De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De rechtbank vindt het, gelet op wat ter zitting is besproken, aannemelijk dat eiser tijdig pro forma bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit.
De rechtbank heeft, met toestemming van eiser, met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken
Het beroep van eiser gaat nog over twee documenten. Verweerder heeft beslist om het document met nummer 17E, het Bodemsaneringsrapport Bornia, openbaar te maken met uitzondering van de persoonsgegevens. Eiser heeft het rapport vervolgens ontvangen, waarbij verweerder toch de bedragen heeft weggelakt. Verweerder heeft eiser in beroep alsnog een ongelakte versie toegestuurd. Dit betekent dat er over de openbaarmaking van dit document nu feitelijk geen discussie tussen partijen meer bestaat. Eiser heeft dit ook bevestigd, maar hij wil wel vergoeding van zijn griffiegeld, omdat verweerder een fout heeft gemaakt die heeft geleid tot het instellen van beroep.
Eiser heeft hierin geen gelijk. Het gaat hier om de feitelijke uitvoering van het bestreden besluit, die geen juridische verandering te weeg brengt. De rechtspositie van eiser blijft dus gelijk. Eiser had verweerder kunnen bellen of mailen om de juiste versie te ontvangen. Dat heeft hij nagelaten, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Hij had geen beroep hoeven in te stellen om dit document te verkrijgen. Er bestaat dus ook geen aanleiding om het beroep om die reden gegrond te verklaren en eiser het griffierecht te vergoeden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het tweede document is het document met nummer 3 E. Dit is de financiële eindverantwoording landgoed Oostbroek. Eiser heeft er een probleem mee dat verweerder op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob de financiële gegevens heeft weggelakt. Hij wil kunnen controleren of de subsidie die verweerder heeft verleend wel juist is besteed en wil daarom openbaarmaking van zowel de inkomsten als de uitgaven die op het document staan vermeld.
De inkomsten zijn, naast de subsidie die verweerder heeft verleend, de subsidiebedragen die derden hebben gegeven aan de Stichting Het Utrechts Landschap voor de uitvoering van het project, als ook het totaalbedrag dat met het project was gemoeid. Verweerder vindt het niet aangewezen om deze bedragen van derden openbaar te maken. Ter zitting heeft verweerder aangevuld dat het Wob-verzoek erop gericht is om de overheidsuitgaven te kunnen controleren en dat, in dat licht bezien, er geen aanleiding bestaat om ook de bedragen die onder andere de Postcodeloterij en het Carel Nengerman Fonds hebben verstrekt, openbaar te maken. Eiser stelt dat hij dergelijke informatie ook op internet kan terugvinden.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. Van belang is daarbij dat verweerder in bezwaar is overgegaan tot verdergaande openbaarmaking van het rapport. Openbaar is gemaakt wat de financiële bijdrage van de provincie is en welk percentage van het totaal dat is. Wat verweerder openbaar heeft gemaakt staat in directe relatie tot het Wob-verzoek. Verweerder mocht ervan uitgaan dat de financiering door (private) derden, niet tot het verzoek behoorde. Met de toelichting van verweerder op de zitting heeft hij de motivering in het bestreden besluit in voldoende mate aangevuld om de weigering van openbaarmaking te kunnen dragen.
Over de uitgaven heeft verweerder overwogen dat het gaat om de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van het project. Verweerder vindt dat hij geen ongewenst inzicht mag geven in de financiële bedrijfsvoering van de betrokken externe partijen. De informatie is volgens hem dermate detaillistisch dat het een goed inzicht geeft in de bedrijfs- economische processen van de subsidieontvanger en van externe partijen. Het gaat volgens verweerder om concurrentiegevoelige gegevens.
De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat openbaarmaking van tarieven en concrete bedragen voor de uitgevoerde werkzaamheden onevenredig nadeel oplevert voor degenen die deze werkzaamheden voor de daar genoemde prijs hebben uitgevoerd. Dit gaat niet alleen om bijvoorbeeld aannemers die werkzaamheden hebben uitgevoerd, maar ook de kosten van de medewerkers van de Stichting Het Utrechts Landschap horen daarbij. Deze bedragen kunnen inderdaad worden aangemerkt als concurrentiegevoelige informatie; bij een volgend project heeft een derde partij namelijk zicht op de prijs waarvoor het bij het project betrokken bedrijf of de bedrijven de werkzaamheden hebben verricht. Want de openbaarmaking is niet alleen voor eiser, maar voor iedereen. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de Stichting Het Utrechts Landschap ook inschrijft op projecten en subsidies en daarbij de concurrentie aangaat met andere landschapsbeheerders. De Stichting Het Utrechts Landschap zou onevenredig benadeeld worden als haar “concurrenten” bij een inschrijving weten wat haar uurprijzen zijn. Het belang van de Stichting Het Utrechts Landschap en het belang van de ingehuurde bedrijven om de cijfers in de boeken te houden, weegt daarom zwaarder dan het belang van openbaarheid.