ECLI:NL:RBMNE:2019:6563

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/025306-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, mishandeling en verzet tegen politieambtenaren

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juni 2019, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroven van een slachtoffer, mishandeling en verzet tegen politieambtenaren. De feiten vonden plaats op 30 januari 2019 in de gemeente Noordoostpolder. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 5 juni 2019, waar de officier van justitie, mr. F.M. van Lenthe, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.N. de Bruijn, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte onder andere het vasthouden van het slachtoffer en het dwingen om te rijden naar de huisarts van de verdachte, alsook het mishandelen van het slachtoffer en het verzet tegen de politie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/025306-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 juni 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) in het jaar 1970,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] , te [plaatsnaam] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.M. van Lenthe en van hetgeen verdachte en mr. M.N. de Bruijn, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
primair
op 30 januari 2019 in [woonplaats] opzettelijk [slachtoffer] van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
subsidiair
op 30 januari 2019 in [woonplaats] [slachtoffer] door geweld of door bedreiging met geweld heeft gedwongen iets te doen, namelijk het plaatsnemen op de bestuurdersstoel van de auto van die [slachtoffer] en/of het rijden naar de huisarts van verdachte;
2
op 30 januari 2019 in [woonplaats] [slachtoffer] heeft mishandeld;
3
op 30 januari 2019 in [woonplaats] zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen een of meer politieambtenaren.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Partiële vrijspraak
De rechtbank overweegt ter zake het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde slaan door verdachte van aangeefster [slachtoffer] het volgende. Zoals door de raadsvrouw bepleit, lopen de verklaringen van aangeefster omtrent het slaan door verdachte uiteen. Zo heeft aangeefster direct na het incident verklaard dat verdachte tegen haar zei “kom maar mee naar de auto”, waarna zij zich wilde losrukken en zij werd geslagen op haar
linkeroog. Aangeefster heeft bij haar aangifte echter verklaard dat zij
inde auto zat en op dat moment door verdachte op haar
rechteroog werd geslagen. Gelet op de discrepantie tussen de voornoemde verklaringen van aangeefster, in combinatie met de afwezigheid van een letselverklaring of –foto, dient verdachte naar het oordeel van de rechtbank van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, voor zover dit ziet op het slaan van [slachtoffer] in/tegen het hoofd/gezicht.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
primair
op 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] bij de hand en arm vast te pakken en in de richting van haar auto te bewegen en op de bestuurdersstoel van haar auto plaats te laten nemen en tegen die [slachtoffer] te zeggen “breng mij naar de dokter” en “ik moet naar de dokter, rijden” en bij de arm vast te (blijven) houden terwijl die [slachtoffer] de auto bestuurde;
2
op 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer] heeft mishandeld door de arm van die [slachtoffer] (met kracht) op de rug te draaien en die arm (vervolgens) vast te houden;
3
op 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [A] en [B] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met de noodhulpdienst, door zich meermalen (met kracht) los te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en schoppende bewegingen te maken in de richting van een van die ambtenaren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van 1 primair:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Ten aanzien van 2:
mishandeling;
Ten aanzien van 3:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte is niet strafbaar, gelet op de pro Justitiarapportages van gezondheidszorgpsycholoog T. ’t Hoen van 2 april 2019 en psychiater C.A.J. Veldman van 10 april 2019, omdat hetgeen hem ten laste is gelegd hem wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend. Verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient, voor zover een of meer feiten bewezen worden verklaard, te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hetgeen hem ten laste is gelegd wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het beoordelen van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank onder meer kennis genomen van de rapporten van gezondheidszorgpsycholoog T. ’t Hoen van 2 april 2019 en psychiater C.A.J. Veldman van 10 april 2019. Hierin staat onder meer dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis door (aanvallen van) temporale epilepsie. De stoornis was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.
De realiteitstoetsing van verdachte was volledig verstoord. Dientengevolge was er sprake van ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, waardoor verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten geen andere mogelijkheden had om zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen. Het denken en handelen worden op dit soort momenten namelijk volledig aangestuurd/ingegeven door het psychotisch toestandsbeeld. Zowel de gezondheidspsycholoog als de psychiater adviseert om de feiten niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is op basis van de rapporten van gezondheidszorgpsycholoog T. ’t Hoen en psychiater C.A.J. Veldman in samenhang met de overige inhoud van het procesdossier van oordeel dat de onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is. Zij zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Zij acht het niet opportuun om toepassing te geven aan artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, omdat deze maatregel in het door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onder parketnummer 21/004660-18 gewezen arrest reeds is opgelegd en het ingestelde beroep in cassatie tegen deze beslissing namens verdachte is ingetrokken, waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet op te leggen, omdat deze maatregel reeds door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is opgelegd bij arrest van 8 mei 2019. Het ingestelde beroep in cassatie tegen deze beslissing is namens verdachte ingetrokken, waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouw overgelegd het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, inhoudende een veroordeling van verdachte onder parketnummer 21/004660-18, waarbij het hof heeft gelast dat verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van één jaar. Voorts heeft de raadsvrouw overgelegd een faxbevestiging, waaruit blijkt dat op 5 juni 2019 om 09:04 uur, zijnde vier minuten na de aanvang van de behandeling van onderhavige strafzaak, het cassatieberoep in de zaak met parketnummer 21/004660-18 is ingetrokken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Zoals hiervoor is overwogen, zal verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging op de grond dat hij wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet strafbaar is.
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of aan verdachte een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de genoemde rapporten van de deskundigen
’T Hoen en C.A.J. Veldman. Zoals hiervoor besproken bij de strafbaarheid van verdachte staat hierin onder meer dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotische stoornis door (aanvallen van) temporale epilepsie, dat deze stoornis ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig was en deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedde.
De deskundigen hebben geadviseerd om verdachte te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis (met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht), omdat bij verdachte sprake is van een chronische aandoening die niet meer over zal gaan en het essentieel is dat hij (door een neuroloog) adequaat ingesteld wordt en blijft op anti-epileptische medicatie en dat hij meer intensief wordt begeleid en gecontroleerd. Daarom is een klinische opname in een setting waar men voldoende kennis heeft op het gebied van dergelijke pathologie gewenst. Het voorgaande kan gerealiseerd worden in een psychiatrisch ziekenhuis. Verdachte zal daar een voldoende lange periode een passende dosering anti-epileptica op de juiste tijden moeten innemen. Dan pas kan worden beoordeeld of de epilepsie goed behandeld kan worden of dat er aanvallen door de behandeling zullen breken. Na een dergelijke fase kan worden beoordeeld welke vorm van resocialisatie en nazorg voor verdachte geboden zal zijn. Indien het voorgaande geen doorgang vindt, wordt het risico op vergelijkbare onvoorspelbare en agressieve impulsdoorraken als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, opgemaakt op 14 mei 2019 door reclasseringswerker [C] , waarin de reclassering zich conformeert aan het gegeven advies van voornoemde deskundigen.
De rechtbank begrijpt het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, dat het niet opportuun is om tweemaal dezelfde maatregel op te leggen, maar ziet desondanks toch aanleiding om conform het advies van de deskundigen nogmaals toepassing te geven aan artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht ter voorkoming dat verdachte, voordat de opname in een psychiatrisch ziekenhuis gerealiseerd kan worden, onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2019 (onder parketnummer 21/004660-18), waarbij de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is opgelegd, weliswaar inmiddels onherroepelijk is, maar dat nog onbekend is wanneer een opname van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis daadwerkelijk kan plaatsvinden. Daarbij is van belang dat de voorlopige hechtenis onder voornoemd parketnummer met ingang van 24 november 2017 door de rechter-commissaris onder voorwaarden is geschorst, welke schorsing niet is opgeheven. Die voorlopige hechtenis en daarmee de voorwaarden zijn door het onherroepelijk worden van het arrest niet meer van kracht. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank er niet zonder meer vanuit gaan dat verdachte direct na het onherroepelijk worden van onderhavige zaak, wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis ingevolge de uitspraak van 8 mei 2019 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, terwijl het recidivegevaar, kort gezegd, zonder behandeling als hoog wordt ingeschat. De rechtbank acht een dergelijke situatie onwenselijk en is van oordeel dat het belang van verdachte en de veiligheid van de samenleving vergen dat verdachte vanuit zijn huidige voorlopige hechtenis zo spoedig mogelijk wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank oordeelt op grond van al het voorgaande dat het gevaar voor de algemene veiligheid van goederen en personen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis van verdachte voor een termijn van één jaar eist.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 180, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van die feiten;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.V.M. Gehlen, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en
B.G.W.P. Heijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2019.
Mr. B.G.W.P. Heijne is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] bij de hand en/of arm vast te pakken en/of in de richting van haar auto te bewegen en/of op de bestuurdersstoel van haar auto plaats te laten nemen en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen "breng mij naar de dokter” en/of “ik moet naar de dokter, rijden" en/of die [slachtoffer] te slaan in/tegen het hoofd/gezicht en/of bij de arm vast te (blijven) houden terwijl die [slachtoffer] de auto bestuurde;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het plaatsnemen op de bestuurdersstoel van de auto van die [slachtoffer] en/of het rijden naar de huisarts van verdachte,
door die [slachtoffer] bij de hand en/of arm vast te pakken en/of in de richting van haar auto te bewegen en/of op de bestuurdersstoel van haar auto plaats te laten nemen en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen "breng mij naar de dokter” en/of “ik moet naar de dokter, rijden" en/of die [slachtoffer] te slaan in/tegen het hoofd/gezicht en/of bij de arm vast te (blijven) houden terwijl die [slachtoffer] de auto bestuurde;
2
hij op of omstreeks 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder [slachtoffer] heeft mishandeld door de arm van die [slachtoffer] (met kracht) op de rug te draaien en/of die arm (vervolgens) vast te houden en/of die [slachtoffer] in/tegen het hoofd/gezicht te slaan;
3
hij op of omstreeks 30 januari 2019 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [A] en/of [B] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten belast met de noodhulpdienst, door zich meermalen, althans éénmaal, (met kracht) los te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of schoppende bewegingen te maken in de richting van die ambtena(a)r(en).