4.3.1.vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair ten laste gelegde medeplegen van het kweken van hennep het volgende. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte op zodanige wijze betrokken was bij het opzetten dan wel onderhouden van de hennepplantage dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander bij het kweken van hennep. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel.
4.3.2De bewijsmiddelen ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat ik werd opgehaald door [naam] .
Ik kwam hem tegen en hij zei dat hij een slaapplaats voor me had. De volgende dag ook, ik kreeg er hasj en eten en drinken voor. Ik ben daar gebracht in een auto en ik werd opgehaald. Ik moest eerst voorin in de auto zitten en dan op een gegeven moment achterin zitten. Ik heb van hem ook een telefoon gekregen om te bellen als er iets was, dit heb ik gedaan.
De verklaring van [verdachte] inhoudende:
V: Wat had je met je telefoon gedaan nadat je gebeld had?
A: (…) toen ik ging rennen raakte ik die kwijt.
Verbalisant [verbalisant 1] zag op 17 mei 2017 omstreeks 08.30 uur op een bankje ter
hoogte van de [adres 2] een zwarte telefoon liggen van het merk LG.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van inhoudende:
De telefoon betrof een LG-B200E. In de telefoon zat een Lebara simkaart voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
- 1 uitgaande oproepen (…) (werkelijke tijd vermoedelijk 17 mei 2017 omstreeks 03:25 uur).
- 8 binnenkomende oproepen (…) (werkelijke tijd vermoedelijk 17 mei 2017 omstreeks 03:31 uur).
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] inhoudende:
Ik hoorde dat [verdachte] mij verklaarde dat hij door een jongen was afgezet, met als doel het bewaken van een hennepkwekerij. Ik hoorde dat [verdachte] verklaarde dat hij geslapen had, in de hennepkwekerij. Ik vroeg [verdachte] de woning aan te wijzen waar de hennepkwekerij zou moeten zitten. Hierop wees [verdachte] perceel, [adres 3] aan.
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] inhoudende:
In het pand aan de [adres 3] troffen collega’s [verbalisant 6] en [verbalisant 3] een inwerking zijnde hennepkwekerij aan.
Kweekruimte 1
(…)
Wij zagen dat de planten niet meer in de plantenbakken stonden. Wij zagen dat de
plantenbakken vierkant waren en gevuld met aarde. In totaal stonden er 256 plantenbakken zonder hennepplanten. (…)
Kweekruimte 1
(…) Een klein gedeelte van de planten was nog aanwezig. Wij zagen dat de planten in vierkante plantenbakken stonden gevuld met aarde. (…)In totaal stonden er 42 hennepplanten. (…) Tevens zagen wij 214 plantenbakken gevuld met aarde zonder hennepplanten.(…)
Op het dak van het pand troffen wij 8 grote weekendtassen aan met daarin hennepplanten. Wij hebben deze hennepplanten geteld en wij telden 470 hennepplanten. Gezien het aantal plantenbakken in kweekruimte 1 en in kweekruimte 2, stelden wij vast dat deze 470 hennepplanten afkomstig waren uit kweekruimte 1 en uit kweekruimte 2.
4.3.2Bewijsoverweging
Op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft verklaard dat hij op het station werd benaderd door een man die zichzelf [naam] noemde. Deze bood hem een slaapplek aan in ruil voor hasj, eten en drinken. Hij werd door [naam] opgehaald op het station en moest, voordat ze bij het pand waren, achterin de auto gaan zitten. Hij moest op de spullen in het pand letten. Hij kreeg van [naam] een telefoon en moest bellen als er iets was. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gebeld.
Verdachte heeft, bij zijn aanhouding, verklaard dat hij een hennepkwekerij bewaakte waarbij hij het pand aanwees gelegen aan de [adres 3] . In zijn latere verklaringen heeft hij ontkend dat hij wist dat in het pand, waar hij meerdere nachten had geslapen, een hennepkwekerij was gevestigd ten tijde van zijn verblijf daar.
Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder verdachte is aangehouden en de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de hennepkwekerij en hem dit pas achteraf duidelijk is geworden onaannemelijk. Immers, verdachte heeft meerdere nachten in het pand overnacht waarbij hij telkens voordat hij bij het pand aankwam achterin de auto moest plaatsnemen met de kennelijke reden om niet te worden gezien door omwonenden. Daarnaast heeft verdachte zelf tegen de politie verklaard bij zijn aanhouding dat hij in dat pand een hennepkwekerij moest bewaken.
De rechtbank acht dan ook het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.