4.3.1De bewijsmiddelen ten aanzien van het ten laste gelegde
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op beide feiten.
De verklaring van aangever [aangever] inhoudende:
Plaats delict: [adres] (…) [woonplaats]
(…) Op donderdag 21 februari 2019 te 21:25 uur kwam ik bij de woning. Mijn vrouw zag dat er een jonge man in een grijs sweater onze woning verliet door de voordeur. Ik zag dat deze jonge man snel wandelend via het trottoir in de richting van de [adres] [woonplaats] liep. Onbekenden hebben zich de toegang tot de woning verschaft via het wc raampje aan de voorzijde van de woning, waardoor er schade is ontstaan aan het wc raampje.
De verklaring van aangeefster [aangeefster] , die aangifte deed namens Woningbouwvereniging Patr en mevrouw [getuige] , inhoudende:
Plaats delict: [adres] (…) [woonplaats]
(…) Op donderdag 21 februari 2019 te 21:30 uur zag ik dat er gepoogd was om in de kamer in te breken (…). Het slachtoffer ging omstreeks 21.30 uur naar haar kamer (…) zag (…) dat er twee personen voor haar raam stonden. Zij hoorde tegelijk een krakend geluid. Zij zag direct dat de twee personen wegrenden. (…). Haar kamernummer betrof [kamer] .
De verklaring van verbalisant [verbalisant 1] inhoudende:
Deze medewerkster vertelde mij het volgende over wat zij had meekregen van de
inbraak.(…) Ik ben toen snel naar haar toe gelopen en zag iets van beweging aan de buitenkant van haar raam. Ik (…) zag twee schimmen weg bewegen in de richting van de Tinneweide, globaal in de richting van het buurthuis. (…). Ik heb toen (…) direct alarmnummer 112 gebeld. (…) Toen ik bij de voordeur aankwam, zag ik vrijwel direct de politie al aankomen.
(…) Ik denk dat het allemaal bij elkaar maar een of twee minuten heeft geduurd.
De verklaring van verbalisant [verbalisant 2] inhoudende:
Op 21 februari 2019 (…) omstreeks 21:43 uur hoorde ik collega [verbalisant 3] via de portofoon doorgeven dat hij een jongen weg zag rennen op de Tinneweide (…). Vervolgens gaf [verbalisant 3] door dat hij de jongen staande hield en dat dit (…) [verdachte] betrof. (…) Ik keek ter hoogte van [verbalisant 3] in het plantsoen en zag hier twee grote platte schroevendraaiers liggen en een linker handschoen welke overeen kwam met de rechter handschoen die iets verderop lag in het plantsoen.
De bovenzijde van de handschoenen waren schoon en droog terwijl het miezerde. (…)
Goed(eren):
PL0900-2019053872-2364356, (…) handschoen, (…)
PL0900-2019053872-2364360, (…) handschoen, (…)
PL0900-2019053872-2364363, (…) schroevendraaier, Hazet, (…)
PL0900-2019053872-2364364, (…) schroevendraaier, Hazet
De verklaring van verbalisant [verbalisant 3] inhoudende:
Op 21 februari 2019 (…) omstreeks 21:42 uur (…) zag ik bij de parkeerplaats aan de Tinneweide een persoon voorover gebogen, achter de geparkeerde personenauto’s langs rennen (…).
(…) Ik ben vervolgens naar de plek op de Tinneweide gelopen, nabij de geparkeerde auto's, waar ik de voorover gebogen persoon, achter de auto's, langs zag rennen. Ik keek in een perkje die grenst aan de parkeerplaats en zag dat daar twee zwart kleurige handschoenen lagen. Vervolgens zag ik twee grote schroevendraaiers liggen, op ongeveer één meter afstand van de handschoenen.(…) Ik schat dat de afstand tussen, waar ik de persoon voor het eerst zag en waar ik de handschoenen en schroevendraaier aantrof, ongeveer 2 tot 3 meter was.
De verklaring van verbalisant [verbalisant 4] inhoudende:
Het onderzoek is verricht in een woning aan het [adres] .
Men had daar namelijk met een breekvoorwerp gewrikt in de rechterbenedenhoek van de naar binnen opendraaiende voordeur. Toen (…) had men zich alsnog toegang tot de woning weten te verschaffen door met een breekvoorwerp te wrikken in de onderste sluitnaad van het op een ventilatie-stand geopende uitzetraam van het toilet. Ik (…) zag dat als gevolg van het wrikken het uitzetijzer aan de binnenzijde van het uitzetraam was verbroken. (…) Daarna had men uit de voortuin een tuinstoel gepakt en deze onder het uitzetraam geplaatst. Met behulp van de tuinstoel klom men door het uitzetraam naar binnen. (…) Ik (…) zag aan de voordeur van de woning sporen van braak. Ik (…) heb daarvan een tweetal bruikbare werktuigsporen (…) veilig gesteld. Ik (…) zag aan het geforceerde uitzetraam van het toilet sporen van braak. Ik (…) heb van de onderzijde van het uitzetraam van het toilet een bruikbaar werktuigspoor afgevormd en veilig gesteld. (…) Ik (…) heb (…) vastgesteld dat er door de dader(s) is gewerkt met handschoenen.
Werktuig sporen: (…)
SIN: AAMI1322NL
SIN: AAMI1468NL
De verklaring van verbalisant [verbalisant 5] inhoudende:
Het onderzoek is verricht in een woning te [adres] (…) [woonplaats] .
Ik zag bij het bovengenoemde draairaam dat met had gewrikt met een schroevendraaier. (…) Ik heb via deze sluitnaad een bruikbaar indrukspoor van een schroevendraaier afgevormd en veiliggesteld. Buiten trof ik op het (…) raam diverse vegen van een handschoenafdruk aan.
Werktuig spoor
SIN : AAMO4758NL
Spooromschrijving : Schroevendraaier
De verklaring van verbalisant [verbalisant 6] inhoudende:
Betreffende: een vergelijkend werktuigsporenonderzoek (…)
ONTVANGEN MATERIAAL
[A] een schroevendraaier van het merk Hazet (…) goednummer PL0900-2019053872-2364363 (…) SIN AAMO5063NL.
[B] een schroevendraaier van het merk Hazet (…) goednummer PLO900-2019053872-2364364 (…) SIN AAMO5064NL
(…)
Daarnaast ontving ik, (…) 1 afvorming van werktuigsporen (…) gemerkt [1] (…) veiliggesteld tijdens een forensisch sporenonderzoek (…) aan [adres] te [woonplaats] .
Verder ontving ik, (…) vijf afvormingen van werktuigsporen gemerkt [2] (…) veiliggesteld tijdens een forensisch sporenonderzoek (…) aan [adres] te [woonplaats] . (…)
De afvorming [1.1] toont vijf indruksporen (…) De afvorming was voorzien van SIN AAMO4758NL.
De afvorming [2.2] toont 4 indruksporen (…) De afvorming was voorzien van het SIN AAMI1468NL.
De afvorming [2.3] toont 5 indruksporen (…) De afvorming was voorzien van het SIN AAMI1322NL.
RESULTATEN [1]
Tijdens een vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds afvorming [1] en anderzijds de vouw en bladen van schroevendraaier [B] (en de hiervan vervaardigde replica's) zijn in de afgevormde indruksporen onregelmatigheden waargenomen die qua plaats en vorm overeenkomen met karakteristieke beschadigingen in het blad van de schroevendraaier. Daarnaast werden tijdens vergelijkend onderzoek tussen enerzijds kraslijnenbeelden in afvorming [1] en anderzijds de afgevormde proefkrassporen vervaardigd met schroevendraaier [B] aansluitende kraslijnenbeelden waargenomen.
RESULTATEN [2]
Tijdens een vergelijkend microscopisch onderzoek tussen enerzijds de afvormingen [2.2] & [2.3] en anderzijds de vouw en bladen van schroevendraaier [B] (en de hiervan vervaardigde replica's) zijn in de afgevormde indruksporen onregelmatigheden waargenomen die qua plaats en vorm overeenkomen met karakteristieke beschadigingen in het blad van de schroevendraaier. Daarnaast werden tijdens vergelijkend onderzoek tussen enerzijds kraslijnenbeelden in afvorming [2.2] & [2.3] en anderzijds de afgevormde proefkrassporen vervaardigd met schroevendraaier [B] aansluitende kraslijnenbeelden waargenomen
CONCLUSIE(S)
Op grond van het vergelijkend werktuigsporenonderzoek concludeer ik, dat;
~ de afgevormde werktuigsporen [1],zijn veroorzaaktmet schroevendraaier [B]
- de afgevormde werktuigsporen [2.2] & [2.3]zijn veroorzaaktmet schroevendraaier [B]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] inhoudende:
Door de laborant werden de volgende bemonsteringen gedaan:
AAMH9490NL BI(BIOLOGISCH SPOOR)-EPITHEEL-HANDSCHOEN BEM.BINNENZIJDE HANDPALMZIJDE
AAMH9491NL BI(BIOLOGISCH SPOOR)-EPITHEEL-HANDSCHOEN BEM.BINNENZIJDE HANDPALMZIJDE
(…) Uit het NFI onderzoek is gebleken dat:
- het referentiemonster AAMH9490NL een DNA-profiel bevatte van een man.
- het referentiemonster AAMH9491NL een afgeleid DNA-hoofdprofiel bevat van een man
- dit profiel werd opgeslagen in en vergeleken met de profielen in de DNA databank
- dat dit overeenkwam met de DNA-profielen in DNA-cluster 23199.
Het DNA profiel uit bemonstering AAMH9490NL matcht met het DNA profiel uit referentiemonster RAAM5924NL van [verdachte] geboren (…) welke in cluster 23199 opgenomen is
Sporendrager: PL0900-2019053872-23644356, handschoen
Sporendrager: PL0900-2019053872-2364360, handschoen
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) inhoudende:
SIN: AAMH9490NL#01 epitheel
Celmateriaal afkomstig van: [verdachte]
Matchkans kleiner dan één op één miljard
SIN: AAMH9491NL#01
Celmateriaal afkomstig van: [verdachte]
Matchkans kleiner dan één op één miljard
DNA-profielcluster 23199
DNA-identiteitszegel: AAH9490NL#01
4.3.2.Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uit het dossier blijkt dat haar cliënt betrokken was bij de pogingen tot inbraak, dan wel dat zijn rol hierbij niet kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat op 21 februari 2019 twee pogingen tot inbraak zijn gepleegd, een op de locatie [adres] , om ongeveer 21.25 uur, en een op [adres] kamer [kamer] om ongeveer 21.30. De afstand tussen beide locaties is ongeveer 406 meter. Verdachte is door verbalisanten korte tijd later aangehouden in de buurt van de laatstgenoemde locatie. Verbalisanten treffen op een paar meter afstand van de eerste plek waar verdachte door de verbalisant [verbalisant 3] werd gezien twee schroevendraaiers en, een meter daar vandaan, een paar handschoenen aan. De handschoenen worden onderzocht en aan de binnenkant van een van de handschoenen wordt – zo concludeert de rechtbank - DNA materiaal aangetroffen van verdachte. Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] hebben een sporenonderzoek uitgevoerd op zowel de locatie van de [adres] als de [adres] , waarbij er inbraaksporen zijn aangetroffen en op beide locaties aanwijzingen worden gevonden dat de dader handschoenen heeft gedragen. Zowel aan de woning op de [adres] als de [adres] zijn inbraakspore afgevormd die zijn veroorzaakt door een van de, naast de handschoenen, aangetroffen schroevendraaier.
De rechtbank acht op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in beide woningen geeft geprobeerd in te breken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in overweging het korte tijdsbestek tussen de meldingen van de beide aangevers, zijnde 5 minuten, en de aanhouding van verdachte kort erna, terwijl hij zich bevond in de richting waarin de aangever de daders had zien lopen. Gezien het korte tijdsbestek tussen deze meldingen, de afstand tussen beide woningen, de aanhouding van verdachte kort erna op korte afstand van deze woningen en het aantreffen van het DNA-spoor van verdachte op de schone en droge handschoen (terwijl het miezerde) die op ongeveer een meter afstand lag van het gebruikte inbrekerswerktuig, kan – zonder andersluidende aannemelijke verklaring, die ontbreekt – geen andere conclusie worden getrokken dan dat het verdachte is geweest die heeft geprobeerd in te breken in de beide woningen.
Het alternatieve scenario van verdachte dat hij een, niet nader te noemen, vriend opzocht in een nabijgelegen flatgebouw acht de rechtbank niet aannemelijk en daarnaast niet verifieerbaar. Dit scenario vindt geen enkele steun in het dossier en leidt, in het licht van de hiervoor genoemde belastende omstandigheden, zonder nadere onderbouwing niet tot een andere conclusie dan hiervoor is weergegeven. Daarbij vindt de rechtbank mede van belang dat verdachte op vragen van de rechtbank, zoals met wie verdachte had afgesproken, geen antwoord kon of wilde geven. Verdachte heeft verder geen aannemelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van de handschoen met zijn DNA vlakbij de plaats waar hij als eerste door de politie werd gezien, of de ernaast aangetroffen schroevendraaiers waarvan is geconcludeerd dat met een van de schroevendraaiers de braaksporen bij beide woningen zijn aangebracht.
De rechtbank is verder van oordeel dat de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat de trui van verdachte door aangever [aangever] als grijs wordt beschreven, terwijl deze bij de aanhouding door verbalisant [verbalisant 3] als groen wordt waargenomen, niet uitsluit dat het dezelfde persoon is geweest die door beide personen is waargenomen. De rechtbank heeft hierbij ook gelet op de foto genomen bij de aanhouding van verdachte, waarop grijsgroene bovenkleding zichtbaar is (
pagina 140 procesdossier).
Medeplegen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu zijn rol bij de genoemde feiten niet kan worden gekwalificeerd op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 28 november 2017vastgesteld dat in het geval dat wel kan worden vastgesteld dat de diefstal door ‘verenigde personen’ is begaan, maar niet direct kan worden vastgesteld door wie precies, en verdachte zelf wordt aangetroffen kort na de diefstal in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, het uitblijven van een aannemelijke verklaring van belang kan zijn voor de vraag of het medeplegen kan worden bewezen. Hierbij kan ook de omstandigheid worden meegenomen dat er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door verdachte bestaan.
[adres]
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, tezamen met een onbekend gebleven tweede persoon, de ten laste gelegde poging tot inbraak in de [adres] heeft gepleegd. Voorop staat dat de aangeefster heeft verklaard dat het slachtoffer twee personen heeft zien weglopen en aangeefster zelf verklaart ook (zie pag. 135 procesdossier) twee schimmen te hebben gezien. Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte kort na de pogingen tot woninginbraak is aangehouden en het feit dat verdachte, zoals hiervoor overwogen, geen aannemelijke verklaring daarvoor heeft afgelegd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan.
[adres]
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen als volgt. De rechtbank ziet in het dossier weliswaar aanwijzingen dat ook dit feit in vereniging is gepleegd, maar oordeelt dat er zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om te concluderen dat verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het tenlastegelegde medeplegen.