ECLI:NL:RBMNE:2019:6452

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
NL18.18623 en NL19.4717
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door ouder jegens gastouder met beschuldigingen van kindermisbruik

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een gastouder en een ouder. De ouder beschuldigde de gastouder van kindermisbruik en heeft stelselmatig instanties benaderd om de gastouder te schaden, ondanks het ontbreken van bewijs voor deze beschuldigingen. De gastouder, eiseres, vorderde schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade die zij heeft geleden door de onrechtmatige daad van de ouder, verweerster. De rechtbank oordeelde dat de ouder onrechtmatig heeft gehandeld door lasterlijke berichten te verspreiden, wat heeft geleid tot het verlies van haar werk als gastouder en aanzienlijke psychische schade. De rechtbank kende de gastouder een schadevergoeding toe van € 1.000,- voor immateriële schade en verwees de materiële schade naar een schadestaatprocedure. De vordering van de ouder in de vrijwaringszaak tegen de gastouderbureaus werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de gastouderbureaus op basis van de meldingen van de ouder hebben gehandeld. De rechtbank veroordeelde de ouder tot betaling van de proceskosten aan de gastouder.

Uitspraak

vonnis

_

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Zittingsplaats Lelystad
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 28 november 2019
in de zaak met zaaknummer: NL18.18623 van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] , advocaat D. Rezaie,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster, hierna te noemen: [verweerster] , advocaat G.J. Wilts,
en in de zaak met zaaknummer NL19.4717 van
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [verweerster] , advocaat G.J. Wilts,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gastouderbureau sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna te noemen [gastouderbureau sub 1] advocaat B.P.R. Milar,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gastouderbureau sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna te noemen [gastouderbureau sub 2] , advocaat S. Arakelyan te Schiedam.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het vrijwaringsincident van 31 januari 2019
  • het verweerschrift
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 6 september 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding
  • het verweerschrift van [gastouderbureau sub 1]
  • het verweerschrift van [gastouderbureau sub 2]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 6 september 2019.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaring

3.1.
[eiseres] is in 2009 gestart met de exploitatie van een kinderopvangvoorziening. Zij ving kinderen van zogenoemde vraagouders op en ontving daarvoor een vergoeding.
3.2.
Vanaf 2010 hebben [verweerster] en haar toenmalige partner hun twee kinderen [kind 1] (geboren in 2006) en [kind 2] (geboren in 2008) ondergebracht bij de kinderopvangvoorziening van [eiseres] .
3.3.
[gastouderbureau sub 1] is een gastouderbureau dat diensten aanbiedt voor vraagouders en zorgouders in de vorm van administratieve begeleiding ten behoeve van de formele plaatsing van een kind van een vraagouder bij een zorgouder. Incidenteel bemiddelt [gastouderbureau sub 1] tussen vraagouder en zorgouder. Ter formalisering van de opvang van de kinderen van [verweerster] is [gastouderbureau sub 1] met [eiseres] een “Overeenkomst tussen Gastouderbureau en Gastouder voor begeleiding kinderopvang” aangegaan. Daarnaast is tussen [gastouderbureau sub 1] en [verweerster] een Plaatsingsovereenkomst gesloten, waarbij een opzegtermijn van 3 maanden is overeengekomen.
3.4.
[gastouderbureau sub 2] exploiteerde tot 2015 een gastouderbureau, dat onder meer bemiddelde voor [eiseres] . Sinds 2011 heeft zij voor [eiseres] geen bemiddeling meer verricht.
3.5.
Begin 2012 is tussen [eiseres] en [verweerster] onenigheid ontstaan over onder meer de tijdstippen waarop de kinderen werden gebracht en gehaald. Na een incident op
12 maart 2012 zijn de kinderen van [verweerster] niet meer bij [eiseres] geweest. In een brief van 21 maart 2012 aan [gastouderbureau sub 1] heeft [verweerster] een klacht tegen [eiseres] ingediend en de Plaatsingsovereenkomst opgezegd.
3.6.
[gastouderbureau sub 1] heeft de opvang van de kinderen van [verweerster] bij [eiseres] stopgezet per 1 mei 2012.
3.7.
Op 5 september 2012 heeft [verweerster] aangifte gedaan tegen [eiseres] van misbruik van haar kinderen dat zou hebben plaatsgevonden in de periode (van 2010 tot 21 februari 2012) toen de kinderen door [eiseres] werden opgevangen. In verband met de aangifte is [eiseres] op 25 januari 2013 gehoord door de politie. Zij is niet aangehouden of vervolgd.
3.8.
Op 27 maart 2013 heeft [eiseres] aangifte gedaan tegen [verweerster] wegens vernieling van de auto van [eiseres] .
3.9.
In een ‘Meldingsformulier klachten inspectie kinderopvang’ van de GGD
Flevoland van 8 april 2013 staat:
Aard van de klacht: mevrowu (…) vraagt zich af of GGD op de hoogte is van melding tegen gastouder
[eiseres] in juli 2012?
voormalig gastouder mevrowu (…) heeft in juli 2012 van haar zoontjes verontrustende berichten gehad, welke betrekkign hebben op seksueel misbruik door de gastouder.
mevrouw (…) heetf hiervan in juli 2012 melding gemaakt bij GOB [gastouderbureau sub 1] , Politie, oke punt.
De 3 instanties hebben aangegeven hiervan melding te maken bij de GGD, mevrouw [verweerster] wil weten of dit is
gebeurt? (…)”
3.10.
Op 12 april 2013 heeft [verweerster] een e-mailbericht gestuurd aan de ‘Toezichthouder Wet Kinderopvang’ van de GGD Flevoland, met een cc naar de gemeente [gemeente] . In deze mail staat onder meer:
“Eind juli 2012 vertelden mijn kinderen mij dat zij seksueel zijn misbruikt door mevrouw [eiseres] . Zij vertelden zulke gedetailleerde dingen, dat een kind niet kan verzinnen. Ik heb hiervan direct melding gedaan bij de politie en het gastouderbureau ( [gastouderbureau sub 1] ) waar mijn kinderen zaten. In augustus is het gastouderbureau bij de politie geweest. In september kon ik uiteindelijk de daadwerkelijke aangifte doen gezien er eerder geen mogelijkheid was voor de politie i.v.m. bezetting. Vervolgens werd mijn oudste zoontje in oktober in de kinderstudio verhoord en in eind januari 2013 werd mevrouw [eiseres] als verdachte verhoord. De politie vertelden mij toen dat de zaak werd afgerond en werd doorgestuurd naar de officier van Justitie. De vraag is nu of er voldoende bewijs is om haar te vervolgen.
(…)
Ik heb vervolgens het gastouderbureau hierover benaderd en zij meldde mij dat de politie i.v.m. het onderzoek destijds hebben bevolen geen contact op te nemen met vraagouders, gastouderbureaus en de GGD. (…)
Inmiddels zijn er al een aantal mensen op de hoogte van de zaak omdat wij vonden dat zij het recht hadden om dit te weten. Het gaat hierbij om o.a. gastouderbureau [gastouderbureau sub 2] en [gastouderbureau 3] . Zij waren niet op de hoogte van de zaak. De politie is naar mijnsinziens zeer nalatig geweest en had uitvoeriger onderzoek moeten doen. Gezien het feit dat de overige gastouderbureaus hiervan niet op de hoogte zijn, geeft al aan dat er niet volledig onderzoek is verricht. Zij verwijten dat zij slechts belast zijn met waarheidsvinding en dat het niet hun plicht is om melding te doen bij de GGD, maar dat het gastouderbureau hiervoor verantwoordelijk is. De vraag is waar ligt die verantwoordelijkheid?
Wat wij willen is dat zij uit haar functie wordt ontheven en dat het leed van andere kinderen wordt voorkomen.
Dat zij zal worden gestraft van wat zij ons heeft aangedaan.(…)”
3.11.
Naar aanleiding van het bericht van [verweerster] van 12 april 2013 hebben twee toezichthouders van de GGD op 25 april 2013 een onaangekondigde inspectie uitgevoerd bij [eiseres] .
3.12.
Op respectievelijk 8 mei 2013 en 30 mei 2013 hebben [gastouderbureau sub 1] en [gastouderbureau sub 2] [eiseres] uit hun gastouderbestand uitgeschreven. In zijn brief van 8 mei 2013 schrijft de heer [A] van [gastouderbureau sub 1] :
“Naar aanleiding van de beschuldigingen die tegen u zijn geuit heb ik besloten om u uit te schrijven bij mijn bureau.”
Op 30 mei 2013 motiveert [B] de uitschrijving uit het bestand van [gastouderbureau sub 2] aldus:
“De reden hiervoor is het feit dat er zoveel dermate ernstige zaken spelen rond jouw persoon, dat er van een vertrouwensrelatie, noodzakelijk voor goede kinderopvang, geen sprake meer kan zijn.”
Een ander gastouderbureau waar [eiseres] stond ingeschreven, [gastouderbureau 3] , heeft op 16 april 2013 de samenwerking met [eiseres] per direct beëindigd wegens een vertrouwensbreuk.
3.13.
Op 24 april 2013 is [eiseres] in de plaatselijke supermarkt door [verweerster] uitgescholden en geslagen. [eiseres] heeft aangifte gedaan tegen [verweerster] wegens mishandeling.
3.14.
In het klachtenformulier van GGD Flevoland van 29 april 2013 staat:
“ (…) is tevreden over de opvang van zijn kinderen bij go [eiseres] . Nu is door een melding bij GOB opvang NL de koppeling met mevr. [eiseres] per 16 april jl. stop gezet wegens vermoedens van ongewenste omgansvormen (zie ook formulieren van go [eiseres] ). Vraagouder wil graag blijven bij go [eiseres] , maar geen GOB wil de koppeling overnemen. kan dit?”
3.15.
Bij Besluit van 3 juni 2013 heeft de gemeente [gemeente] [eiseres] met ingang van 1 juli 2013 verwijderd uit het Landelijk Register Kinderopvang.
3.16.
[verweerster] heeft op 17 juli 2013 een klaagschrift ex artikel 12 Sv ingediend over het uitblijven van strafvervolging van [eiseres] . De klacht is afgewezen.
3.17.
In het doktersjournaal van [eiseres] is in de loop van 2015 vermeld:
“Vals beschuldigd van seksueel misbruik door ouders van kinderen die zij als gastouder in
opvang had. (…)
Erg emotioneel, wanhoop nabij. (…)
Haar leven is geruïneerd, ook dat van haar partner en kinderen. Het is erg moeilijk en eigenlijk ondraaglijk om daarmee om te gaan.
Zit er helemaal doorheen. Wordt bedreigd, auto vernield, ruiten ingegooid/met eieren bekogeld. (…)
In de bijstand beland, durft niet meer in de kinderopvang te werken. Vertrouwt niemand meer.”
3.18.
De advocaat van [eiseres] heeft [verweerster] op 11 april 2018 een brief “stuiten verjaring aansprakelijkheid” gezonden, waarin [verweerster] onder meer aansprakelijk wordt gehouden voor schade van [eiseres] ten gevolge van het verspreiden van lasterlijke berichten over [eiseres] .

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair, [verweerster] veroordeelt tot betaling van de door [eiseres] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, die het gevolg is van de onrechtmatige daad gepleegd door [verweerster] jegens [eiseres] , deze schade op te maken bij staat door verwijzing naar de schadestaatprocedure als bedoeld in art. 612 e.v. Rv;
subsidiair, in het geval de rechtbank oordeelt dat de omvang van de schade voldoende is komen vast te staan, [verweerster] veroordeelt tot betaling van de onderbouwde en gevorderde schade voor een bedrag van € 487.471,=;
[verweerster] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf 16 april 2018, zoals aangezegd in de brief van 11 april 2018, tot de dag der algehele voldoening;
[verweerster] veroordeelt in de kosten van deze procedure in de hoofdzaak.
4.2.
[verweerster] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.4.
[verweerster] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gastouderbureau sub 1] en [gastouderbureau sub 2] veroordeelt om aan [verweerster] te betalen al hetgeen waartoe [verweerster] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met uitzondering van enige veroordeling wat betreft de posten schade en camera’s;
[gastouderbureau sub 1] en [gastouderbureau sub 2] veroordeelt in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis in vrijwaring en te vermeerderen met wettelijke rente indien en voor zover voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt.
4.5.
[gastouderbureau sub 1] en [gastouderbureau sub 2] voeren verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
[eiseres] baseert haar vorderingen op hetgeen onder de feiten is vermeld en daarnaast op het volgende. [verweerster] heeft onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld door – in strijd met het dringende advies van de politie en in strijd met het vervolgingsmonopolie van het openbaar ministerie – lasterlijke berichten over haar te verspreiden bij de gemeente [gemeente] , de gastouderbureaus [gastouderbureau sub 1] , [gastouderbureau 3] en [gastouderbureau sub 2] . Naar aanleiding van deze berichten hebben de gastouderbureaus [gastouderbureau sub 1] , [gastouderbureau sub 2] en [gastouderbureau 3] [eiseres] uit hun gastouderbestand uitgeschreven en daarnaast heeft de GGD de gemeente [gemeente] geadviseerd om [eiseres] uit te schrijven uit het Landelijk Register
Kinderopvang. [verweerster] heeft zelfs de kinderen van [eiseres] benaderd middels vreemde beschuldigende berichten en berichten geplaatst op facebook. Daarnaast heeft [verweerster] op 24 april 2013 in de plaatselijke supermarkt [eiseres] uitgescholden en mishandeld. De zwartmakerijen hebben desastreuze gevolgen gehad voor de kinderopvangvoorziening en dus het inkomen van [eiseres] , die bovendien arbeidsongeschikt is geworden omdat zij kampt met psychische problemen door de valse beschuldigingen. [eiseres] heeft door het onrechtmatig handelen van [verweerster] zowel immateriële als materiële schade geleden.
5.2.
[verweerster] beroept zich allereerst op verjaring en betwist daarnaast dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, omdat naar haar mening melding gemaakt mocht worden van het misbruik van haar kinderen. Zij beroept zich op een rechtvaardigingsgrond, althans overmacht. Voor zover zij al onrechtmatig heeft gehandeld ontbreekt het causaal verband, aangezien niet [verweerster] maar de gastouderbureaus [eiseres] hebben uitgeschreven. Ook is de schade op geen enkele manier onderbouwd en is er sprake van eigen schuld, aldus steeds [verweerster] .
verjaring
5.3.
Op grond van artikel 3:310 BW verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
5.4.
De schade die [eiseres] stelt te lijden door het onrechtmatig handelen van [verweerster] bestaat uit immateriële schade en schade wegens verlies van inkomen omdat [eiseres] niet meer kan werken als gastouder. Van (een deel van) deze schade was [eiseres] voor het eerst op de hoogte vanaf 16 april 2013, toen gastouderbureau [gastouderbureau 3] haar heeft uitgeschreven. Ten tijde van het versturen van de aansprakelijkstelling door [eiseres] op 11 april 2018 (zie punt 3.18.) waren nog geen vijf jaren verlopen na het moment dat [eiseres] op de hoogte was van de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Het beroep op verjaring wordt verworpen.
5.5.
[eiseres] lijkt een deel van haar vordering te baseren op de stelling dat de Plaatsingsovereenkomst door [verweerster] destijds onrechtmatig is beëindigd omdat geen opzegtermijn van drie maanden is gehanteerd. Zij vordert alsnog betaling van het verschuldigde over de drie onbetaalde maanden. [verweerster] heeft aangevoerd dat deze vordering is verjaard omdat de opzegging dateert van 21 maart 2012 en de aansprakelijkstelling van [eiseres] dateert van 11 april 2018, zodat ten tijde van de aansprakelijkstelling de verjaringstermijn van vijf jaren was verstreken. Op dit verweer heeft [eiseres] niet gereageerd zodat de rechtbank ervan uitgaat dat [eiseres] erkent dat dit deel van de vordering is verjaard. De vordering is niet toewijsbaar voor zover deze ziet op de opzegging.
onrechtmatige daad
5.6.
Uit de onder de feiten weergegeven gang van zaken blijkt dat de politie onderzoek heeft gedaan naar aanleiding van de aangifte door [verweerster] , maar geen aanleiding heeft gezien over te gaan tot aanhouding van [eiseres] . Door het benaderen van de verschillende gastouderbureaus die bemiddelden voor [eiseres] en het daarnaast benaderen van zowel de GGD als de gemeente [gemeente] , heeft [verweerster] de naam van [eiseres] als gastouder geschaad. [verweerster] deed dit bewust: zij schrijft immers dat zij wil dat [eiseres] wordt gestraft. Door op eigen houtje [eiseres] in een kwaad daglicht te stellen, hoewel de politie niet tot vervolging wilde overgaan en met het expliciete doel het werk als gastouder
voor [eiseres] onmogelijk te maken, heeft [verweerster] gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarnaast was ook het slaan onrechtmatig jegens [eiseres] .
5.7.
Het beroep van [verweerster] op een rechtvaardigingsgrond slaagt niet. De gestelde omstandigheid dat [verweerster] er stellig van was (en is) overtuigd dat haar kinderen zijn misbruikt, rechtvaardigt niet dat zij de goede naam van [eiseres] bij alle betrokken instanties zwart maakt en [eiseres] het werken onmogelijk maakt. Dat geldt temeer nu [verweerster] [eiseres] niet eenmaal in een opwelling heeft beschuldigd, maar naar eigen zeggen stelselmatig de gastouderbureaus en het AMK telefonisch heeft benaderd en zich daarnaast eerst telefonisch en vervolgens middels een uitvoerig e-mailbericht heeft gewend tot de GGD en de gemeente [gemeente] . De bij [verweerster] levende verdenking van misbruik vormt geen rechtvaardiging voor die gedragingen.
causaal verband
5.8.
[verweerster] meent dat het causaal verband ontbreekt tussen de onrechtmatige daad en het inkomensverlies van [eiseres] . [verweerster] wijst erop dat zij enkel melding heeft gemaakt van misbruik van haar kinderen; het zijn de gastouderbureaus geweest die hebben besloten [eiseres] uit te schrijven. [verweerster] voert verder aan dat gastouderbureau [gastouderbureau sub 2] al sinds 2011 niet meer bemiddelde voor [eiseres] , dat [gastouderbureau sub 1] sinds 2012 niet meer bemiddelde en dat [gastouderbureau 3] slechts tot en met 6 oktober 2013 was geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang, zodat niet aannemelijk is dat [eiseres] (indien [verweerster] geen melding zou hebben gedaan) via die organisaties nog opdrachten zou hebben gekregen.
5.9.
Uit hetgeen onder de feiten in 3.12. en 3.14. is vermeld blijkt dat de meldingen van [verweerster] de reden vormden voor het uitschrijven van [eiseres] als gastouder. [verweerster] meent dat uit de brief van [gastouderbureau sub 2] zou blijken dat er meer meldingen over [eiseres] zouden zijn binnengekomen en dat zij niet kan verifiëren of de vertrouwensbreuk waarvan sprake is bij gastouderbureau [gastouderbureau 3] het gevolg is van de melding van misbruik. Zij heeft echter geen enkel feit of omstandigheid naar voren gebracht waaruit kan volgen dat er meer klachten over [eiseres] zijn ingediend of dat er een andere reden is voor de vertrouwensbreuk met [gastouderbureau 3] . De rechtbank acht dan ook onvoldoende weersproken dat de meldingen van [verweerster] aanleiding zijn geweest om [eiseres] uit te schrijven bij de gastouderbureaus. Deze uitschrijvingen vormden vervolgens de aanleiding voor de gemeente [gemeente] om [eiseres] uit te schrijven uit het Landelijk Register Kinderopvang, hetgeen weer tot gevolg had dat [eiseres] niet meer kon werken als gastouder. Daarmee staat vast dat er een oorzakelijk verband is tussen de meldingen van [verweerster] en het inkomensverlies van [eiseres] .
schade
5.10.
[eiseres] vordert vergoeding van
immateriëleschade. Zij verwijst naar het doktersjournaal en stelt al jaren te kampen met depressie, slaaptekort en haaruitval en sinds 2012 slaapmedicatie te gebruiken. [eiseres] stelt verder zich niet veilig te voelen en psychische klachten te ondervinden van de bedreigingen, mishandeling en het stalken van [verweerster] .
5.11.
[verweerster] heeft niet gemotiveerd betwist dat [eiseres] psychische klachten heeft ontwikkeld ten gevolge van de meldingen van seksueel misbruik en de bedreiging en
mishandeling door [verweerster] . Gelet op vergelijkbare gevallen in de Smartengeldgids zal de rechtbank een bedrag van EUR 1.000,- toewijzen wegens immateriële schade.
5.12.
Ten aanzien van de - gestelde -
materiëleschade voert [eiseres] niet limitatief verschillende posten op.
  • schade wegens inkomensverlies gedurende 16 jaren
  • advocaatkosten en andere juridische kosten
  • schade door rente op noodgedwongen afgesloten leningen
  • eigen risico zorgverzekering
  • niet vergoede medicatie
5.13.
[verweerster] merkt terecht op dat de hoogte van deze vorderingen onvoldoende is onderbouwd. Uit hetgeen hiervoor in 5.9. is overwogen volgt dat voldoende aannemelijk is geworden dat schade is geleden door het onrechtmatig handelen van [verweerster] . Nu [eiseres] aanvoert deze posten in de schadestaatprocedure nader te zullen onderbouwen, zal de vordering met betrekking tot de materiële schade worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
eigen schuld
5.14.
[verweerster] betoogt dat [eiseres] eigen schuld heeft aan het ontstaan van inkomensverlies omdat zij heeft nagelaten te proberen werk te krijgen via andere gastouderbureaus dan de drie ( [gastouderbureau 3] , [gastouderbureau sub 1] en [gastouderbureau sub 2] ) waarbij zij aanvankelijk was ingeschreven en omdat zij zich niet tegen de uitschrijvingen heeft verzet en ook geen ander werk heeft gezocht.
5.15.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] desgevraagd verklaard dat zij vanwege de meldingen van [verweerster] binnen de regio geen enkele kans maakte op bemiddeling door een gastouderbureau. Zij heeft verder verklaard dat zij heeft geprobeerd buiten de regio een gastouderbureau te vinden, maar dat dat mede door haar psychische problemen niet is gelukt.
5.16.
[eiseres] heeft dus gemotiveerd betwist dat de schade (volledig) het gevolg is van omstandigheden die aan haar kunnen worden toegerekend. Dat betekent dat de vergoedingsplicht van [verweerster] niet (geheel) vervalt. Een eigenschuldverweer met betrekking tot concrete schadeposten kan verder in de schadestaatprocedure aan de orde komen.
slotsom
5.17.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt toegewezen tot een bedrag van EUR 1.000,-. Voor het overige wordt de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure.
5.18.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verweerster] veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op
vast recht EUR 79,00 advocaatkosten
EUR 1.086,00totaal EUR 1.165,00
in de vrijwaringszaak
[gastouderbureau sub 1]
5.19.
[verweerster] baseert haar vordering jegens [gastouderbureau sub 1] op de stelling dat [gastouderbureau sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld door [eiseres] uit te schrijven uit het gastouderbestand zonder onderzoek te doen naar de tegen [eiseres] geuite beschuldigingen.
5.20.
[gastouderbureau sub 1] betoogt dat zij destijds in 2013 naar aanleiding van de melding van [verweerster] het landelijk Protocol voor het Gastouderbureau ‘Vermoeden kindermishandeling’ heeft geraadpleegd en alle stappen van dit protocol nauwgezet heeft gevolgd. Daarnaast heeft zij het advies van de politie opgevolgd om geen enkel contact met [eiseres] te onderhouden. De GGD heeft het handelen van [gastouderbureau sub 1] onderzocht en geadviseerd om [eiseres] uit te schrijven omdat er geen koppelingen (met gastouders) meer bestonden. De uitschrijving van [eiseres] uit het gastouderbestand heeft dus plaatsgevonden op advies van de GGD, aldus [gastouderbureau sub 1] .
5.21.
[verweerster] heeft niets ingebracht tegen dit betoog van [gastouderbureau sub 1] . Zij heeft haar stelling dat [gastouderbureau sub 1] onrechtmatig zou hebben gehandeld dan ook volstrekt onvoldoende onderbouwd, zodat haar vordering niet toewijsbaar is. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verweerster] veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gastouderbureau sub 1] tot op heden begroot op vast recht EUR 4.030,00
advocaatkosten
EUR 1.165,00totaal EUR 5.195,00
[gastouderbureau sub 2]
5.22.
[verweerster] baseert haar vordering jegens [gastouderbureau sub 2] op de stelling dat [gastouderbureau sub 2] [eiseres] heeft uitgeschreven uit haar gastouderbestand, waardoor [eiseres] het beroep van gastouder niet meer kon uitoefenen.
5.23.
[gastouderbureau sub 2] wijst erop dat zij sinds juli 2011 geen bemiddeling voor [eiseres] heeft verricht. Het was volgens haar destijds niet voorzienbaar dat er nog een bemiddelingsrelatie met [eiseres] tot stand zou komen, mede omdat [gastouderbureau sub 2] in 2013 haar gastouderbestand aan het afbouwen was aangezien zij wilde verdergaan met het exploiteren van een kinderopvangorganisatie. Bovendien was er een verzoek gedaan door de overheid om niet actieve gastouders uit te schrijven. Het uitschrijven van [eiseres] als gastouder was dan ook niet onrechtmatig, aldus [gastouderbureau sub 2] .
5.24.
[verweerster] heeft niets ingebracht tegen dit betoog van [gastouderbureau sub 2] . Zij heeft haar stelling dat [gastouderbureau sub 2] onrechtmatig zou hebben gehandeld dan ook volstrekt onvoldoende onderbouwd, zodat haar vordering niet toewijsbaar is. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [verweerster] veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gastouderbureau sub 2] tot op heden begroot op
vast recht EUR 4.030,00 advocaatkosten
EUR 1.165,00totaal EUR 5.195,00

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak met nummer NL18.18623
6.1.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [eiseres] van EUR 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2018;
6.2.
veroordeelt [verweerster] tot vergoeding van de schade die [eiseres] heeft geleden door het onrechtmatig handelen van [verweerster] , op te maken bij staat;
6.3.
veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.165,00;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van 6.1. en 6.3.;
in de vrijwaringzaak met nummer 19.4717
6.5.
wijst de vordering van [verweerster] jegens [gastouderbureau sub 1] en [gastouderbureau sub 2] af;
6.6.
veroordeelt [verweerster] in de kosten aan de zijde van [gastouderbureau sub 1] tot op heden begroot op EUR 5.195,00;
6.7.
veroordeelt [verweerster] in de kosten aan de zijde van [gastouderbureau sub 2] tot op heden begroot op EUR 5.195,00;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van 6.6.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2019.