4.3.1.Vrijspraak feit 1 primair en feit 2
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van het kweken van hennep het volgende. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte op zodanige wijze betrokken was bij het opzetten dan wel onderhouden van de hennepplantage dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander bij het kweken van hennep. De enkele verklaring van verdachte dat hij in het pand een hennepkwekerij heeft opgezet om een schuld te betalen, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Vrijspraak feit 2
Onder feit 2 is het medeplegen van de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij ten laste gelegd. Subsidiair is ten laste gelegd de medeplichtigheid aan dit feit.
De rechtbank overweegt dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit dan wel dat hij daaraan medeplichtig was. De verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de gemanipuleerde elektriciteitsmeter wordt door de inhoud van het dossier niet weerlegd. Voorts heeft de verdachte ontkent dat hij toegang had tot de stroomvoorziening. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet onaannemelijk en stelt vast dat ook uit het dossier niet volgt dat verdachte op enige wijze, ook in de vorm van medeplegen dan wel medeplichtigheid, betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van stroom.
4.3.2De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard inhoudende:
Ik heb het pand aan de [adres] gehuurd. Ik heb [medeverdachte] een aantal keer naar het pand gebracht en hem weer gehaald. Ik denk dat het drie of vier keer is gebeurd.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij aan de [straat] een hennepkwekerij heeft opgezet om zijn schuld af te lossen.
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] heeft verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd dat verdachte zich op 17 mei 2017 bij de politie heeft gemeld en heeft verklaard: “Ik werd vanochtend gebeld door degene die binnen zat op de [straat] . Ik ken hem en hij belde mij omdat er iets mis was en ik direct moest komen.”
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] inhoudende:
A: Er kwam een jongen naast mij zitten, die zei ik heb wel een slaapplaatsje voor je. Ik ben met die jongen meegegaan.Ik kwam toen in een soort lange steeg een soort bedrijf met de keuken in het midden, rechts een plaats om te slapen (…)
Ik sprak toen met de jongen en die zei: ‘als je wat wilt verdienen dan mag je hier wel vaker komen slapen om op mijn bedrijfje te passen’. Maandag ben ik toen terug gekomen (…) Ik was vorige week vrijdag naar huis gegaan en ben toen ‘s avonds weer terug gekomen om daar te slapen. (…)
V: Je hebt het over een jongen die je tegen kwam, wie is die jongen?
A: [verdachte] noemde hij zich (…)
Als ik dan met hem aankwam dan ging ik voorin zitten en als we dicht bij het straatje waren dan ging ik achterin zitten dan reed hij het terreintje op en dan ging ik zo naar binnen.
Ik moest nadat ik uitstapte uit het voertuig ook gebukt het pand inlopen. Hij, [verdachte] , zei ook tegen mij dat hij niet wilde dat andere mensen zagen dat ik het pand inliep. (…)
A: (…) ik had wel een nummer van hem gekregen die moest ik bellen als er ingebroken werd. (…) Ik had een telefoon gekregen van hem, en daarin stonden twee nummers.
Die dinsdagnacht hoorde ik dus gerommel aan de deur, ik heb toen gebeld(…).
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] inhoudende:
Ik hoorde dat [medeverdachte] mij verklaarde dat hij door een jongen was afgezet, met als doel het bewaken van een hennepkwekerij. Ik hoorde dat [medeverdachte] verklaarde dat hij geslapen had, in de hennepkwekerij. Ik vroeg [medeverdachte] de woning aan te wijzen waar de hennepkwekerij zou moeten zitten. Hierop wees [medeverdachte] perceel, [adres] aan.
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] inhoudende:
In het pand aan de [adres] troffen collega’s [verbalisant 5] en [verbalisant 2] een inwerking zijnde hennepkwekerij aan.
Kweekruimte 1
(…)
Wij zagen dat de planten niet meer in de plantenbakken stonden. Wij zagen dat de
plantenbakken vierkant waren en gevuld met aarde. In totaal stonden er 256 plantenbakken zonder hennepplanten. (…)
Kweekruimte 1
(…) Een klein gedeelte van de planten was nog aanwezig. Wij zagen dat de planten in vierkante plantenbakken stonden gevuld met aarde. (…)In totaal stonden er 42 hennepplanten. (…) Tevens zagen wij 214 plantenbakken gevuld met aarde zonder hennepplanten.(…)
Op het dak van het pand troffen wij 8 grote weekendtassen aan met daarin hennepplanten. Wij hebben deze hennepplanten geteld en wij telden 470 hennepplanten. Gezien het aantal plantenbakken in kweekruimte 1 en in kweekruimte 2, stelden wij vast dat deze 470 hennepplanten afkomstig waren uit kweekruimte 1 en uit kweekruimte 2.
4.3.3.Bewijsoverweging
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft verklaard dat hij het pand aan de [adres] huurt op zijn naam. Uit zijn verklaring blijkt verder dat hij tussen de drie en vier keer medeverdachte [medeverdachte] (
hierna: [medeverdachte]) heeft afgezet bij het pand aan de [adres] . [medeverdachte] heeft verklaard dat het doel was dat hij daar zou overnachten om spullen te bewaken. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij telkens eerst voorin de auto moest zitten, en vervolgens voordat ze bij het pand aan de [straat] aankwamen achterin plaatsnemen zodat anderen niet zouden zien dat [medeverdachte] het pand inliep.
Uit deze verklaring volgt verder dat de persoon die hem ophaalt en bij het pand aan de [adres] afzet zichzelf [verdachte] noemt, en dat hij van deze [verdachte] een telefoon heeft gekregen met twee telefoonnummers die hij kon bellen als er ingebroken werd.
In zijn verklaringen, en ter terechtzitting, heeft verdachte ontkend dat hij wist dat in het pand dat hij huurde aan de [adres] een hennepkwekerij was gevestigd.
Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en de gebezigde bewijsmiddelen - waaronder de verklaring van verdachte zelf dat hij een hennepkwekerij heeft opgezet in het pand - acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de hennepkwekerij en hem dit pas achteraf duidelijk is geworden onaannemelijk. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat verdachte [medeverdachte] in de avond bij het pand heeft afgezet om dit pand te bewaken, waarbij [medeverdachte] voordat zij bij het pand aankwamen achterin moest plaatsnemen zodat hij niet werd gezien door andere omwonenden, en dat [medeverdachte] is verteld te bellen als er werd ingebroken. Door verbalisanten is in het pand een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, volgt uit het dossier geen andere conclusie dan dat verdachte wist dat zich in het pand dat hij huurde aan de [adres] een hennepkwekerij bevond.
Voor het overige vinden de verweren van de raadsman hun weerlegging in de opgenomen bewijsmiddelen.