ECLI:NL:RBMNE:2019:6568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
659971-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige in Almere

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De feiten hebben zich afgespeeld in de periode van 1 mei 2016 tot en met 23 november 2016 in Almere. De rechtbank heeft op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan na een zitting op 25 september 2019. De verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met een meisje dat op dat moment 14 en 15 jaar oud was, terwijl zij de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet opzettelijk heeft gericht op het hebben van seks met minderjarigen, maar dat hij wel een zware verwijtbaarheid treft voor zijn naïviteit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 dagen geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 4.000,- gevorderd, maar deze vordering is afgewezen omdat onvoldoende bewijs is geleverd voor psychische schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, die op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659981-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Rijen, alsmede de benadeelde partij [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op een of meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2016 tot en met 23 november 2016 in Almere met een meisje dat de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, voor zover dit ziet op het tongzoenen. De bekennende verklaring van verdachte wordt ten aanzien van het tongzoenen niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het procesdossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2017, houdende de verklaring van [aangeefster] , als bijlage opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2016377844, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier gecertificeerd zedenrechercheur van politie Eenheid Midden-Nederland, waarin onder meer door aangeefster wordt verklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn dochter [benadeelde] is op [2001] geboren. [1] Zij heeft gezegd dat ze seks heeft gehad met een volwassen man. [2]
Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden genummerd 2016377844-2 van 7 december 2016, als bijlage opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2016377844, opgemaakt door [verbalisant] , brigadier gecertificeerd zedenrechercheur van politie Eenheid Midden-Nederland, waarin onder meer het volgende door [benadeelde] wordt verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik had via een site mijzelf aangeboden, seks voor geld. In mei 2016 heb ik sex met [verdachte] gehad. Gewoon normaal, penis in de vagina en ik heb hem ongeveer 10 seconden gepijpt. De tweede keer, ongeveer anderhalf tot twee maanden geleden, bond hij mij vast en deed een dildo in mijn anus en vagina. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 25 september 2019 als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt, dat ik in de periode van 1 mei 2016 tot en met 23 november 2016 in Almere twee keer seks heb gehad met [benadeelde] . Alle handelingen zoals op de dagvaarding staan beschreven zijn verricht. Het tongzoenen is gebeurd, zij heeft mij gepijpt en de eerste keer hebben wij geneukt. De tweede keer heb ik twee vibrators gebruikt, zowel vaginaal als anaal. Zij wilde graag anaal genomen worden. [4]
Bewijsoverweging
Het verweer van de raadsvrouw vindt zijn weerlegging in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen. De verklaring van verdachte vindt steun in overige bewijsmiddelen. Het is niet noodzakelijk dat ieder onderdeel van de tenlastelegging wordt ondersteund door minimaal twee bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bekennende verklaring van verdachte, ook op het punt van het tongzoenen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna onder rubriek 5 beschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2016 tot en met 23 november 2016 in de gemeente Almere telkens met [benadeelde] , geboren op [2001] , die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtig handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar (telkens) een of meermalen
  • zich door die [benadeelde] laten pijpen en
  • zijn penis en/of een vibrator in de vagina en/of in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en
  • die [benadeelde] getongzoend.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 dagen, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de strafeis van de officier van justitie te volgen en aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de bijzondere omstandigheden waaronder verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en de gevolgen die het reeds voor hem heeft gehad. Daarnaast heeft zij verzocht in het vonnis te overwegen dat deze veroordeling van verdachte in de toekomst geen (verdere) gevolgen dient te hebben voor het verkrijgen van een VOG.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een op naam van verdachte gesteld uittreksel justitiële documentatie van 14 augustus 2019;
  • een reclasseringsadvies van 4 september 2019, uitgebracht door M. Vogelpoel, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, advies- en toezichtunit Midden-Noord.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende bij de strafoplegging betrokken.
Verdachte heeft een advertentie geplaatst op een internetsite die bedoeld is voor personen boven de 18 jaar. Het slachtoffer heeft hierop gereageerd, waarna zij een afspraak hebben gemaakt om tegen betaling seks te hebben. Overeenkomstig die afspraak heeft hij in zijn woning seks met haar gehad en heeft hij haar daarvoor geld betaald. Enkele maanden later heeft zich een soortgelijke situatie afgespeeld. Hoewel het meisje jong oogde – hij heeft haar leeftijd geschat op 18 jaar – heeft verdachte in dat gegeven en ook voor het overige geen aanleiding gezien om op enig moment haar leeftijd te verifiëren. Nadien is gebleken dat zij slechts 14 jaar oud was toen hij voor het eerst seks met haar had en 15 jaar oud toen dit voor de tweede keer gebeurde. Verdachte heeft dus seksuele handelingen gepleegd met het slachtoffer toen zij tussen de 12 en 16 jaren oud was, welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Dit is strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, waarmee de wetgever de bescherming van jeugdigen tussen 12 en 16 jaren tegen het ondergaan van (vergaande) seksuele handelingen beoogt. Deze strafrechtelijke normering van de algemeen aanvaarde maatschappelijke opvatting over de bij het aangaan van seksuele contacten in acht te nemen leeftijdsgrens was bij verdachte bekend. Verdachte heeft verklaard dat hij te naïef is geweest door te denken dat alleen personen van achttien jaar en ouder zich op de bewuste website zouden begeven. Verdachte treft voor deze naïviteit een zwaar strafrechtelijk verwijt. Hij had in deze verhoudingen op zijn minst genomen de leeftijd van de, ook in zijn ogen erg jonge vrouw moeten controleren.
Bij het bepalen van de strafmaat stelt de rechtbank vast dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte willens en wetens op zoek is geweest naar het hebben van seks met juist jeugdigen van de leeftijdscategorie als hiervoor bedoeld. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat het slachtoffer verdachte heeft misleid. Zij was weliswaar nog erg jong maar heeft toch zeer berekenend gehandeld. Zij wist dat het gedrag van verdachte bij wet strafbaar is gesteld, maar zij heeft doorgezet en daarna geprobeerd verdachte voor duizenden euro’s af te persen. Hierna heeft verdachte op eigen initiatief, bewust van de consequenties van zijn eigen daden, besloten om naar de politie te gaan en zijn verhaal op te biechten.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat de redelijke termijn is overschreden, dat de druk van de strafvervolging door verdachte als erg zwaar is ervaren en dat de kans op recidive door de reclassering als laag wordt ingeschat.
Dit alles maakt dat de noodzaak tot vergelding naar het oordeel van de rechtbank niet (langer) aanwezig is.
Hoewel het bewezenverklaarde feit in zijn algemeenheid zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt, ziet de rechtbank in het voorgaande reden om daarvan af te wijken. De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opleggen. Met deze straf wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Daarbij heeft de rechtbank, naast het hiervoor genoemde, ook het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafvordering in aanmerking genomen. Dit artikel verbiedt rechtbank immers om in onderhavig geval een taakstraf op te leggen, als deze niet in combinatie met een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.”
De rechtbank passeert het verzoek van de raadsvrouw om in dit vonnis op te nemen dat de veroordeling van verdachte in de toekomst niet in de weg dient te staan aan het kunnen verkrijgen van een VOG. De beoordeling van een aanvraag van een VOG is voorbehouden aan de afdeling Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De rechtbank kan niet in deze beoordeling treden en merkt slechts op dat bij een mogelijke toekomstige aanvraag van een VOG de overwegingen in dit vonnis onder de aandacht van Justis kunnen worden gebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [benadeelde] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat er psychische gevolgen zijn ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, dan wel de vordering af te wijzen. Daartoe is enerzijds gesteld dat de vordering een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding nu er teveel civielrechtelijke aspecten bij betrokken zijn en anderzijds een behoorlijke onderbouwing ontbreekt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde] niet, dan wel onvoldoende, aannemelijk heeft gemaakt dat zij psychische klachten ondervindt als gevolg van het bewezenverklaarde om aanspraak te kunnen maken op immateriële schadevergoeding. Dan moet er namelijk sprake zijn van meer dan alleen psychisch onbehagen. Het moet gaan om een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Om dat te kunnen vaststellen moeten er voldoende concrete gegevens aangeleverd worden. Dat heeft [benadeelde] niet gedaan. De rechtbank zal op grond van het voorgaande haar vordering tot immateriële schadevergoeding afwijzen.
Nu de vordering van [benadeelde] wordt afgewezen, zal [benadeelde] in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [benadeelde]
- wijst de vordering van [benadeelde] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.V.M. Gehlen, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en
N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 tot en met
23 november 2016 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland (telkens), met [benadeelde] , geboren op [2001] , die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtig handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar (telkens) een/of meermalen
  • zich door die [benadeelde] laten pijpen/oraal bevredigen en/of
  • zijn penis en/of een vibrator/voorwerp in de vagina en/of in de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
  • die [benadeelde] getongzoend.

Voetnoten

1.Pagina’s 1008 en 1009.
2.Pagina 1010.
3.Pagina 1002 en 1003
4.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 25 september 2019.