ECLI:NL:RBMNE:2019:6550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
16/659542-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van hennepplanten door meerdere verdachten met gebruik van braak

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die samen met zijn broer en anderen beschuldigd werd van de diefstal van 470 hennepplanten. De diefstal vond plaats op 17 mei 2017 in Utrecht, waarbij de verdachten zich toegang tot het pand verschaften door middel van braak. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 11 juli 2019, waar de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Plas, hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen de hennepplanten had weggenomen, en dat er sprake was van medeplegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659542-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres ] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (16/659544-17).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair)op 17 mei 2017 te Utrecht uit een pand aan de [adres ] , samen met (een) ander(en), 470 hennepplanten heeft gestolen van [aangever 1] , [aangever 2] dan wel van een ander door middel van braak, verbreking en/of inklimming dan wel (
subsidiair)dat hij dit heeft geprobeerd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, te weten de voltooide diefstal van 470 hennepplanten door middel van braak tezamen en in vereniging gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft zich hierbij primair op het standpunt gesteld dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om haar cliënt te linken aan het pand in de [straat] . Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat voor een veroordeling van medeplegen dan wel medeplichtigheid de rol van haar cliënt duidelijk moet zijn. Betrokkenheid is onvoldoende om de rol van haar cliënt te kwalificeren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen ten aanzien van het primair ten laste gelegde [1]
De verklaring van [aangever 1] inhoudende:
A: Ik was aan het slapen,(…). Ik hoorde iets, gestommel dacht ik, (…) ter hoogte van de andere deuren die ook in het pand waren zag ik toen licht. Ik belde toen het nummer dat ik had gekregen. [2] Ik hoorde dat er vanuit die ruimte geschreeuwd werd: ‘doorgaan doorgaan’. Ik weet niet hoeveel stemmen ik (…) hoorde maar dit waren er misschien wel drie. (…) Al heel snel nadat ik gebeld had, misschien maar vijf minuten, kwamen er volgens mij twee jongens aan, zij kwamen via de toegangspoort de steeg ingelopen naar de voordeur van het pand waar ikzelf ook altijd naar binnen ging. (…) Ik hoorde toen uit de ruimte achter de deur stemmen schreeuwen: ‘weg weg weg’. (…) De personen in de ruimte achter de deur kunnen volgens mij niet via de toegangsdeur het pand uit zijn gelopen, misschien via het dak ofzo. (…)
V: Wat had je met je telefoon gedaan nadat je gebeld had?
A: (…) toen ik ging rennen raakte ik die kwijt. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] zag op 17 mei 2017 omstreeks 08.30 uur op een bankje ter hoogte van de [adres ] een zwarte telefoon liggen van het merk LG. [4]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] inhoudende:
De telefoon betrof een LG-B200E. In de telefoon zat een Lebara simkaart voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [5]
- 1 uitgaande oproepen (…) (werkelijke tijd vermoedelijk 17 mei 2017 omstreeks 03:25 uur).
- 8 binnenkomende oproepen (…) (werkelijke tijd vermoedelijk 17 mei 2017 omstreeks 03:31 uur). [6]
De verklaring van getuige [getuige 1] inhoudende:
Ik werd rond kwart voor 4 wakker (…). (…) liet geluid leek op een gesleep van iets. Achter de schuur zit een pand waar ik op uit kijk. Dat pand heeft een golfplaten dak. Ik zag daar drie mannen op het dak. (…) Ik zag de mannen heen en weer lopen, en ik zag tassen op liet dak. [7] Ik heb 3:48 de politie gebeld, (…). Ik denk dat alles voordat ik de politie belde ongeveer 3 minuten duurde. [8]
De verklaring van getuige [getuige 2] inhoudende:
Toen ik in bed lag hoorde ik omstreeks 03.30 uur lawaai van auto’s. [9] (…) Ongeveer 1 of 2 minuten daarna hoorde ik weer lawaai. (…) na dat geluid hoorde ik stemmen en rennende mensen, (…). Het geluid kwam uit de richting van de Leidseweg en ging in de richting van de Steijnstraat.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] inhoudende:
Omstreeks 03:50 uur reden wij de Muntkade op en ik zag toen een persoon, in het zwart gekleed, staan op de hoek Muntkade en Wetstraat. Op het moment dat wij langsreden zag ik dat de persoon samen met een tweede persoon snel weg renden in de richting van Graadt van Roggenweg. (…) Ik zag dat ze de fietspad langs het water op gingen en onder de Graadt van Roggenweg door renden in de richting van de Fentener van Vlissingenkade. (…) Ik zag dat een van de verdachte een tas, donker van kleur, in zijn hand vast hield. Ik zag dat deze verdachte de tas van zich af gooide en dat de tas in het water terecht kwam. (…) Ik zag dat ze verder renden in de richting van de Van Zijstweg. Ik zag dat beide verdachten ter hoogte van de 3e woonboot, rechts af gingen. (…) Ik hoorde de hondengeleider toen roepen dat er inderdaad 2 personen waren aangetroffen. [10] Ik ben toen terug gelopen naar de locatie waar de tas mogelijk in het water moest liggen. Ik trof daar een zwarte rugzak aan. (…) Ik heb de tas opengemaakt en zag dat er een zwarte pet, een tang, een breekijzer, verrekijker en een stoffen postzak in zat. [11]
De in het water aangetroffen personen bleken te zijn: [medeverdachte] , geboren [1985] , en [verdachte] , geboren [1995] . [12]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] inhoudende:
Op woensdag 17 mei 2017 kwamen wij omstreeks 03.50 uur ter plaatsen op de Muntkade. (…) Op dat moment zag ik in mijn binnenspiegel drie personen die geheel in de donker gekleed waren de Muntkade oversteken. Ik zag dat zij dat rennend deden en dat zij alle drie in het donker gekleed waren. (…) Ik zag dat deze personen een voet-fietspad op rende langs de Muntkade, in de richting van het jaarbeurs. Ik liet [verbalisant 3] uitstappen. (…) Over de Fentener van Vlissingenkade zag ik twee personen rennen. Ik zag dat achter deze personen [verbalisant 3] renden. (…) Hierop ben ik met spoed over de Kanaalweg richting de Van Zijstweg gereden en heb ik positie in genomen waar de Fentener van Vlissingenkade uitkomt op de Van Zijstweg. (…) De rennende personen moesten zich op dat moment tussen mij en [verbalisant 3] bevinden. (…) Ik zag dat in het water, ter hoogte van de waterlijn, naast de sloep twee hoofden boven water uit steken. (…) Kort na de aanhouding heb ik verdachte [medeverdachte] (…) overgebracht naar het hoofdbureau (…). Tijdens het transporteren van verdachte rook ik een zeer sterke hennep lucht die om verdachte hing. [13]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] inhoudende:
In het pand aan de [adres ] troffen collega’s [verbalisant 7] en [verbalisant 8] een inwerking zijnde hennepkwekerij aan. [14] Op het dak van het pand troffen wij 8 grote weekendtassen aan met daarin hennepplanten. Wij hebben deze hennepplanten geteld en wij telden 470 hennepplanten. [15]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] inhoudende:
Tijdens het onderzoek van de kweekruimtes werd achter de achterwand van de kweekruimte
aan de linkerzijde een opening ontdekt in het dak van het pand. Door de verdachten is een opening in de dakbedekking gesneden, zodat toegang tot het pand kon worden verkregen. [16]
4.3.2
Bewijsoverweging
Uit de verklaring van [aangever 1] volgt dat hij in de nacht van 16 op 17 mei 2017 in het pand sliep gelegen aan de [adres ] . Hij werd wakker van gestommel en daarna hoorde hij drie stemmen achter een deur. [aangever 1] belde naar een telefoonnummer, waarna na ongeveer 5 minuten twee mannen aankwamen via de toegangspoort naar de [adres ] . Door [aangever 1] werd gehoord dat de personen achter de deur toen schreeuwden ‘weg weg weg’ en deze hebben via een andere weg dan de toegangsdeur het pand verlaten.
Er is ter hoogte van de [adres ] een LG-telefoon aangetroffen. Deze telefoon is uitgelezen en hieruit blijkt dat er omstreeks 3.25 een uitgaande oproep is gepleegd. Dit komt overeen met de uitgaande oproep waar [aangever 1] over verklaart.
Getuige [getuige 1] werd rond 3.45 uur wakker van een geluid gelijkend op het gesleep van (een) voorwerp(en). Door [getuige 1] werden vervolgens drie mannen op het dak van de [adres ] waargenomen. Hij zag dat deze mannen heen en weer liepen en dat er tassen op het dak lagen. Getuige [getuige 1] heeft vervolgens om 3.48 uur de politie gebeld.
De rechtbank verwijst voor de verdere genoemde straatnamen naar de hieronder opgenomen kaart. [17] *
Getuige [getuige 2] , wonende op de [adres ] , heeft verklaard dat hij omstreeks 3.30 uur het lawaai van auto’s heeft gehoord. In zijn verklaring noemt hij dit geluid het afremmen en optrekken van auto’s. Hij zag daarna twee auto’s wegrijden in de [straat] richting de Steijnstraat, een stationwagen, waarin vermoedelijk twee personen zijn gestapt, en een grijze bestelauto. Enkele minuten daarna hoorde [getuige 2] opnieuw lawaai en stemmen en rennende mensen. Dit geluid van rennende personen kwam vanuit de Leidseweg en ging in de richting van de Steijnstraat.
Verbalisant [verbalisant 3] arriveerde rond 03.50 via de Muntkade en zag twee personen via de hoek van de Muntkade en de Wetstraat richting de Graadt van Roggeweg rennen. [verbalisant 3] zag dat de twee personen langs het water renden, onder de Graadt van Roggeweg door en richting de Fentener van Vlissingenkade. Door deze verbalisant is waargenomen dat een van de verdachten een donkere tas van zich afgooide en dat deze in het water terecht kwam. Verdachte en medeverdachte [verdachte] zijn beide aangetroffen ter hoogte van de derde woonboot op de Fentener van Vlissingenkade. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in het water langs deze looproute een zwarte rugzak aangetroffen met daarin onder andere een breekijzer en een tang.
In het pand aan de [adres ] wordt een hennepkwekerij aangetroffen, met in het dak een aangebrachte opening om toegang te verkrijgen tot het pand, en op het dak 8 grote tassen met daarin 470 hennepplanten. De hierboven genoemde inbrekerswerktuigen gevonden in de zwarte rugtas passen bij de aangebrachte opening in het dak van de hennepkwekerij, waar te zien is dat een deel van een golfplaat is weggebroken. Bij medeverdachte [medeverdachte] wordt kort na zijn aanhouding door verbalisant [verbalisant 4] een sterke hennepgeur waargenomen.
De rechtbank acht op grond van de vorenstaande feiten en omstandigheden in samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal van de 470 hennepplanten heeft gepleegd. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de situatie rondom de [adres ] een woonwijk betreft met slechts beperkte toegangs- en dus ook uitgangswegen. De wijk wordt aan twee zijde omringd door water en het pand aan de [adres ] is slechts te benaderen via de Leidseweg dan wel Muntkade. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn broer niet degene zijn geweest die middels een auto de [straat] hebben verlaten. Gezien het korte tijdsbestek tussen de waarneming van de drie mannen door getuige [getuige 1] , het tijdstip waarop getuige [getuige 2] het geluid van rennende mensen hoorde (vanuit zijn woning, moet dat zijn rennend vanuit de richting van pand [adres ] in de richting van de Muntkade) en het ter plaatse arriveren van verbalisant [verbalisant 3] kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat deze verbalisant dezelfde personen heeft waargenomen als [getuige 1] en [getuige 2] . Dit zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] die kort daarna worden aangehouden op de Fentener van Vlissingenkade.
Het alternatieve scenario van verdachte dat hij ergens in een busje in een onbekende straat aan het wachten was en bij het horen van vermeende schoten het busje uitging en wegrende om vervolgens in het water te springen, acht de rechtbank volstrekt niet aannemelijk en ongeloofwaardig. Dit ter terechtzitting uiteengezette scenario vindt geen enkele steun in het dossier en leidt, in het licht van de hiervoor genoemde belastende omstandigheden, zonder nadere onderbouwing niet tot een andere conclusie dan hiervoor is weergegeven. Daarbij vindt de rechtbank mede van belang dat deze verklaring eerst ter zitting is afgelegd en dat verdachte op vragen van de rechtbank zoals naar de locatie van het busje, of het busje langs water geparkeerd stond, met wie hij daar was, of het busje bij een bedrijfspand of woonhuis stond en dergelijke, geen antwoord kon of wilde geven.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu zijn rol bij de genoemde feiten niet kan worden gekwalificeerd als medeplegen dan wel medeplichtigheid op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De Hoge Raad heeft bij uitspraak van 28 november 2017 [18] vastgesteld dat in het geval dat wel kan worden vastgesteld dat de diefstal door ‘verenigde personen’ is begaan, maar niet direct kan worden vastgesteld door wie precies, en verdachte zelf wordt aangetroffen kort na de diefstal in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, het uitblijven van een aannemelijke verklaring van belang kan zijn voor de vraag of het medeplegen kan worden bewezen. Hierbij kan ook de omstandigheid worden meegenomen dat er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door verdachte bestaan.
Op grond van al het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen andere conclusie mogelijk is dan dat verdachte, in ieder geval tezamen met [medeverdachte] en een onbekend gebleven derde persoon, de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. De rechtbank acht hierbij van belang dat een getuige drie personen samen op het dak van de hennepkwekerij heeft gezien, terwijl daar ook de zakken met hennep bleken te liggen, hetgeen duidt op een gezamenlijke uitvoering. Verder acht de rechtbank van belang dat verdachte zeer kort na de diefstal is aangetroffen op geringe afstand van de locatie van de inbraak, onder omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden.
Verdachte heeft verklaard dat hij in een busje op een voor hem onbekende locatie aan het wachten was met niet nader te noemen personen om een actie te ondernemen die hij niet verder wil specificeren. De rechtbank overweegt dat dit alternatief scenario geen steun vindt in het dossier, en ook daarnaast onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat zowel verdachte als de medeverdachte derhalve geen aannemelijke verklaring hebben gegeven of willen geven omtrent hun aanwezigheid vlakbij de [adres ] kort na de inbraak, de aangetroffen rugtas met inbrekerswerktuig en de hennepgeur die bij medeverdachte werd waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat medeplegen bewezen kan worden verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 17 mei 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen aan de [adres ] heeft weggenomen 470 hennepplanten, toebehorende aan een of meer onbekend gebleven personen, waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen hennepplanten onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 180 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat haar cliënt meerdere banen heeft, gaat afstuderen, afgelopen jaar is getrouwd en zal gaan werken bij de brandweer. Hij heeft zijn leven goed op orde. Haar cliënt is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest en heeft reeds twee weken in voorlopige hechtenis gezeten. De raadsvrouw heeft voorgesteld te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met (onder andere) zijn broer schuldig gemaakt aan de diefstal van 470 hennepplanten.
De ernst van dit zogenaamde ‘rippen’ van de hennepkwekerij aan de [adres ] wordt gekleurd door de zweem van geweld die een dergelijke diefstal met zich meebrengt. Achter de (grootschalige) teelt van hennep gaat een wereld van georganiseerde criminaliteit schuil die wordt gekenmerkt door intimidatie en geweld. Zo ook in deze zaak, waarbij gedurende de nacht in een woonwijk in Utrecht, als gevolg van het handelen van verdachte en zijn medeverdachten, meerdere schoten zijn gelost. Het verontrust de rechtbank verder dat in dezelfde straat meerdere steekwapens zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met deze zaak.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van 31 mei 2019 is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortelijke feiten. Deze omstandigheid wordt niet in het voor- of nadeel van verdachte meegenomen. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsrapport van 24 mei 2017 betreffende verdachte, opgesteld door reclasseringswerker D. Keijzer, waaruit blijkt dat de rapporteur geen aanleiding ziet tot het opleggen van reclasseringstoezicht.
Strafoplegging
De binnen de strafrechtspraak ontwikkelde (LOVS) oriëntatiepunten, die dienen als richtsnoer voor een gebruikelijk straftoemetingsbeleid, zijn op dit moment nog niet geformuleerd voor deze categorie diefstallen. De rechtbank heeft derhalve wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf onder meer gelet op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten die met het onderhavige geval vergelijkbaar zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op al hetgeen hiervoor is afgewogen, in een geval als dit in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan oplegging van onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst aan het kader van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is aangevangen op de dag dat de verdachte is aangehouden, te weten op 17 mei 2017. Het vonnis is uitgesproken op 25 juli 2019. De procedure heeft in haar geheel beschouwd twee jaren en iets meer dan twee maanden geduurd. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding zal moeten worden verdisconteerd in de hierna te vermelden op te leggen straf. Op grond hiervan ziet de rechtbank aanleiding te kiezen voor de strafmodaliteit van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis passend en geboden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal van de werkstraf worden afgetrokken, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag voorlopige hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis.
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2019.
mr. J.W.B. Snijders Blok is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 17 mei 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen aan de [adres ] heeft weggenomen 470 hennepplanten, althans een (grote) hoeveelheid hennepplanten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen hennepplanten en/of hennep onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 mei 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand, gelegen aan de [adres ] , weg te nemen een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, geld en/of andere goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of een of meer (nog) onbekend gebleven perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hennepplanten, goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming met zijn mededader(s), althans alleen,
- het dak van het pand heeft opengebroken en/of (vervolgens)
- door dit gat het pand is binnengetreden en/of (vervolgens)
- een of meer hennepplanten in zakken heeft gedaan en/of (vervolgens)
- die zakken op het dak van dat pand heeft gelegd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal met dossiernummer 2017146355 (pagina 1 t/m 277) bevinden, volgens de in dat proces-verbaal toegepaste nummering. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 1] d.d. 18 mei 2017, pagina 211.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [aangever 1] d.d. 18 mei 2017, pagina 212.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 17 mei 2017, pagina 50.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 29 mei 2017, pagina 55.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 29 mei 2017, pagina 56.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 mei 2017, pagina 65.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 mei 2017, pagina 66.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 mei 2017, pagina 80.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 17 mei 2017, pagina 34.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] d.d. 17 mei 2017, pagina 35.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] d.d. 17 mei 2017, pagina 43-44.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 17 mei 2017, pagina 26.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 19 mei 2017, pagina 119.
15.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 19 mei 2017, pagina 120.
16.Een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 9] d.d. 26 mei 2017, pagina 88.
17.[adres ] geraadpleegd via www.googlemaps.nl, laatstelijk geraadpleegd d.d. 17 juli 2019.
18.Hoge Raad 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022.