ECLI:NL:RBMNE:2019:6558

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
652672-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging, verzet en bedreigingen met dodelijke afloop in Lelystad en Almere

Op 6 maart 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere bedreigingen en beledigingen. De zaak kwam voort uit incidenten die plaatsvonden op 6 september en 25 oktober 2018 in Lelystad en Almere. De verdachte heeft op verschillende momenten slachtoffers bedreigd met de dood en beledigingen geuit richting ambtenaren tijdens hun werkzaamheden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De officier van justitie achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor een aantal punten. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen intrinsieke motivatie had om zich te laten behandelen, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf van 18 dagen op te leggen, met aftrek van het voorarrest. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor geestelijk letsel. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en het gebrek aan respect voor de publieke orde en veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652672-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 maart 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te district [naam district] (Suriname),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [straatnaam] [nummeraanduiding 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie H.J. Starrenburg en van hetgeen de raadsman van verdachte mr. E.M. Steller, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1:
op 6 september 2018 in Lelystad [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood;
2:
op 6 september 2018 in Almere [A] heeft bedreigd met de dood;
3:
op 6 september 2018 in Almere een ambtenaar, [A] , tijdens zijn werkzaamheden heeft beledigd;
4:
op 6 september 2018 in Almere zich heeft verzet tegen ambtenaren, [A] , [B] en/of [C] , tijdens zijn aanhouding en fouillering;
5:
op 25 oktober 2018 in Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met de dood;
6:
op 25 oktober 2018 in Almere [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de dood.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 5 en 6 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat er geen proces-verbaal van herkenning is, waaruit blijkt dat verdachte de persoon is die daadwerkelijk heeft gebeld. Daarnaast is er geen sprake geweest van een reële dreiging, omdat verdachte het niet zo zeer op de [functie 1] , maar op de politie had gemunt.
Met betrekking tot het onder 2 en 5 ten laste gelegde dient er volgens hem wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs vrijgesproken te worden nu de aangifte niet ondersteund wordt.
De raadsman heeft bij het onder 6 ten laste gelegde opgemerkt dat gelet op de camerabeelden het overtuigende bewijs ontbreekt.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde [1]
Op 6 september 2018 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Hij was op diezelfde dag werkzaam als [functie 1] bij de [......] . Om ongeveer 22:50 uur kwam er een 112 oproep binnen voor de [.] . De melder bedreigde [slachtoffer 1] door te zeggen: “Ik kom met een bomgordel binnen en maak je dood. Ik maak je vrouw en kinderen dood”. Aangever verklaarde dat hij zich bedreigd voelde door deze woorden. [2]
Op 7 september 2018 heeft een verbalisant de door de meldkamer aangeleverde geluidsbestanden beluisterd. [3] Hij hoorde hierin de volgende zinsneden: “Totdat wij hier met een bomgordel binnen komen en ik jou opblaas” en “ik maak je dood”. [4]
Op 8 september 2018 heeft een verbalisant onderzoek gedaan in de politie systemen naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betrof het telefoonnummer van de persoon welke op
6 september 2018 een medewerker van de meldkamer [...] had bedreigd. Bij het invoeren van het telefoonnummer in het BVI-IB, kwam naar voren dat het telefoonnummer op naam stond van [verdachte] . [functie 2] [D] belde het nummer terug, hierbij kreeg hij verdachte [verdachte] aan de telefoon. [5]
Op 7 september 2018 is verdachte gehoord betreffende de meldingen en de bedreiging. In dit verhoor gaf een van de verhorend verbalisanten aan dat hij de band heeft gehoord en de stem van verdachte heeft herkend. [6]
Naar aanleiding van de bedreiging, welke door verdachte is geuit jegens de [...] [functie 1] , was [A] op 6 september 2018 belast met de aanhouding van verdachte op de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam] . Verbalisant [A] hoorde dat de verdachte hem beledigde met de woorden: “Vieze witte blanke klootzak. Kijk me aan. Ik onthoud je kop en kom je tegen.”. [7] Daarnaast hoorde hij dat de verdachte hem bedreigde met de woorden: “ik ga je doodsteken en in stukjes snijden. Ik ben Molukker en ik ga jullie doodmaken”. [8]
Verbalisant [B] heeft het volgende gerelateerd over de aanhouding. Hij ging samen met zijn collega [C] naar de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] . Daar zag hij collega’s [A] en [E] , die al ter plaatse waren. Hij hoorde collega [A] zeggen, nadat het telefonisch contact was verbroken, dat [verdachte] zei dat hij ons dood ging maken en dat hij ons in stukjes ging snijden. Vervolgens greep [B] [verdachte] bij zijn rechterarm. Hij probeerde [verdachte] naar zich toe te trekken en voelde dat [verdachte] in tegengestelde richting trok. Hij hoorde collega [C] zeggen dat [verdachte] aangehouden was voor bedreiging. [B] probeerde de linkerarm van [verdachte] te strekken. Hij voelde dat [verdachte] hier weerstand aan bood door met kracht in tegengestelde richting te bewegen. [9] Hij zag dat [verdachte] met zijn linkerbeen een schoppende beweging maakte richting collega [A] . Hij hoorde dat [verdachte] richting collega [A] zei: “Vieze witte blanke klootzak.” Vervolgens zag hij dat [verdachte] weer een schoppende beweging maakte richting collega [A] . [10]
Verbalisant [C] heeft gerelateerd dat hij op 6 september 2018 in Almere samen met collega [B] getracht heeft verdachte onder controle te brengen. Verdachte wilde daarbij naar voren bewegen terwijl [C] de arm van verdachte op zijn rug probeerde te brengen. Na het omdoen van transportboeien zag [C] dat verdachte onverwacht, krachtig naar achteren schopt in de richting van collega [A] . [11]
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde [12]
Op 26 oktober 2018 heeft aangeefster [slachtoffer 3] verklaard dat zij op 25 oktober 2018 werkzaam was bij [naam instelling] gelegen op de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] te [stadsdeel] . Zij hoorde dat er iemand aanbelde en voor de centrale toegangsdeur van [naam instelling] stond te schreeuwen. Deze persoon herkende zij als [verdachte] . Zij hoorde hem zeggen “Als je naar buiten komt ga ik je keel doorsnijden en in elkaar slaan”. [13]
Op 26 oktober 2018 heeft aangeefster [slachtoffer 2] verklaard dat zij samen met [slachtoffer 3] werkzaam was op de locatie [straatnaam] [nummeraanduiding 2] te [woonplaats] voor [naam instelling] . [14] Zij zag, middels de camera, dat [verdachte] voor de voordeur van het pand stond. Hij bonsde op de deur. Zij zag dat haar collega [voornaam van slachtoffer 3] richting de voordeur van het pand liep. Zij liep toen ook die kant op. Zij hoorde dat [verdachte] tegen [voornaam van slachtoffer 3] zei: “ik kom naar binnen en snijd je strot door.” Zij liep naar het kantoor waar zij altijd zit. Daar bevindt zich een raam waardoor je, omdat het op dat moment donker was, wel van buiten naar binnen kunt kijken, maar niet van binnen naar buiten. Zij hoorde stem van [verdachte] schreeuwen vlakbij het raam. Zij hoorde dat hij heel boos en dreigend zei: “Jij vieze vuile zwarte hoer. Ik wacht buiten op je en als ik je zie, maak ik je af.” [15]
De camerabeelden van die avond zijn uitgekeken. [verdachte] werd hierop door de verbalisant herkend. [16]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat zij op basis van de wettige bewijsmiddelen ook de overtuiging heeft dat verdachte heeft gebeld naar de [.] . Tijdens het verhoor van verdachte op 7 september 2018 geeft één van de verbalisanten aan dat hij de stem op de geluidsband – met daarop de bedreiging – herkent als de stem van verdachte. Het voorgaande maakt dat het verweer van de raadsman wordt verworpen. Ten aanzien van het verweer dat er geen sprake is geweest van een reële dreiging overweegt de rechtbank dat gelet op de geuite bedreiging er bij [slachtoffer 1] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de deze bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd, daarbij dient de zin “totdat wij met een bomgordel binnenkomen en ik jou opblaas” in de context van het gesprek worden gelezen, waardoor ook deze zin als reële dreiging moet worden bezien. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van [A] te twijfelen. Deze aangifte vindt ondersteuning in het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door collega [B] . Daarnaast constateert de rechtbank dat de aangifte van [A] met betrekking tot de bedreiging op 7 september 2018 om 01:17 uur is opgenomen en de aangifte van [A] met betrekking tot de belediging op 7 september 2018 om 01:21 uur. Ondanks het feit dat de paginanummering mogelijk anders doet vermoeden, heeft aangeefster eerst aangifte gedaan van bedreiging en toen pas van belediging. Het standpunt van de raadsman geeft blijk van een onjuiste lezing van het dossier. Het voorgaande maakt dat het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor genoemde aangifte van [A] en de processen-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [B] en [C] , met uitzondering van het gedeelte waarin verdachte wordt verweten trappende bewegingen richting [C] te hebben gemaakt, nu de onder voetnoot 11 genoemde verklaring van [C] rept van trappende bewegingen in de richting van [A] .
Ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht de stelling van de raadsman dat er sprake zou zijn van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs onjuist. De bedreigingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] moeten naar het oordeel van de rechtbank in onderlinge samenhang worden bezien. Deze handelingen betreffen elkaar opvolgende gedragingen. De aangiftes van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ondersteunen elkaar. Daarnaast wordt verdachte, ten aanzien van beide feiten, op de plaats delict geplaatst middels de camerabeelden. Er is derhalve geen sprake van één bewijsmiddel ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 2] . Het voorgaande maakt dat het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank acht het onder 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 6 september 2018 te Lelystad, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “totdat wij met een bomgordel binnenkomen en ik jou opblaas” en “ik maak je dood”
2.
op 6 september 2018 te Almere, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je doodsteken en in stukjes snijden”;
3.
op 6 september 2018 te Almere opzettelijk een ambtenaar, te weten [A] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door woorden, heeft beledigd, door aan voornoemde [A] de woorden toe te voegen: “vieze witte blanke klootzak”;
4.

op 6 september 2018 te Almere, zich met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaren, [A] , [B] en [C] , werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten de aanhouding en fouillering van verdachte, door zich in tegengestelde richting te bewegen als waarin voornoemde verbalisanten hem trachtten te bewegen

5.
op 25 oktober 2018 te Almere, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “ik wacht buiten op je en als ik je zie maak ik je af”;
6.

op 25 oktober 2018 te Almere, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: “als je naar buiten kom ga ik je keel doorsnijden”;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Onder 1, 2, 5 en 6, telkens:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Onder 3:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Onder 4:wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 dagen met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de gevorderde gevangenisstraf, die gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat deze zaak ter terechtzitting gelijktijdig is behandeld met de zaak tegen verdachte onder parketnummer 16/171004-18. Daarbij zij opgemerkt dat het, ook volgens de officier van justitie, in de rede had gelegen beide zaken te voegen, welke voeging echter stuitte op beletselen van technische, met dossierbeheer samenhangende (GPS en Compas), aard. De officier van justitie heeft in die strafzaak tegen verdachte gevorderd dat wordt volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman kon zich vinden in de strafeisen van de officier van justitie.
De rechtbank heeft gelijktijdig in beide zaken vonnis gewezen en gelet op het geheel bepaald dat in die strafzaak, gelet op de persoon van verdachte, zal worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een fors aantal hinderlijke feiten, namelijk het bedreigen en beledigen (van ambtenaren in functie), het bedreigen van medewerkers van [naam instelling] en wederspannigheid. Verdachte heeft zich hiermee in woord en daad verzet tegen de normale en gewenste omgangsvormen. Opsporingsambtenaren handelen ter handhaving van de orde, veiligheid en rust in de samenleving. Dat verdachte zich op de bewezenverklaarde wijze heeft gedragen tegen de betreffende opsporingsambtenaar, is kwalijk en getuigt van gebrek aan respect voor het publieke belang dat zij dienen. De medewerksters van [naam instelling] proberen gewoon hun werk te doen. Het handelen van verdachte zorgt voor angst bij de slachtoffers. Ook in de samenleving zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid en worden zij afgekeurd. Verdachte heeft zich daaromtrent echter op geen enkele wijze bekommerd. Verdachte lijkt zich niets gelegen te laten liggen aan de samenleving/maatschappij om hem heen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 september 2018, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet onherroepelijk voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende rapportages:
- Het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 april 2017, opgesteld door [F] , reclasseringswerker, in parketnummer 15/250963-16;
- Het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland 7 september 2018, opgesteld door [G] , reclasseringswerker, waaruit blijkt dat verdachte te kampen heeft met problematiek op diverse leefgebieden. Daarbij geeft de reclassering aan dat, mocht verdachte geen psychische hulpverlening krijgen, het recidiverisico hoog/gemiddeld wordt ingeschat. Verdachte geeft daarentegen aan dat hij geen medewerking wil geven aan een reclasseringstoezicht;
- het consult strafrechtspleging van 21 september 2018 opgesteld door C. Knoppers , zijnde een psychiater;
- het pro Justitia rapport van 28 november door psychiater dr. E.H. van Barneveld. Hieruit volgt dat sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Van Barneveld adviseert verdachte een behandeling te laten ondergaan bij een forensische psychiatrische polikliniek. Deze behandeling zou moeten zijn gericht op het versterken van de frustratietolerantie, het verbeteren van de agressieregulatie bij de gestelde narcistische persoonlijkheidsstoornis en zich tevens moeten richten op het beperken van overmatig alcoholgebruik. Verdachte heeft bij de bespreking van dit rapport aangegeven dat hij zich niet kan vinden in het interventieadvies en dat alcohol voor hem geen risicofactor is;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 december 2018, opgesteld door [H] , reclasseringswerker, in parketnummer 16/171004-18.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit zoals hiervoor beschreven, alsmede met het oog op een juiste normhandhaving, een straf behoort te worden opgelegd die vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank acht het daarnaast zonneklaar dat hulp passend en noodzakelijk is voor verdachte. De houding van verdachte richting de aangeboden hulp en de conclusies van de rapportages geven blijk van een afwezigheid van intrinsieke motivatie om zich te laten behandelen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke straf in combinatie met bijzondere voorwaarden geen meerwaarde toekomt.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van € 250,00 volledig voor toewijzing vatbaar is. Daarbij heeft hij gevorderd dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente sinds de dag waarop het feit jegens [slachtoffer 1] werd gepleegd, te weten 6 september 2018, tot die van voldoening en dat hierbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een schadevergoeding niet op zijn plaats is en dat de benadeelde partij in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het aanhoren van de door de verdachte gedane uitspraken buitengewoon vervelend is. Nu in dit geval geen sprake is van lichamelijk letsel of aantasting van de eer en goede naam, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een andere aantasting in zijn persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de beantwoording van die vraag moeten voldoende concrete gegevens worden aangevoerd om te kunnen vaststellen of sprake is van geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De benadeelde partij heeft, anders dan zijn eigen verklaring, geen rapportage door een deskundige of andere concrete gegevens aangevoerd. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de impact die dit feit op de benadeelde partij heeft gehad, kan de rechtbank op grond van het voorgaande niet vaststellen dat sprake is van een in de psychiatrie algemeen erkend ziektebeeld. Dit heeft tot gevolg dat de vraag of er sprake is van een andere aantasting in zijn persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW, ontkennend moet worden beantwoord.
De rechtbank zal de vordering afwijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en
H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 maart 2019.
Mrs. R. Veldhuisen en Van Dreumel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 06 september 2018 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: “totdat wij met een bomgordel binnenkomen en ik jou opblaas” en/of “ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 06 september 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je doodsteken en in stukjes snijden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 06 september 2018 te Almere opzettelijk een ambtenaar, te weten [A] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door woorden en/of feitelijkheden, heeft beledigd, door aan voornoemde [A] de woorden toe te voegen: “vieze witte blanke klootzak, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 06 september 2018 te Almere, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaren, [A] , [B] en/of [C] , werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten de aanhouding en/of fouillering van verdachte, door zich in tegengestelde richting te bewegen als waarin voornoemde verbalisanten hem trachtten te bewegen en/of door trappende bewegingen te maken in de richting van voornoemde [C] ;
5.
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “ik wacht buiten op je en als ik je zie maak ik je af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: “als ik naar buiten kom ga ik je keel doorsnijden”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte relaas proces-verbaal met nummers 2018259018, 2018259059, 2018259057, 2018259051 en 2018259049, opgemaakt door [I] , [functie 3] , en gesloten op 8 september 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 60.
2.Pagina 19.
3.Pagina 28.
4.Pagina 31.
5.Pagina 35.
6.Pagina 54.
7.Pagina 21.
8.Pagina 23.
9.Pagina 10.
10.Pagina 11.
11.Pagina 13.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte relaas proces-verbaal met nummers 2018308898 en 2018308946, opgemaakt door [J] , [functie 4] bij politie eenheid Midden-Nederland, [naam team] , en gesloten op 27 oktober 2018, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 53.
13.Pagina 11.
14.Pagina 8.
15.Pagina 9.
16.Pagina’s 22 en 23.