ECLI:NL:RBMNE:2019:6549

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
16/659541-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan de teelt van hennep en diefstal van elektriciteit in een op naam gesteld pand

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die opzettelijk behulpzaam is geweest bij het telen van hennep in een pand dat op zijn naam stond. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de teelt van 512 hennepplanten en het stelen van elektriciteit van Stedin Netbeheer B.V. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juli 2019 vastgesteld dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de hennepteelt om als medepleger te worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid aan de hennepteelt bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de teelt door het pand ter beschikking te stellen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 120 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 120 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de diefstal van elektriciteit werd vrijgesproken. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659541-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2019.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (16/659543-17).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen mr. J.W.D. Roozemond, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is ter terechtzitting van 11 juli 2019 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(primair)op 17 mei 2017 te [woonplaats] , samen met (een) ander(en), al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk 512 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt dan wel (
subsidiair) een of meer onbekend gebleven personen hierbij heeft geholpen door het pand aan de [adres] ter beschikking te stellen;
feit 2:in de periode van 15 maart 2017 tot en met 17 mei 2017 te Utrecht, samen met (een) ander(en), elektriciteit van Stedin Netbeheer B.V. heeft gestolen door middel van braak of verbreking dan wel (
subsidair) een of meer onbekend gebleven personen hierbij heeft geholpen door het pand aan de [adres] ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden en vordert hiervoor verdachte vrij te spreken. De officier van justitie acht wel bewezen dat verdachte als medeplichtige kan worden aangemerkt en derhalve dat het onder feit 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet blijkt uit de stukken in het dossier dat zijn cliënt kennis had van de aanwezigheid van de hennepplantage in de woning dan wel handelingen heeft verricht teneinde de hennepkwekerij op te bouwen. Het enkel ter beschikking stellen van het pand is onvoldoende om te spreken van medeplegen. Ten aanzien van het subsidiaire moet sprake zijn van opzet en wetenschap ten aanzien van het doel waarvoor hij het pand ter beschikking stelde. Dit opzet blijkt niet uit het dossier. De raadsman heeft dan ook verzocht om zijn cliënt integraal vrij te spreken voor het onder feit 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet blijkt dat zijn cliënt toegang had tot de kwekerij of enige andere betrokkenheid had bij de diefstal van de elektriciteit. Ook voor dit feit heeft de raadsman dan ook verzocht zijn cliënt vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van het kweken van hennep het volgende. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte op zodanige wijze betrokken was bij het opzetten dan wel onderhouden van de hennepplantage dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander bij het kweken van hennep. De enkele verklaring van verdachte dat hij in het pand een hennepkwekerij heeft opgezet om een schuld te betalen, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
Vrijspraak feit 2
Onder feit 2 is het medeplegen van de diefstal van elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij ten laste gelegd. Subsidiair is ten laste gelegd de medeplichtigheid aan dit feit.
De rechtbank overweegt dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit dan wel dat hij daaraan medeplichtig was. De verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de gemanipuleerde elektriciteitsmeter wordt door de inhoud van het dossier niet weerlegd. Voorts heeft de verdachte ontkent dat hij toegang had tot de stroomvoorziening. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet onaannemelijk en stelt vast dat ook uit het dossier niet volgt dat verdachte op enige wijze, ook in de vorm van medeplegen dan wel medeplichtigheid, betrokkenheid heeft gehad bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van stroom.
4.3.2
De bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard inhoudende:
Ik heb het pand aan de [adres] gehuurd. Ik heb [medeverdachte] een aantal keer naar het pand gebracht en hem weer gehaald. Ik denk dat het drie of vier keer is gebeurd. [2]
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij aan de [straat] een hennepkwekerij heeft opgezet om zijn schuld af te lossen. [3]
In het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] heeft verbalisant [verbalisant 1] gerelateerd dat verdachte zich op 17 mei 2017 bij de politie heeft gemeld en heeft verklaard: “Ik werd vanochtend gebeld door degene die binnen zat op de [straat] . Ik ken hem en hij belde mij omdat er iets mis was en ik direct moest komen.” [4]
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] inhoudende:
A: Er kwam een jongen naast mij zitten, die zei ik heb wel een slaapplaatsje voor je. Ik ben met die jongen meegegaan. [5] Ik kwam toen in een soort lange steeg een soort bedrijf met de keuken in het midden, rechts een plaats om te slapen (…)
Ik sprak toen met de jongen en die zei: ‘als je wat wilt verdienen dan mag je hier wel vaker komen slapen om op mijn bedrijfje te passen’. Maandag ben ik toen terug gekomen (…) Ik was vorige week vrijdag naar huis gegaan en ben toen ‘s avonds weer terug gekomen om daar te slapen. (…)
V: Je hebt het over een jongen die je tegen kwam, wie is die jongen?
A: [verdachte] noemde hij zich (…)
Als ik dan met hem aankwam dan ging ik voorin zitten en als we dicht bij het straatje waren dan ging ik achterin zitten dan reed hij het terreintje op en dan ging ik zo naar binnen. [6]
Ik moest nadat ik uitstapte uit het voertuig ook gebukt het pand inlopen. Hij, [verdachte] , zei ook tegen mij dat hij niet wilde dat andere mensen zagen dat ik het pand inliep. (…)
A: (…) ik had wel een nummer van hem gekregen die moest ik bellen als er ingebroken werd. (…) Ik had een telefoon gekregen van hem, en daarin stonden twee nummers.
Die dinsdagnacht hoorde ik dus gerommel aan de deur, ik heb toen gebeld(…). [7]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] inhoudende:
Ik hoorde dat [medeverdachte] mij verklaarde dat hij door een jongen was afgezet, met als doel het bewaken van een hennepkwekerij. Ik hoorde dat [medeverdachte] verklaarde dat hij geslapen had, in de hennepkwekerij. Ik vroeg [medeverdachte] de woning aan te wijzen waar de hennepkwekerij zou moeten zitten. Hierop wees [medeverdachte] perceel, [adres] aan. [8]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] inhoudende:
In het pand aan de [adres] troffen collega’s [verbalisant 5] en [verbalisant 2] een inwerking zijnde hennepkwekerij aan. [9]
Kweekruimte 1
(…)
Wij zagen dat de planten niet meer in de plantenbakken stonden. Wij zagen dat de
plantenbakken vierkant waren en gevuld met aarde. In totaal stonden er 256 plantenbakken zonder hennepplanten. (…)
Kweekruimte 1
(…) Een klein gedeelte van de planten was nog aanwezig. Wij zagen dat de planten in vierkante plantenbakken stonden gevuld met aarde. (…)In totaal stonden er 42 hennepplanten. (…) Tevens zagen wij 214 plantenbakken gevuld met aarde zonder hennepplanten.(…)
Op het dak van het pand troffen wij 8 grote weekendtassen aan met daarin hennepplanten. Wij hebben deze hennepplanten geteld en wij telden 470 hennepplanten. Gezien het aantal plantenbakken in kweekruimte 1 en in kweekruimte 2, stelden wij vast dat deze 470 hennepplanten afkomstig waren uit kweekruimte 1 en uit kweekruimte 2. [10]
4.3.3.
Bewijsoverweging
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft verklaard dat hij het pand aan de [adres] huurt op zijn naam. Uit zijn verklaring blijkt verder dat hij tussen de drie en vier keer medeverdachte [medeverdachte] (
hierna: [medeverdachte]) heeft afgezet bij het pand aan de [adres] . [medeverdachte] heeft verklaard dat het doel was dat hij daar zou overnachten om spullen te bewaken. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij telkens eerst voorin de auto moest zitten, en vervolgens voordat ze bij het pand aan de [straat] aankwamen achterin plaatsnemen zodat anderen niet zouden zien dat [medeverdachte] het pand inliep.
Uit deze verklaring volgt verder dat de persoon die hem ophaalt en bij het pand aan de [adres] afzet zichzelf [verdachte] noemt, en dat hij van deze [verdachte] een telefoon heeft gekregen met twee telefoonnummers die hij kon bellen als er ingebroken werd.
In zijn verklaringen, en ter terechtzitting, heeft verdachte ontkend dat hij wist dat in het pand dat hij huurde aan de [adres] een hennepkwekerij was gevestigd.
Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en de gebezigde bewijsmiddelen - waaronder de verklaring van verdachte zelf dat hij een hennepkwekerij heeft opgezet in het pand - acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de hennepkwekerij en hem dit pas achteraf duidelijk is geworden onaannemelijk. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat verdachte [medeverdachte] in de avond bij het pand heeft afgezet om dit pand te bewaken, waarbij [medeverdachte] voordat zij bij het pand aankwamen achterin moest plaatsnemen zodat hij niet werd gezien door andere omwonenden, en dat [medeverdachte] is verteld te bellen als er werd ingebroken. Door verbalisanten is in het pand een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, volgt uit het dossier geen andere conclusie dan dat verdachte wist dat zich in het pand dat hij huurde aan de [adres] een hennepkwekerij bevond.
Voor het overige vinden de verweren van de raadsman hun weerlegging in de opgenomen bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
een of meer onbekend gebleven personen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld een hoeveelheid van (in totaal) 512 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 17 mei 2017 te [woonplaats] , opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door het pand aan de [adres] ter beschikking te stellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat zijn cliënt op dit moment een baan en inkomen heeft. Hij werkt aan het inlossen van zijn schulden en heeft een beschermde omgeving waarin hij wordt gesteund door vrienden en familie. De raadsman heeft benadrukt dat de zaak van zijn cliënt al langere tijd speelt, hetgeen de nodige impact op het leven van zijn cliënt heeft gehad. De verdediging heeft de rechtbank in overweging gegeven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis en daarnaast een geheel voorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij het telen van hennep door een ander of anderen in een op zijn naam gesteld pand door dit pand ter beschikking te stellen voor de teelt van deze hennep.
Achter de (grootschalige) teelt van hennep gaat een wereld van georganiseerde criminaliteit schuil die wordt gekenmerkt door intimidatie en geweld. Tekenend in dit kader is dat een onbekend gebleven dader geprobeerd heeft een inbraak in de genoemde hennepkwekerij te voorkomen waarbij meerdere schoten zijn gelost. Het verontrust de rechtbank verder dat in dezelfde straat meerdere steekwapens zijn aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met deze zaak.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van 31 mei 2019 is gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Deze omstandigheid wordt niet in het voor- of nadeel van verdachte meegenomen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een reclasseringsrapport (
ongedateerd) betreffende verdachte, opgesteld door reclasseringswerker S. Dijkslag, waaruit blijkt dat de rapporteur geen aanleiding ziet tot het opleggen van reclasseringstoezicht.
Strafoplegging
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf gelet op de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten. In deze oriëntatiepunten wordt bij een hennepkwekerij van deze grootte voor een zogenaamde first offender een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een taakstraf van 180 uren genoemd. In dit geval is sprake van medeplichtigheid zodat in beginsel de straf met een derde wordt verminderd.
De rechtbank heeft ambtshalve getoetst aan het kader van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn is aangevangen op de dag dat de verdachte is aangehouden, te weten op 17 mei 2017. Het vonnis is uitgesproken op 25 juli 2019. De procedure heeft in haar geheel beschouwd twee jaren en iets meer dan twee maanden geduurd. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding zal moeten worden verdisconteerd in de hierna te vermelden op te leggen straf. Op grond hiervan ziet de rechtbank aanleiding te kiezen voor de strafmodaliteit van een werkstraf zonder oplegging van een voorwaardelijke straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal van de werkstraf worden afgetrokken, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag voorlopige hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. heeft een schadebedrag gevorderd van in totaal € 2.180,35,-. Dit bedrag is opgebouwd uit de kosten elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage (€ 1.021,59), het arbeidsloon (€ 1.071,95) en het capaciteitstarief (€ 86,81).
Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank zal Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde integraal wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 48 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Opiumwet zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, en 2, primair en subsidiair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis.
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
  • verklaart Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt Stedin Netbeheer B.V. in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2019.
mr. J.W.B. Snijders Blok is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 17 mei 2017 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van (in totaal) 512, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
art 11 lid 3 Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 3 ahf/ond B Opiumwet
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 17 mei 2017 te [woonplaats] , in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (in totaal) 512, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in de periode van 15 maart tot en met 17 mei 2017 te [woonplaats] , opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door, het pand aan de [adres] ter beschikking te stellen.
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2017 tot en met 17 mei 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV (vestiging Rotterdam), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 17 mei 2017 te [woonplaats] , in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, althans aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (in totaal) 512, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in de periode van 15 maart tot en met 17 mei 2017 te [woonplaats] , opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door, het pand aan de [adres] ter beschikking te stellen.
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal met dossiernummer 2017146355 (pagina 1 t/m 277) bevinden, volgens de in dat proces-verbaal toegepaste nummering. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 11 juli 2019.
3.Verhoor van verdachte toetsing inverzekeringstelling en inbewaringstelling.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 17 mei 2017, pagina 270.
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 18 mei 2017, p. 209.
6.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 18 mei 2017, p. 210.
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 18 mei 2017, p. 211.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 17 mei 2017, pagina 21.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 19 mei 2017, pagina 119.
10.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 19 mei 2017, pagina 120.