van getuigen. Het slachtoffer verklaarde dat hij op de afgesproken plek door de verdachte werd benaderd, waarna de telefoon werd afgenomen en hij met geweld werd behandeld door de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal in vereniging met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schadevergoeding aan het slachtoffer, die het gevolg was van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/031292-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
volgens zijn opgave verblijvende te [woonplaats] , [adres] en [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 mei 2019, 23 juli 2019 en 16 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en diens raadsman mr. M. Landsman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 1 februari 2019 te [plaats] samen met één of meer anderen met geweld en/of bedreiging met geweld een mobiele telefoon van [slachtoffer] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft subsidiair vrijspraak bepleit van diefstal met geweld in verenging, omdat niet is vast te stellen dat er sprake is geweest van geweld noch dat de diefstal in vereniging is gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft op 1 februari 2019 aangifte gedaan en als volgt verklaard:
Op 31 januari 2019 had ik de mobiele telefoon van mijn nichtje, van het merk: Apple en type: Iphone 8, te koop aangeboden. [verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte)
reageerde op mijn Snapchat en ik las dat hij de telefoon van mij wilde kopen. Om 01:04 uur(de rechtbank begrijpt: 01:04 uur op 1 februari 2019)
werd ik door een anoniem nummer gebeld, ik nam op en herkende de stem van [verdachte] . Ik hoorde hem zeggen: "Ik ben er, kom je naar bushalte bij de hoven". Ik zag [verdachte] staan ter hoogte van [adres] . Ik zag dat [verdachte] er als volgt uitzag [2] :
- jongen;
- licht getinte huidskleur ;
- 1,75 - 1,80 meter lang;
- dun van postuur;
- zwarte jas;
- donkere broek;
- donkere schoenen.
Ik liet de telefoon aan hem zien. Ik zag dat hij de telefoon direct afpakte en in zijn zak stopte. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij vervolgens vastpakte met zijn linkerhand bij mijn jas. Ik probeerde mijn telefoon terug te pakken, dit lukte niet. Ik zag toen dat er nog twee andere jongens aan kwamen. Ik zag dat deze jongens er als volgt uitzagen:
Jongen 2:
- Bivakmuts op, zwart van kleur.
Jongen 3:
- Bivakmuts op, zwart van kleur.
Ik zag dat de twee jongens bij ons kwamen staan. [verdachte] liet mij struikelen waardoor ik op de grond viel. Ik voelde dat ik werd geschopt en geslagen aan de rechterzijde van mijn lichaam. Ik kon zien dat ze alle drie geschopt en geslagen hebben. Ik had pijn aan mijn rechterbeen, mijn hoofd en mijn ribben. Ik zag dat ze met elkaar wegliepen naar een lichtgrijze Peugeot. Ik zag dat alle drie de jongens in de auto stapten. Ik zag dat [verdachte] achter het stuur zat. [3]
In een letselbeschrijving betreffende [slachtoffer] van GGD Flevoland is het volgende opgenomen:
vermoeden inwendig letsel: ja;
toelichting: hersenschudding, kneuzing ribben aan de rechterzijde, kneuzing rechter knie;
ouderdom letsel: het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel. [4]
[getuige] heeft als getuige, onder meer, verklaard:
Op 1 februari 2019 bevond ik mij in mijn woning te [plaats] . Ik zag twee jongens tegenover elkaar staan. Ik zag dat de ene jongen de andere bij zijn kraag vast had. Ik zag dat het slachtoffer probeerde weg te komen. Ik zag dat de jongens namelijk over en weer trokken en duwde. Dit gebeurde voor mijn woning op straat. Ik kan de jongen die de andere jongen bij zijn kraag vast had als volgt omschrijven:
- jongen;
- licht getint uiterlijk [5] ;
- slank postuur;
- ongeveer 175 centimeter lang. Zelfde lengte als mij;
- donkere kleding;
- ongeveer 17/18 jaar oud.
Ik zag dat de jongens uit elkaar gingen. Kort hierna hoorde ik geschreeuw. Ik zag toen dat de jongen die eerder bij zijn kraag werd vastgepakt, op de grond lag. Ik zag dat er een jongen bovenop hem lag. Ik herkende deze jongen niet. Ik zag dat dit een andere jongen betrof als degene die het slachtoffer in eerste instantie bij zijn kraag had vastgepakt. Ik zag dat het slachtoffer mank liep. Ik zag dat er drie jongens weg liepen richting de parkeerplaats. Onder de drie jongens zag ik dat degene die het slachtoffer in eerste instantie bij zijn kraag vast had gepakt zich bevond. Ik hoorde het slachtoffer iets zeggen over dat zijn telefoon gejat was. Ik kan u wel vertellen dat één van die jongens zijn gezicht had bedekt met iets wat op een bivakmuts leek. [6]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De raadsman heeft vraagtekens geplaatst bij de waarachtigheid van de door [slachtoffer] geschetste feitelijke gang van zaken, zoals door hem weergegeven in zijn schriftelijke pleitnotities onder 8. Anders dan door de raadsman is bepleit dwingen die door hem aangestipte aspecten noch op zichzelf genomen noch in onderling verband en samenhang bezien tot het oordeel dat die gang van zaken dermate onwaarschijnlijk is dat daarvan niet mag worden uitgegaan. Daarbij komt, dat dit bewijsmiddel steun vindt in de inhoud van de door [getuige] als getuige afgelegde verklaring. Daarom is de verklaring van de [slachtoffer] bruikbaar voor het bewijs.
Verklaring [getuige]
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat ook de verklaring van getuige [getuige] voor het bewijs kan worden gebruikt. Het enkele feit dat de getuige van Amerikaanse komaf is en Nederlands niet zijn moedertaal is, doet daar niet aan af. De getuige is naar zijn eigen verklaarde inzicht in staat om toereikend in de Nederlandse taal te communiceren, welk inzicht aansluit bij de door de verbalisant op dit punt verwoorde indruk bij gelegenheid van zijn verhoor. Gelijk hiervoor is overwogen ten aanzien van de verklaring van de getuige [slachtoffer] heeft ook hier te gelden dat de inhoud van de verklaring van deze getuige bevestiging vindt in de inhoud van de verklaring van aangever [slachtoffer] , in het bijzonder op het door laatstgenoemde aangegeven voorwerp van diefstal: een telefoon.
Alternatieve lezing
Door de verdachte is aangevoerd dat het juist is dat hij [slachtoffer] toen en daar heeft ontmoet. Hij heeft hem op enig moment bij zijn kraag gepakt, omdat de telefoon die hij wilde kopen er niet meer was. Hij ontkent een telefoon te hebben weggenomen of tegen [slachtoffer] geweld te hebben gebruikt.
De rechtbank gaat voorbij aan deze door de verdachte geschetste toedracht, reeds omdat deze wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank stelt voorts vast dat door verdachte in de loop van het voorbereidend onderzoek en ter terechtzitting wisselend is verklaard over de gang van zaken. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt onder meer dat [slachtoffer] , nadat hij was opgestaan, mank liep en iets zei over dat zijn telefoon gestolen was. Daarnaast laten de geconstateerde hersenschudding, kneuzing van de ribben aan de rechterzijde en kneuzing aan de rechter knie zich niet verenigen met het scenario dat zich laat destilleren uit wat door verdachte is verklaard.
Diefstal in vereniging gepleegd
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte degene is geweest die vóór de beoogde verkoop van de later gestolen telefoon contact heeft gehad met [slachtoffer] . Hij is ook degene geweest die de telefoon uit handen van [slachtoffer] heeft afgepakt. Vervolgens zijn twee jongens – één of meer van hen met een bivakmuts op – verdachte komen helpen, waarbij door alle drie tegen [slachtoffer] geweld is gebruikt. Hierna zijn zij gedrieën in een auto van de plaats van het delict weggereden.
Uit de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt van een samenwerking tussen verdachte en diens medeverdachten die zodanig nauw en bewust is geweest dat sprake is van een diefstal die in vereniging is gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 1 februari 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen een mobiele telefoon (merk Apple Iphone 8), die toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde mobiele telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en vervolgens die [slachtoffer] te laten struikelen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen) en vervolgens die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en het lichaam te schoppen en slaan (terwijl die [slachtoffer] op de grond lag).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals omschreven in het rapport van 3 april 2019 van Reclassering Nederland.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de straftoemeting rekening dient te worden gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, dat [slachtoffer] een bekende was van verdachte en [slachtoffer] zichzelf in de situatie heeft gebracht waarin zijn telefoon is weggenomen. Daarnaast heeft verdachte al ruim 6 maanden vastgezeten en is zijn justitiële documentatie zeer beperkt. Daarbij komt dat de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een straatroof 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt geeft. Voor minderjarigen komt dit neer op een taakstraf van 60 uren.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de verdachte aan een op te leggen straf geen bijzondere voorwaarden te verbinden, omdat verdachte zich niet aan deze voorwaarden wil houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof, waarbij hij met zijn mededaders een mobiele telefoon heeft weggenomen. Daarbij is door verdachte en zijn mededaders geweld gebruikt tegen het slachtoffer, door hem veelvuldig te slaan en schoppen, ook toen hij kennelijk weerloos op straat lag.
Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen een telefoon weggenomen, maar bovendien op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Verdachte heeft bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, waarvan een slachtoffer – en zeker een jeugdig slachtoffer als het geval is in onderhavige strafzaak – langdurig last kan hebben. Dat deze straatroof daadwerkelijk een grote impact op het slachtoffer heeft gemaakt, mag alleen al duidelijk zijn uit het feit dat [slachtoffer] heeft verzocht een contactverbod op te leggen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 30 september 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake een vermogensdelict.
De rechtbank houdt voorts rekening met de inhoud van de navolgende rapporten:
  • een reclasseringsadvies (Rechtszitting) van 3 april 2019, opgemaakt in onderhavig parketnummer door E. Aasman, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland;
  • een pro Justitia rapport van 25 september 2019, opgemaakt door drs. M. van Heteren-van Namen , GZ-psycholoog en drs. D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater, op grond van onderzoek gedurende een plaatsing op de ForCa observatieafdeling van het Forensisch centrum Teylingereind;
- een reclasseringsadvies (Rechtzitting) van 20 september 2019, opgemaakt in parketnummer 13/130133-19 door I. Kapteijn, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
De rechtbank ziet, mede gelet op de hierboven genoemde rapportages, geen aanleiding voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
De straf
Om de soort en zwaarte van de op te leggen straf te bepalen zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het in de rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die bij een straatroof uitgaan van de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De rechtbank ziet gelet daarop en op de straffen die doorgaans voor dit soort misdrijven worden opgelegd, geen ruimte voor de oplegging van een gevangenisstraf waarvan een substantieel deel voorwaardelijk, ook al moet worden aangenomen dat verdachte baat heeft bij begeleiding en ondersteuning in een min of meer dwingend kader.
De duur van de thans door de verdachte ondergane preventieve hechtenis, zijnde 198 dagen, staat daaraan in de weg.
Alles afwegend zal de rechtbank volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voornoemd voorarrest.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.289,00. Dit bedrag bestaat uit € 689,00 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] geconcludeerd dat deze geheel kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering ingevolge de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering wat betreft de materiële schade, omdat het opgevoerde bedrag van de Iphone niet overeen komt met het bedrag dat voor de Iphone is gevraagd bij de verkoop. Daarnaast is onvoldoende komen vast te staan dat het de Iphone van [slachtoffer] betreft. Voorts heeft de raadsman verzocht dat de vordering van de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade wordt afgewezen, omdat deze schade niet onderbouwd is en een enkel gevoel van onvrede, onbehagen of spanning geen geestelijk letsel geeft en daarmee geen recht op smartengeld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] zijn vordering tot vergoeding van materiële schade onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het procesdossier wordt slechts duidelijk dat de aan hem ontstolen telefoon niet aan hem maar wel aan een familielid toebehoort. Hij had de telefoon onder zich om deze voor haar te verkopen. De rechtbank zal [slachtoffer] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot materiële schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft € 600,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd. Anders dan de raadsman heeft bepleit is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank deze schade naar billijkheid op
€ 600,00.
De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toewijzen wat betreft de immateriële schade, zijnde € 600,00. Deze schade acht de rechtbank rechtstreeks een gevolg van het bewezenverklaarde. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn/haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte en/of diens medeverdachten niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 4 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
zes (6) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 600,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (merk Apple Iphone 8), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde mobiele telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te laten struikelen en/of te duwen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of slaan en/of stompen (terwijl
die [slachtoffer] op de grond lag).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL2019032499-1, opgemaakt door [verbalisant] , hoofdagent van Politie Midden-Nederland, en gesloten 26 maart 2019, doorgenummerd 1 tot en met 150.
2.Pagina’s 001 en 002.
3.Pagina 002.
4.Pagina 100.
5.Pagina 054.
6.Pagina 055.