Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding, die op 12 oktober 2017 bij [gedaagde sub 1] is bezorgd;
- de conclusie van antwoord, met een incident van relatieve onbevoegdheid en voorwaardelijke tegeneisen;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in het incident van 31 januari 2018, waarin de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard en de zaak naar de handelskamer van de rechtbank heeft verwezen;
- de conclusie van antwoord op de tegeneisen, met producties en bewijsaanboden;
- de conclusie van repliek van [eiser sub 1] , met conclusie van antwoord op de tegeneisen, akte wijziging van de eis, met producties en bewijsaanboden;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde sub 1] , conclusie van repliek voor de tegeneisen, met producties;
- de conclusie van dupliek voor de tegeneisen, met een productie en aanvullende bewijsaanboden;
- het tussenvonnis van 24 april 2019;
- de brief van [gedaagde sub 1] van 30 september 2019, met een productie;
- het proces-verbaal van de comparitie van 2 oktober 2019.
3.De beslissing
in de vier maanden daarnaverhinderd zijn; hij moet bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrijlaten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
;