ECLI:NL:RBMNE:2019:6542

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2019
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2295
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en intrekking van bijstandsrecht wegens onterecht ontvangen inkomsten en stortingen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, en de gemeente Almere. De gemeente heeft het recht op bijstand van eiseres herzien en ingetrokken over verschillende maanden, omdat eiseres inkomsten heeft ontvangen uit haar werkzaamheden als kapster en stortingen op haar rekening heeft ontvangen. De gemeente heeft een bedrag van € 5.160,56 teruggevorderd van eiseres. Eiseres heeft betoogd dat de stortingen afkomstig waren van leningen van haar zoon en dochter, maar de rechtbank oordeelt dat zij geen bewijs heeft geleverd voor deze leningen. De verklaringen van haar zoon en dochter zijn als achteraf opgesteld en niet concreet genoeg om aan te tonen dat er daadwerkelijk leningen zijn verstrekt. De rechtbank concludeert dat de gemeente terecht de stortingen als middelen heeft aangemerkt en de bijstand heeft herzien en ingetrokken. Eiseres heeft ook aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, maar de rechtbank oordeelt dat de gemeente dit onvoldoende heeft gemotiveerd. Desondanks wordt het beroep ongegrond verklaard, en moet eiseres het bedrag terugbetalen. De gemeente wordt wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Rezaie),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, de gemeente

(gemachtigde: J.C. de Roos).

Procesverloop

Bij besluit van 6 november 2018 (het primaire besluit) heeft de gemeente het recht van eiseres op bijstand herzien in de maanden februari 2016, juni 2016, oktober 2016, maart 2017, april 2017 en augustus 2017 omdat eiseres inkomsten heeft ontvangen uit haar werkzaamheden als kapster en stortingen op haar rekening heeft ontvangen. Ook is het recht op bijstand ingetrokken over de maanden juli 2016 en juli 2017 vanwege inkomsten boven de bijstandsnorm. Gelet hierop heeft de gemeente een bedrag teruggevorderd van € 5.160,56.
Bij besluit van 1 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft de gemeente het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De gemeente heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. M. Aynan, als waarnemer voor haar gemachtigde. De gemeente heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt de volgende feiten vast. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Naar aanleiding van een mogelijke samenwoning tussen eiseres en haar ex-echtgenoot is de gemeente een onderzoek gestart naar de woonsituatie van eiseres. De gemeente heeft de bankafschriften van eiseres over de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2017 onderzocht. Hieruit is gebleken van stortingen op de bankrekening van eiseres.
2. Eiseres moet op verzoek van de gemeente of direct uit zichzelf alle feiten en omstandigheden aan de gemeente melden waarvan haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Dit wordt ook wel de inlichtingenplicht genoemd. De gemeente herziet de bijstandsuitkering als eiseres door schending van de inlichtingenplicht tot een te hoog bedrag bijstand heeft ontvangen.
3. De gemeente heeft gezegd dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden doordat er kasstortingen hebben plaatsgevonden op haar rekening die zij niet heeft gemeld. Dit zijn volgens de gemeente middelen (inkomen) waarover eiseres kon beschikken om van te leven. Op zich is bij de gemeente bekend dat eiseres kapperswerkzaamheden verricht en daarvoor heeft eiseres ook een vrijstelling tot 25%. Zij heeft over de maanden die hiervoor zijn genoemd ook inkomsten gemeld bij de gemeente. Maar de opgegeven inkomsten komen niet overeen met de kasstortingen en bijschrijvingen.
4. De rechtbank moet beoordelen of de gemeente terecht de stortingen op de bankrekening van eiseres als middelen heeft beschouwd waarover zij kon beschikken.
5. Volgens rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken [1] betekent het feit dat een bankrekening op iemands naam staat, dat het geld dat op die bankrekening staat een middel is waarover hij of zij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Ook zijn stortingen op die rekening middelen waarover iemand beschikt of kan beschikken, tenzij die persoon het tegendeel aannemelijk maakt. De bewijslast ligt in dat geval bij de bijstandsgerechtigde, in dit geval dus eiseres.
Stortingen februari 2016 en juni 2016
6. De gemeente heeft het recht van eiseres op bijstand over de maanden februari 2016 en juni 2016 herzien vanwege een contante storting van € 570,- in februari en van € 550,- in juni.
7. Eiseres heeft hierover gezegd dat zij dit geld heeft geleend van haar zoon [A (voornaam)] om de huur te kunnen betalen. Hiervan is geen overeenkomst van geldlening. Verder zegt eiseres dat zij het geld aan hem heeft terugbetaald door voor hem de zorgverzekering te betalen. Dit kan eiseres niet aantonen.
8. Volgens de hoogste rechter kan alleen rekening worden gehouden met schulden waarvan aannemelijk is gemaakt dat zij bestaan en waaraan een daadwerkelijke verplichting tot terugbetaling is verbonden. Eiseres heeft geen overeenkomst overgelegd waaruit blijkt dat het een lening betreft en heeft ook niet onderbouwd dat sprake is van een terugbetaling aan haar zoon, door middel van het betalen van zijn zorgverzekering. De rechtbank beslist dat de gemeente daarom terecht deze stortingen als middelen heeft aangemerkt waarover eiseres kon beschikken en dus terecht de bijstand van eiseres herzien heeft over deze twee maanden.
Storting juli 2016
9. De gemeente heeft verder de bijstand van eiseres over de maand juli 2016 ingetrokken vanwege een contante storting van € 1.960,-.
10. Eiseres heeft hierover gezegd dat zij € 1.750,- heeft geleend van haar zoon [A (voornaam)] . Zij heeft het gestort op de rekening omdat zij een girokwartaal rekening heeft waarbij zij eenmaal per drie maanden een positief saldo op haar rekening moet hebben. Er is een overeenkomst van geldlening. Eiseres kan niet aantonen dat zij het geld heeft terugbetaald.
11. De rechtbank beslist dat de gemeente deze storting terecht als middel heeft aangemerkt waarover eiseres kon beschikken en dus terecht de bijstand van eiseres heeft ingetrokken over deze maand. De door eiseres overgelegde verklaring van haar zoon is achteraf opgesteld en bewijst daarom niet dat er in juli 2016 een overeenkomst van geldlening is gesloten. Ook blijkt hieruit niet dat er concrete betalingsafspraken zijn gemaakt. Gelet hierop heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij de € 1.750,- heeft geleend van haar zoon. Voor de overige € 200,- heeft zij geen verklaring afgelegd.
Storting oktober 2016
12. De gemeente heeft het recht van eiseres op bijstand over de maand oktober 2016 herzien vanwege drie contante stortingen van in totaal € 173,20.
13. Eiseres heeft hierover gezegd dat haar zoon het geld nodig had. Zij geeft aan dat zij op 8 juli 2016 € 100,- heeft opgenomen en dat zij dit op 21 oktober 2016 heeft teruggestort. Op 13 oktober heeft zij verder € 50,- opgenomen en vervolgens € 60,- gestort. Dit was een vergissing.
14. De rechtbank beslist dat de verklaringen van eiseres over de herkomst van de stortingen niet concreet en controleerbaar onderbouwd zijn. Dat er een verband bestaat tussen de opname op 8 juli 2016 en de storting op 21 oktober 2016 is niet aangetoond. De rechtbank stelt ook vast dat de gestelde opname van € 50,- op 13 oktober, een overschrijving betreft aan haar zoon en geen pinopname. Nu de juistheid van de verklaringen van eiseres niet kan worden vastgesteld, heeft de gemeente zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van inkomsten die eiseres niet heeft gemeld aan de gemeente. De gemeente heeft terecht de bijstand herzien over deze maand.
Stortingen maart 2017 en april 2017
15. De gemeente heeft het recht van eiseres op bijstand over de maand maart 2017 herzien vanwege drie contante stortingen van in totaal € 392,40. Ook heeft de gemeente het recht van eiseres op bijstand herzien over de maand april vanwege een storting van € 380,-.
16. Eiseres heeft hierover aangegeven dat zij in de maand maart heel veel opnames heeft gedaan (in totaal € 700,-) om boodschappen van te doen. Het geld dat zij niet had uitgegeven, heeft zij teruggestort omdat zij niet teveel contant geld in huis wilde hebben. Zij kan niet aantonen dat het bedrag van € 392,40 over was na het boodschappen doen. Over de maand april zegt zij dat zij op 20 april 2017 € 850,- had opgenomen en dat het geld dat zij later die maand heeft gestort, over was.
17. De rechtbank beslist dat de verklaringen van eiseres over de herkomst van de stortingen niet concreet en controleerbaar onderbouwd zijn. Gelet hierop heeft de gemeente zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van inkomsten die niet zijn gemeld. De gemeente heeft terecht de bijstand herzien over deze maand.
Stortingen juli 2017
18. De gemeente heeft het recht op bijstand van eiseres over de maand juli 2017 ingetrokken vanwege vier contante stortingen van in totaal € 6.250,-.
19. Eiseres heeft hierover allereerst gezegd dat deze stortingen niet te zien zijn op de bankafschriften over juli 2017, maar dat er wel stortingen te zien zijn in juni 2017. Verder heeft eiseres gezegd dat zij op 28 juni 2017 € 3.000,- heeft geleend van haar dochter voor een operatie in Turkije. Omdat die niet kon doorgaan heeft ze dat geld weer contant aan haar dochter teruggegeven, die vervolgens met hulp van dat geld op kamers is gaan wonen in [plaatsnaam] . De storting van € 2.000,- betreft zorgtoeslag en huurtoeslag die ze heeft gepind en toen heeft ze dat weer teruggestort omdat de operatie niet doorging. Verder betreft een deel van de stortingen de uitkering zelf en een kredietfaciliteit.
20. De rechtbank stelt vast, en dit is door de gemeente ook toegegeven tijdens de zitting, dat de stortingen niet in juli 2017 zijn gedaan maar in juni 2017 en wel op 1 juni (€ 250,-), op 16 juni (€ 1.000,-), op 28 juni (€ 3.000,-) en op 29 juni (€ 2.000,-). Dit heeft de gemeente dus niet goed opgeschreven in het besluit. Dit maakt alleen geen verschil voor de zaak van eiseres want zij is niet benadeeld doordat de gemeente dit verkeerd heeft opgeschreven. De bedragen die zijn gestort, heeft de gemeente namelijk wel goed opgeschreven.
21. De door eiseres overgelegde verklaring van haar dochter over de lening van € 3.000,- is achteraf opgesteld en bewijst daarom niet dat er in juli 2017 een overeenkomst van geldlening is gesloten. Ook blijkt hieruit niet dat er concrete betalingsafspraken zijn gemaakt voor terugbetaling. Daarom heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het bedrag van € 3.000,- een lening betreft. Over de andere stortingen beslist de rechtbank dat de verklaringen van eiseres over de herkomst hiervan niet concreet en controleerbaar onderbouwd zijn. De rechtbank beslist dat de gemeente terecht deze stortingen als middelen heeft aangemerkt waarover eiseres kon beschikken en dat de gemeente dus terecht de bijstand van eiseres heeft ingetrokken over deze maand.
Storting augustus 2017
22. De gemeente heeft het recht op bijstand van eiseres over de maand augustus 2017 herzien vanwege een contante storting van € 400,-.
23. Over dit bedrag heeft zij gezegd dat haar zoon geld nodig had voor kleren en hij dit aan zijn vader heeft gevraagd. Eiseres weet niet waarom haar ex-man het geld op haar rekening heeft gestort. Eiseres geeft aan dat zij het geld contant heeft teruggegeven aan haar kinderen om terug te geven aan hun vader.
24. De rechtbank beslist dat deze verklaring van eiseres over de herkomst van de storting en de stelling dat zij het heeft teruggegeven niet concreet en controleerbaar onderbouwd is. De rechtbank beslist dat de gemeente terecht deze stortingen als middel heeft aangemerkt waarover eiseres kon beschikken en dat de gemeente dus terecht de bijstand van eiseres heeft herzien over deze maand.
Conclusie intrekking en herziening
25. De rechtbank beslist, gelet op hetgeen hierboven is gezegd, dat de gemeente terecht het recht op bijstand van eiseres heeft herzien in de maanden februari 2016, juni 2016, oktober 2016, maart 2017, april 2017 en augustus 2017 en terecht heeft ingetrokken over de maanden juli 2016 en juni 2017.
Dringende redenen om af te zien van terugvordering
26. Eiseres vindt dat de gemeente niet heeft gemotiveerd dat geen sprake is van dringende redenen. Zij wijst op haar gezondheidsproblemen, de omstandigheid dat zij schulden heeft en dat haar gezondheid het niet toelaat dat zij meer werkt dan 3 uur per week. Zij zal in een zeer lastige situatie terecht komen als zij deze bedragen moet terugbetalen.
27. De rechtbank is het met eiseres eens dat de gemeente in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van dringende redenen om af te zien van terugvordering. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres gewezen op haar medische situatie. De gemeente heeft in het bestreden besluit alleen gezegd dat niet is gebleken dat er dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. Daarmee is in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd op de bezwaren van eiseres gereageerd.
28. Tijdens de zitting heeft de gemeente het standpunt ingenomen dat de door eiseres aangevoerde individuele omstandigheden onvoldoende zijn om aan te nemen dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen heeft voor haar en dat zij haar stellingen niet heeft onderbouwd. De rechtbank volgt de gemeente hierin. De rechtbank beslist dat het niet aannemelijk is dat eiseres door het hiervoor geconstateerde gebrek in de motivering van het bestreden besluit is benadeeld. Het gebrek in het besluit wordt daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht gepasseerd. Ook al bevat het bestreden besluit dus een gebrek, het beroep is daardoor niet gegrond. Dit betekent dat eiseres het bedrag van € 5.160,56 aan de gemeente moet terugbetalen.
29. Omdat het bestreden besluit een formeel gebrek heeft, moet de gemeente wel de proceskosten van eiseres vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.024,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen van de gemachtigde op de zitting).
30. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de gemeente in de proceskosten tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Beijl, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.De Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 6 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:667.