ECLI:NL:RBMNE:2019:6566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/659940-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, die eerder was opgelegd bij vonnis van 28 februari 2017. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 3 juli 2019, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. Tijdens de zitting was de veroordeelde niet verschenen, maar waren de officier van justitie, mr. M. Kamper, en de raadsvrouw, mr. P.A.Th Lemmers, aanwezig.

De raadsvrouw voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering, omdat een eerdere vordering tot tenuitvoerlegging op 13 november 2018 al was toegewezen. Dit hoger beroep was kort voor de zitting ingetrokken, waardoor het vonnis onherroepelijk was geworden. De officier van justitie steunde het verzoek van de verdediging en vroeg om niet-ontvankelijkheid van de vordering.

De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vordering, omdat het hoger beroep nog liep ten tijde van de indiening. Echter, gezien de intrekking van het hoger beroep op de zittingsdag, vond de rechtbank het niet meer opportuun om de vordering inhoudelijk te behandelen. De rechtbank wees de vordering tot tenuitvoerlegging af, waarmee de eerdere beslissing onherroepelijk bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer : 16/659940-16
Datum : 21 augustus 2019

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling in de zaak van

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
(hierna te noemen: veroordeelde).

PROCESVERLOOP

op 3 juli 2019 heeft de rechtbank een vordering ontvangen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van 28 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2019, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, mr. M. Kamper, en de raadsvrouw van veroordeelde
mr. P.A.Th Lemmers, advocaat te Amsterdam.
De veroordeelde is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

OVERWEEGT

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 februari 2017 voorwaardelijk aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf van twee maanden. Daartoe heeft zij aangevoerd dat een eerder gedane vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf reeds is toegewezen in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland van 13 november 2018. Het tegen laatstgenoemd vonnis ingestelde hoger beroep is op 21 augustus 2019, kort voor de zitting, ingetrokken en daarmee is het vonnis en de beslissing over de onderliggende vordering tenuitvoerlegging onherroepelijk geworden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij voornoemde schriftelijke vordering de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van 28 februari 2017 voorwaardelijk aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf van twee maanden, omdat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de hem bij dat vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht het standpunt van de verdediging te volgen en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het oordeel van de rechtbank
Ten tijde van het aanbrengen van de vordering liep het hoger beroep nog tegen het vonnis van 13 november 2018. Het Openbaar Ministerie is daarmee ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging. Gelet op de omstandigheid dat de raadsvrouw op de dag van onderhavige terechtzitting het hoger beroep heeft ingetrokken en het vonnis van 13 november 2018 daarmee onherroepelijk is geworden, acht de rechtbank het niet meer opportuun om de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling nogmaals inhoudelijk te behandelen en, indien gegrond, nogmaals toe te wijzen. De rechtbank is van oordeel dat de vordering om die reden moet worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:
-
wijst afde vordering van 6 juni 2019 van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 28 februari 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gegeven door mr. N.V.M. Gehlen, voorzitter, mr. H.J. Bos en mr. M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2019.
De officier van justitie in het arrondissement Midden-Nederland brengt vorenstaande beslissing ter kennis van de aan ommezijde vermelde persoon, alsmede ter kennis van mr. P.A.Th Lemmers, advocaat te Amsterdam, belast met het verlenen van bijstand.
,
De officier van justitie,