In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 september 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die eerder was veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel behandeld, waarbij het bedrag van € 64.687,50 werd geschat als het voordeel dat [verdachte] zou hebben genoten uit de hennepteelt in zijn woning. Tijdens de zitting op 11 september 2019 heeft de officier van justitie zijn vordering toegelicht, terwijl [verdachte] en zijn raadsman geen verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] medeplichtig was aan de hennepteelt en dat hij door zijn woning ter beschikking te stellen, een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan de illegale activiteiten. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op basis van een rapport dat de opbrengst van de hennepstekkerij in de woning van [verdachte] analyseerde. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat [verdachte] een bedrag van € 21.562,50 aan de Staat moet betalen, wat overeenkomt met een derde van het geschatte voordeel. De vordering van de officier van justitie werd voor het overige afgewezen.