ECLI:NL:RBMNE:2019:6519
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake verwijtbare werkloosheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig militair, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, maar het UWV weigerde deze uitkering op de grond dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden. Eiser had in dienst van de werkgever gewerkt, maar was ontheven uit zijn opleiding en ontslagen vanwege zijn houding en gedrag. Eiser stelde dat zijn medische klachten, waaronder hartklachten, de oorzaak waren van zijn gedrag en dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar deze klachten.
De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had aangenomen dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank volgde de redenering van het UWV dat eiser had kunnen weten dat zijn gedrag een dringende reden voor ontslag was. Eiser had diverse waarschuwingen ontvangen en was bij herhaling afspraken met de werkgever niet nagekomen. De rechtbank concludeerde dat er geen verband was tussen de medische klachten van eiser en zijn gedrag, en dat het UWV voldoende onderzoek had gedaan naar de situatie van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.