ECLI:NL:RBMNE:2019:6554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
16/652394-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van cartridges door verdachte in meerdere winkels

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen van cartridges. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand. De zaak kwam aan het licht na diefstallen die plaatsvonden op 31 maart 2017 in Nieuwegein, 9 januari 2018 in Leusden en 6 maart 2018 in Nootdorp. Tijdens de zitting op 22 augustus 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. R.E. Craenen, eiste een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M. Kuipers, vrijspraak voor feit 1 bepleitte vanwege onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was voor feit 1, maar dat de diefstallen in Leusden en Nootdorp wel bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 1, maar bewezen verklaard dat hij op 9 januari 2018 in Leusden een cartridge heeft gestolen en op 6 maart 2018 in Nootdorp meerdere cartridges heeft weggenomen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, en heeft besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij Bruna Nootdorp toegewezen tot een bedrag van € 391,05, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652394-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam, namens verdachte naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de toelichting gegeven door mw. L.O.F. Luypaert, werkzaam als reclasseringsmedewerker bij Iriszorg.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 22 augustus 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 31 maart 2017 te Nieuwegein, samen met (een) ander(en), 20 cartridges heeft weggenomen toebehorende aan Sligro Nieuwegein;
feit 2: op 9 januari 2018 te Leusden, een of meerdere cartridges heeft weggenomen toebehorende aan Bruna Leusden;
feit 3: op 6 maart 2018 te Nootdorp, samen met (een) ander(en), een of meerdere cartridges heeft weggenomen toebehorende aan Bruna Nootdorp;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat zich in het dossier onvoldoende wettig bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring te komen van dit feit. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd verdachte vrij te spreken voor dit feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien het onder feit 1 ten laste gelegde aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en verzoekt zijn cliënt dan ook vrij te spreken voor dit feit vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de drie screenshots van de camerabeelden in het dossier, in combinatie met de processen-verbaal van herkenning, onvoldoende bevestigen dat het verdachte betreft. De raadsman verzoekt dan ook zijn cliënt vrij te spreken voor dit feit. De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en gewezen op de bekennende verklaring van zijn cliënt voor dit feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
vrijspraak feit 1
De rechtbank is van oordeel, met de officier van justitie en de raadsman, dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank is geen wettig bewijs aanwezig voor de wegnemingshandeling van de cartridges uit de winkel door verdachte en/of zijn medeverdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
4.3.2.
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De verklaring van aangeefster [aangeefster] die aangifte deed namens Bruna, inhoudende:
Zij(…) verklaarde (…) over het (…) incident, dat plaatsvond (…) tussen dinsdag 9 januari 2018 te 12:00 uur en (…) 12:15 uur (…)
Op dinsdag 9 januari 2018(…) was ik werkzaam (…) in de Bruna … te Leusden. (…) Ik zag op camera drie (3) , die zicht heeft op de kassa, dat er een man bij de cartridges stond. (…) Ik zag dat de man iets aan de onderzijde uit de etalage pakte. [2]
Ik zag (…) dat de man (…) de winkel verliet. Ik ben toen direct naar de etalage van de cartridges gelopen (…). Bij de etalage aangekomen, zag ik direct dat er een (1) cartridge was gestolen. Ik zag dit, omdat wij tien (10) minuten voordat de man in de winkel kwam de cartridges hadden aangevuld. [3]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] inhoudende:
Na aanleiding van een diefstal (…) bij de Bruna (…) heb ik(…) de beelden uitgekeken die opgenomen zijn in de winkel ten tijde van de diefstal. (…)De tijden waartussen de verdachten zijn handelingen doet, die weergegeven worden op de beelden zijn 19:14:53 en 19:17:42. Deze tijden kloppen niet met de werkelijke pleegtijd.
(…)
- Ik zag dat de verdachte bukte om iets te pakken uit de onderkant van het schap. (…)
- Ik zag dat de verdachte hetgeen hij uit het schap pakte, met zijn rechterhand overgaf naar zijn linkerhand (...)
- Ik zag dat de verdachte met zijn rechterhand een rits opende van zijn jas. (...)
- Ik zag dat de verdachte 4 seconden in een hoek van de winkel plaatsnam uit het zicht van de camera’s. (…) [4]
- Ik heb de verdachte geen producten af zien rekenen aan de kassa’s. [5]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] inhoudende:
ik [las] een email waarin een herkenning werd gevraagd van een man, welke een winkeldiefstal had gepleegd in Leusden (…) bij een Bruna winkel. Ik zag dat er drie (3) foto’s als bijlagen bij de email waren gevoegd.
De man op de foto’s herkende ik ambtshalve als;
[verdachte]
(…)
Op dinsdag, 1 augustus 2017, heb ik (…) [verdachte] vervoerd (…). [6]
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
Verdachte heeft ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Bruna Nootdorp van 9 maart 2018; [7]
- het proces-verbaal van verhoor d.d. 20 april 2018 inhoudende de bekennende verklaring van verdachte. [8]
4.3.2.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting heeft de raadsman bepleit, ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde, dat de drie screenshots van de camerabeelden onvoldoende onderscheidende persoonskenmerken laten zien om te komen tot herkenning van zijn cliënt.
De rechtbank overweegt dat de desbetreffende stills in het dossier van goede kwaliteit zijn en de betrokken persoon op een aantal hiervan vrijwel recht in de camera kijkt. Anders dan door de verdediging is gesteld, acht de rechtbank de stills van voldoende kwaliteit om daar een herkenning op te kunnen baseren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen aanleiding is om aan het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] te twijfelen. Daarnaast bevindt zich een tweede proces-verbaal van herkenning in het dossier op basis van dezelfde stills, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] (
pagina 30), die de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] ondersteunt. Ten aanzien van de herkenning zijn de waarnemingen van de verbalisanten afzonderlijk van elkaar gedaan en geverbaliseerd, waarbij is vermeld dat de verbalisanten beiden eerder met verdachte in aanraking zijn gekomen. De rechtbank ziet derhalve geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman. Voor het overige vinden de verweren van de raadsman hun weerlegging in de voornoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 09 januari 2018 te Leusden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een cartridge, toebehorende aan Bruna Leusden;
feit 3
op 06 maart 2018 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere cartridges, toebehorende aan Bruna Nootdorp;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder
feit 2en
feit 3bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 2: diefstal
Feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat het volgende naar voren gebracht. De raadsman heeft benadrukt dat de onderhavige feiten dateren van voor de laatste veroordeling van zijn cliënt, op 4 juni 2019. Sindsdien heeft hij schoon schip gemaakt en de raadsman verzoekt zijn cliënt een kans te geven door hem een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Subsidiair verzoekt de raadsman aan zijn cliënt een korte vrijheidsstraf op te leggen, inclusief een voorwaardelijk deel, met de voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd door de reclassering met uitzondering van het begeleid wonen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal diefstallen van cartridges, beiden gepleegd bij de Bruna. Verdachte heeft met zijn handelwijze aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen, hij heeft geen oog gehad voor de schade die hij heeft veroorzaakt en hij heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin, nu hij ten aanzien van de diefstal in Nootdorp heeft verklaard dat hij de cartridges heeft doorverkocht via marktplaats.nl. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte van 21 augustus 2019 blijkt dat verdachte zich meerdere malen eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke misdrijven, waarbij de laatste veroordeling zeer recent is geweest, te weten 4 juni 2019. Daarnaast blijkt uit het strafblad dat verdachte eerder een fors voorwaardelijk strafdeel is opgelegd voor een soortgelijk feit, hetgeen verdachte er klaarblijkelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. Dit weegt de rechtbank eveneens in het nadeel van verdachte mee.
Omtrent verdachte heeft de reclassering Iriszorg een rapport d.d. 16 augustus 2019 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door L.O.F. Luypaert, reclasseringswerker, wordt weergegeven dat het toezicht, in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in onderhavige zaak, moeizaam verloopt. De rapporteur heeft geconcludeerd dat een stabiele basis moet worden gecreëerd, in de vorm van begeleid wonen, waarna er door behandeling kan worden gekomen tot gedragsverandering. De rapporteur heeft op zitting haar rapportage toegelicht en heeft benadrukt dat de instabiliteit vooral wordt veroorzaakt door de dakloosheid van verdachte. De reclassering ziet in het opleggen van de bijzondere voorwaarde van plaatsing in een vorm van begeleid wonen de enige mogelijkheid om zicht te krijgen op de verschillende leefgebieden van verdachte. De rapporteur benadrukt verder dat pas nadat verdachte enige tijd is geplaatst in een begeleid wonen-setting, en zijn leefomstandigheden zijn gestabiliseerd, zal kunnen worden gestart met een behandeltraject. De rapporteur stelt dat op grond van haar professionele zienswijze de kans op recidive, in afwijking met de in de rapportage berekende recidive-kans, moet worden ingeschat als zeer hoog.
De reclassering heeft geadviseerd, en op zitting haar advies herhaald, indien verdachte schuldig wordt bevonden aan hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – dezelfde voorwaarden als geformuleerd bij zijn schorsingstoezicht en daaraan toegevoegd de bijzondere voorwaarde dat verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd dan wel begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat verdachte sinds 23 april 2018 geschorst is in de onderhavige zaak. Bij deze schorsing is een uitgebreid en afgemeten kader van hulpverlening opgestart waar verdachte destijds gemotiveerd voor was dit goed na te leven. Ondanks deze hulpverlening heeft verdachte zich niet kunnen motiveren de voorwaarden na te leven en te werken aan zijn verschillende problematische leefgebieden. Uit het reclasseringsrapport blijkt ook dat verdachte geen meerwaarde ziet in een behandeling bij Kairos en dat hij niet wil meewerken aan een beschermd wonen traject. Verdachte is niet verschenen ter terechtzitting en heeft geen inzage gegeven in zijn beweegredenen hiervoor. Door de rapporteur is ook in haar toelichting ter terechtzitting de twijfel uitgesproken over de bereidheid van verdachte om mee te werken aan de voorwaarden, in het bijzonder de plaatsing in een beschermd wonen omgeving. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het opleggen van een verplicht reclasseringscontact met de reeds tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis geldende bijzondere voorwaarden en/of de bijzondere voorwaarde van het verblijven in een instelling van beschermd wonen, een gepasseerd station is.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten, in de straffen die voor soortgelijke feitencomplexen worden opgelegd en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van een (1) maand, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij Bruna Nootdorp heeft zich ten aanzien van feit 3 in het geding gevoegd en een vordering ingediend ter hoogte van € 473,17. Dit bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade. De benadeelde partij verzoekt daarnaast te bepalen dat over het bedrag de wettelijke rente zal worden betaald.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd de vordering toe te wijzen, met uitzondering van de berekende BTW, tot een bedrag van € 391,05.
De officier van justitie heeft verder gevorderd de vordering van de benadeelde partij te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij geen opmerkingen heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt het in de vordering genoemde bedrag van immateriële schade aan als gevorderde kosten in verband met de vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en derhalve worden deze kosten als gevorderde materiële schade aangemerkt.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij Bruna Nootdorp voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. Bij gebreke van een (gemotiveerde) betwisting, zal de rechtbank de vordering dan ook, conform het standpunt van de officier van justitie, toewijzen exclusief BTW onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Aangezien verdachte deze diefstal in vereniging heeft gepleegd, is hij voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien de mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 maand,waarbij de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van Bruna Nootdorp toe tot een bedrag van € 391,05 (zegge: driehonderdeenennegentig euro en vijf eurocent);
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan Bruna Nootdorp van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart Bruna Nootdorp voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van Bruna Nootdorp aan de Staat € 391,05 (zegge: driehonderdeenennegentig euro en vijf eurocent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 maart 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 7 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Bevel tot voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en P.A. Buijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2019.
Mr. E.H.M. Druijf en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2017 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen ongeveer 20 cartridges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Sligro Nieuwegein, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 januari 2018 te Leusden, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere cartridges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bruna Leusden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 maart 2018 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in het arrondissement Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere cartridges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bruna Nootdorp, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 april 2018, genummerd PL0900-2018108271Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 60. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van aangeefster [aangeefster] namens Bruna Leusden d.d. 9 januari 2018, pagina 16.
3.De verklaring van aangeefster [aangeefster] namens Bruna Leusden d.d. 9 januari 2018, pagina 17.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 3 februari 2018, pagina 20.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 3 februari 2018, pagina 21.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 maart 2018, pagina 26.
7.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 9 maart 2018, pagina’s 34 tot en met 37.
8.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris d.d. 20 april 2018.